Inleiding tot de rechtswetenschap hoorcolleges + werkgroepen uitwerkingen van alle lesweken
17 views 1 purchase
Course
Inleiding in de rechtswetenschappen (JUR1INLRW1)
Institution
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
Book
Inleiding in het Nederlandse recht
Dit document bevat de volledige uitwerkingen van de hoorcolleges en de werkgroepen van alle lesweken van inleiding tot de rechtswetenschap van Radboud Universiteit bachelor jaar 1.
- Descriptieve algemene regels: zoals het is descripe: beschrijven de werkelijkheid (bijv.
heel veel fietsers steken hun hand niet in het verkeer uit bij het afslaan) (kan evt. een
empirisch onderzoek zijn)
- Normatieve algemene regels: zoals het zou moeten zijn normen: wenselijk gedrag (bijv. in
de wet is bepaald dat fietsers hun hand moeten uitsteken in het verkeer bij het afslaan)
- Waarden: iets wat je waardevol vindt (als wenselijk wordt beschouwd bijvoorbeeld
gelijkheid, rechtszekerheid etc.)
- Descriptieve & normatieve algemene regels
a. Normatieve/prescriptieve regels (Normatief zo behoor je je te gedragen)
- godsdienst (gedragen zoals god dit wil, hoe wordt ik een beter mens in de ogen van god?)
- moraal (hoe moeten wij een goed mens worden? moeilijkheid: iedereen heeft een
andere meningen/levensopvattingen bijvoorbeeld het op vakantie gaan met een vliegtuig,
de een vind dit niet kunnen en de ander wel maar het vermoorden van je buurman is
iedereen over eens dat dit niet mag)
- fatsoensregels (etiketten ben je een aardig persoon in de omgang?)
- rechtsregels (hierbij bepaal je niet zelf of je onderscheidt: de naleving van het recht wordt
door de overheid afgedwongen en dat is het verschil tussen de anderen hierboven. Zij
dwingen dit af d.m.v. straffen)
- Scheiding recht <> moraal en godsdienst (verschil: als een rechter rechtspreekt door zijn
moraal en godsdienst dan heeft iedereen een ander oordeel omdat iedere rechter een
andere moraal en godsdienst heeft je krijgt een gebrek aan rechtszekerheid (kunnen
vertrouwen op je rechten). Die rechtszekerheid (rechtsgelijkheid) kan worden nageleefd
d.m.v. een rechtssysteem.
- Rechtsbronnen (alleen deze bronnen geven recht weer):
Wetten (geschreven recht)
Verdragen (geschreven recht)
Jurisprudentie (ongeschreven recht)
Gewoonterecht (& rechtsbeginselen) (ongeschreven recht)
W + V + J + G = het positieve recht
- Natuurrecht:
Natuurrecht <> positief recht
Natuurrechtsleer <> rechtspositivisme (is een stroming van juristen die zeggen dat het recht
moet bestaan uit het geldende recht tegenstanders van natuurrechtsleer want zij denken
het tegenovergestelde)
Bijv. de waardigheid van de mens, de redelijkheid van de mens
Verschil natuurrecht en gewoonterecht: gewoonterecht (bijv. rechtszekerheid
proportionaliteit etc.) is nog verbonden aan het geldende recht en het recht kan dit
beperken etc. Natuurrecht is het systeem waarbij het geldende recht opzij kan worden gezet
omdat er bijvoorbeeld fundamentele rechten worden geschonden.
Teveel natuurrecht inroepen, geeft op termijn problemen. We passen alleen natuurrecht toe
als er extreme onrechtvaardige situaties zijn ontstaan.
- Enkele indelingen van het positieve recht:
Privaatrecht (burgerlijk recht = civiel recht)
Formeel recht: het afdwingen van het materieel recht bij de rechter (procesrecht)
Materieel recht: hierin worden de rechten en plichten van overheid en burgers beschreven.
Theorie uit boek (belangrijkste punten):
- De vredestichtende en vredesbewarende rol van het recht in de samenleving heeft twee
functies: het recht ordent menselijk gedrag door het stellen van regels en het recht zorgt
ervoor dat die regels worden gehandhaafd door geschilbeslechting.
- ‘recht’: het geheel van geldende rechtsregels positief recht (objectief recht)
voorschriften uit de moraal of godsdienst of fatsoensregels behoren niet tot het positieve
recht.
- Objectief recht: de verhouding tussen personen door aan hen bevoegdheden en
verplichtingen toe te kennen.
- Subjectief recht: de bevoegdheid die iemand in een concreet geval aan een regel van
objectief recht ontleent.
- Tweede betekenis van ‘recht’: een recht is een aan het objectieve recht ontleende,
individuele bevoegdheid. DUS: recht betekent algemene regel(s) en individuele
bevoegdheid.
- Engelse taal duidelijker: ‘law’ (algemene regel-objectief recht) en ‘right’ (individuele
bevoegdheid-subjectief recht).
- Rechtsbronnen zijn bronnen waaruit het geldende recht als het ware voortvloeit:
De wet;
De jurisprudentie (de rechtspraak);
De gewoonte;
Verdragen en sommige besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
- Materieel recht: rechten en plichten van personen in hun onderlinge verkeer (inhoud gericht)
- Formeel recht: wijze van procederen bij de rechter (procesrecht)
- Staatsrecht: regels die betrekking hebben op de organisatie van de Staat en zijn organen en
de bevoegdheden van die organen en omvat tevens de verhouding van burgers tot de Staat
en de mogelijkheden die burgers hebben om invloed uit te oefenen op het functioneren van
diverse staatsorganen.
- Grondrechten:
Vrijheidsrechten: vrijheid van godsdienst/meningsuiting/eerbiediging van persoonlijke
levenssfeer.
Politieke rechten (geven burger zeggenschap over samenstelling van
overheidsinstellingen): bijv. kiesrecht en het recht om een openbaar ambt te bekleden.
Sociale rechten (verplichten de overheid zich in te spannen voor het algemene welzijn,
bijv. onderwijs/gezondheidszorg en sociale zekerheid).
Organieke wet: een wet die een verdere uitwerking van een bepaling in de Grondwet
bevat (bijv. de Ambtenarenwet op grond van art. 109 Gw of Wet op het
Nederlanderschap op grond van art. 2 Gw).
, - Bestuursrecht: juridische bestuursactiviteit van de overheid tot onderwerp heeft een
eigen rechtsgebied met eigen regels over het optreden van bestuursorganen tegenover
burger en een eigen procesrecht voor beslechting van geschillen.
- Beschikkingen: art. 1:3 Awb overheidsbesluiten die slechts voor één persoon gelden (bijv.
vergunning verlenen, opleggen belastingaanslag etc.)
- Het materiële bestuursrecht houdt zich bezig met de bevoegdheid van bestuursorganen tot
het maken van beschikkingen en met de vereisten die aan een rechtsgeldige beschikking
worden gesteld.
- Beschikkingen alleen rechtsgeldig indien deze in overeenstemming is met de wet en de
algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
- Het materiële strafrecht: geeft aan welke gedragingen strafbaar zijn, wie dader is en welke
straffen voor het plegen van strafbare feiten kunnen worden opgelegd (wetboek van
strafrecht en bijv. ook Wegenverkeerswet of Opiumwet etc.).
- Het formele strafrecht of strafprocesrecht: voorschriften omtrent de opsporing van strafbare
feiten, het onderzoek ter terechtzitting en de tenuitvoerlegging van de straf (Wetboek van
Strafvordering)
- Strafbaar feit: straf bedreigde gedraging. De bevoegdheid om tot vervolging van een
strafbaar feit over te gaan is voorbehouden aan het OM.
- Art. 16 Gw en art. 1 lid 1 Sr: een feit is alleen strafbaar als het voordien strafbaar is gesteld in
een wettelijke strafbepaling.
- Burgerlijk recht/privaatrecht: personen onderling dit kan onderscheiden worden:
Regels betreffende de persoon (en die onderscheid je weer in: personen- en familierecht
en rechtspersonenrecht) en regels betreffende het vermogen van een personen
(vermogensrecht).
- Rechtspersoon: juridische samenwerkingsvorm die zelfstandig aan het rechtsverkeer kan
deelnemen privaatrechtelijke rechtspersonen (BV, vereniging etc.) en publiekrechtelijke
rechtspersonen (Staat, gemeenten etc.)
- Vermogensrecht: een vermogen is een optelsom van alle rechten en verplichtingen van een
persoon die op geld waardeerbaar zijn en in beginsel ook overdraagbaar zijn.
- Arbeidsrecht: heeft betrekking op de arbeidsverhouding van personen die in loondienst
werkzaam zijn (omvat private als publieke sector). Collectief arbeidsrecht: rechtspositie
geregeld van groepen werkgevers en werknemers in het sociaal overleg.
- Privaatrecht horizontaal karakter en Publiekrecht verticaal karakter.
- SCHEMA BLZ. 17
- Natuurrecht: men gaat ervan uit dat er een aantal fundamentele rechtsnormen bestaan die
als het ware ‘ingebakken’ zitten in de (menselijke) natuur. Het zou hier gaan om
fundamentele rechtsnormen die altijd gelden, onafhankelijk van de vraag of de overheid
deze normen erkent. Kortom: het van nature, onafhankelijk van menselijke erkenning
geldende recht.
- Rechtspositivisme: (juridische stroming) gaat ervan uit, dat er uitsluitend geldende recht
bestaat, voor zover het door de mens is vastgesteld (positief recht) (alle rechtsbronnen).
- Natuurrechtsdenkers: zijn van mening dat het geldende recht bestaat uit natuurrecht,
aangevuld door positief recht.
- Normatieve uitspraak: schrijft voor hoe iets zou moeten zijn.
- Descriptieve uitspraak: schrijft voor hoe iets is, was of zal zijn.
Opdrachten week 1:
1. I descriptieve uitspraak: er worden feiten beschreven. Normatieve uitspraak: moraal
, II normatieve uitspraak: fatsoensregel
III descriptieve uitspraak: empirisch onderzoek
IV normatieve uitspraak: fatsoensregel
V descriptieve uitspraak: feit, kunt het meten
VI normatieve uitspraak: rechtsregel rechtsbronnen
VII normatieve uitspraak: godsdienstregel
2. ALGEMENE REGELS descriptief, prescriptief/normatief (godsdienst, moraal, fatsoen en
rechtsregels)
3. – Rechtsregels worden afgedwongen door de overheid en morele regels, godsdienstregels en
fatsoensregels niet want die worden door instellingen/mensen zelf bepaald.
-Rechtsregels kunnen worden gehandhaafd, als je er niet aanhoudt kunnen er maatregelen
worden genomen. Bij de rest kan dit niet.
-Morele regels en fatsoensregels zijn persoonsgebonden en dat zijn rechtsregels niet want
die zijn gelijk binnen een groep/land.
4. Ik zou normatieve aard zeggen omdat in Nederland er verschillende mensen zijn die een
bepaalde accent hebben of dingen anders zeggen. Dit betekent dus dat de grammaticaregels
van de Nederlandse taal zo zouden moeten zijn en dus zijn die grammaticaregels er niet altijd
aangezien er verschillende soorten dialecten etc. worden gesproken in Nederland.
5. Onjuist: de rechtspositivistische visie gaat alleen van het positieve recht uit. Op het moment
dat dit dus in strijd is met beginselen van fundamentele rechtvaardigheid, zullen zij zeggen
dat dan alsnog het positieve recht geldt aangezien zij vinden dat alleen dat recht geldt.
6. Ik ben er zeker van overtuigd dat als iemand vermoord wordt, dat dit ook zonder het recht
door mensen onaanvaardbaar wordt gezien. Toch vind ik natuurrecht wel lastig want
iedereen kijkt anders op verschillende casussen. Dus op het moment dat een rechter dan
recht spreekt uitgaande van zijn nature recht, betekent dit niet dat een ander hier mee eens
is. Dit hebben wij ook besproken tijdens het hoorcollege maar het gevolg hiervan is dat er
geen rechtszekerheid meer is aangezien elke rechter een andere visie heeft op situaties.
7. Bij rechtspositivisme bestaat het recht enkel uit de geschreven rechtsbronnen. Het boek van
Verheugt gaat uit van het rechtspositivisme, dit is te zien aan de passage: “in de loop van de
19e eeuw is men begonnen allerlei waarden, normen en beginselen uit het natuurrecht vast
te leggen in de wetgeving. Deze gingen daardoor deel uitmaken van het positieve recht. Een
gevolg daarvan was dat het natuurrecht op de achtergrond begon te raken. Tegenwoordig
speelt het in het rechtsleven geen rol van betekenis meer.” (P.4).
8. A= recht (dit omvat het geheel van geldende regels = het positieve recht)
B= wet (dit omvat een gedeelte van het positieve recht)
9. het recht ordent menselijk gedrag door het stellen van rechtsregels (materieel recht) en het
recht zorgt ervoor dat die regels worden gehandhaafd door geschilbeslechting (formeel
recht=procesrecht).
10. a. Staatsrecht materieel recht
b. Strafrecht materieel recht
c. Strafprocesrecht formeel recht
d. Burgerlijk recht (vermogensrecht) materieel recht
e. Burgerlijk recht formeel recht
f. Volkenrecht materieel recht
g. Civielrecht, vermogensrecht materieel recht
h. Bestuursrecht formeel recht
i. Bestuursrecht materieel recht
11. Bestuursrecht publiekrecht en belastingrecht publiekrecht en bestuursrecht
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller loesgilsing. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.