College 1 – inleiding media-effecten
Er zijn heel veel variabelen die bepalen wat de media-effecten zijn. Per persoon kunnen de
effecten verschillen.
Mediawijs maken ⇒ mensen weten hoe media werken en met welk doel ze dat doen
Factoren die een rol spelen of je beïnvloed wordt door bepaalde dingen:
Geslacht
- Effect op:
o Voorkeur media inhoud
o Zelfbeeld/lichaamsbeeld
o Voorkeur games
- Geen effect op:
o Angsten t.g.v. media
o Beïnvloeding reclames
o Pestgedrag social media
Leeftijd
- Effect op:
o Mediavoorkeur
o Device voorkeur
o Agressie
o Angsten
o Communicatie
- Geen of minder effect op reclame
Opleidingsniveau/intelligentie
- Heel kleine verschillen bij mediagebruik
- Grotere verschillen bij beïnvloeding
Mediawijsheid
- Effect op:
o Mediagedrag
o Mediakeuze
o Negatieve beïnvloeding
- Geen effect op voorkeuren
,College 2 – kinderen en media
Ontwikkelingstheorie
Piaget → beschreef ontwikkeling van kinderen in verschillende stadia
Sensomotorische fase
- Begint wanneer een kind geboren wordt en loopt door tot een jaar of 2 → 0-2 jaar
- Ontwikkeling motoriek (omrollen, kruipen, pakken)
- Ontwikkeling zintuigen (smaak, ruiken, stemmen herkennen)
- Ontwikkeling geheugen (herkenning ouders)
- Nog geen objectpermanentie ⇒ als we het niet meer zien weten we dat het er nog
wel is
Pre-operationele fase
- 2-7 jaar
- Ontwikkeling taal, begint met klanken, daarna woorden, uitspraak, daarna zinsbouw
en daarna grammatica
- Verdere ontwikkeling (fijne) motoriek (kleuren, schrijven)
- Ontwikkeling “ik” ego → begrijpen dat ze een losse identiteit zijn, en dat hun mening
en wil kan verschillen van een ander
- Animisme ⇒ kinderen denken dat levenloze objecten een geest hebben (stomme tafel)
- Denken kenmerkt zich door egocentrisme en centratie
o Egocentrisme ⇒ ervan uitgaan wat je zelf wilt → ze redeneren vanuit
zichzelf, begrijpen niet dat anderen een andere mening hebben
o Centratie ⇒ één aspect van een geheel zien
- Ontwikkeling begrip conservatie ⇒ kinderen denken dat iets meer is als het verdeeld
wordt over bijvoorbeeld meerdere glazen
Concreet operationele fase
- 7-12 jaar
- Ontwikkeling van reversibiliteit → een proces kun je in gedachten omdraaien
- Ontwikkeling van decentratie → focussen op meerdere aspecten van een geheel
- Ontwikkeling van de logica → relatie begrijpen tussen tijd, afstand en snelheid
Formeel operationele fase
- Vanaf 12 jaar
- Kinderen met cognitieve problemen komen hier vaak niet in
- Het denken komt los van het concrete
- Leren logisch te denken → verbanden maken en hieruit conclusies trekken
Mediavoorkeuren en ontwikkeling
Afhankelijk van welke fase een kind zit, hebben ze hun eigen media voorkeur. Je kan ze
triggeren met het optimale niveau van stimulatie.
0-2 jaar:
- Felle kleuren, muziek, bewegende objecten
- Voorkeuren: gezichten, muziek, felle kleuren
- Benoemen wat ze zien
- Verhaal is minder relevant → aandacht te kort > korte filmpjes
,2-5 jaar:
- Meer interesse in de verhaallijn
- Vooral vriendelijke fantasiefiguren en vertrouwde contexten
- Imiteren media-inhoud (bijv. deuntjes of slogans)
- Herhaling geeft “macht” → kinderen willen voorspelbaarheid, geeft ze zekerheid en
macht
- Scheiding tussen fantasie en realiteit is slecht ⇒ reality monitoring
- Tot 4 jaar is alles op tv echt, daarna gaan ze het zich afvragen
- Direct waarneembare kenmerken bepalen oordeel i.p.v. gedrag ⇒ perceptuele
gebondenheid
5-8 jaar:
- Durven spannendere dingen te kijken
- Avontuur en exotische contexten
- Afname interesse educatieve programma’s
- Computerprogramma’s: spanning, onbekende eilanden en planeten
- Kunnen aandacht (langer) vasthouden
- Belangstelling voor actie en geweld, binaire karakters (goed/slecht, man/vrouw),
narratief simplisme (niet te ingewikkeld)
8-12 jaar:
- Realisme, kieskeurigheid en sociale relaties
- Kritisch, aandacht voor detail
- Kunnen fantasie en realiteit onderscheiden
- Sociale cognitie ⇒ je begrijpt wat sociaal handig is en wat sociaal onhandig is
- Voorkeur voor “oudere” karakters
- Wishful identifications ⇒ wie zou jij willen zijn?
, College 3 – media en agressie
Agressie is het toebrengen van schade aan een ander persoon terwijl men weet of meent dat
zijn daad negatieve gevolgen voor de ander heeft (zonder dat deze andere persoon daarmee
instemt).
Parasociale interactie → mensen denken dat als ze iemand een aantal keer op tv hebben
gezien, dat ze diegene echt kennen.
Spiegelneuronen → worden actief als je iets pijnlijks ziet, je denkt dan dat dit jezelf
overkomt
Laboratoriumexperiment: kinderen kijken naar een gewelddadige film
- Positief verband tussen voorkeur voor agressieve mediacontent als kind en agressief
gedrag op latere leeftijd. Maar agressief gedrag op jonge leeftijd leidt niet tot het
kijken van agressievere mediacontent later.
Theorieën:
- Sociaal-cognitieve leertheorie → geobserveerd gedrag wordt heel makkelijk
nagedaan, geobserveerd geweld dus ook
- Cognitieve scripttheorie → hoe horen we ons te gedragen? Als je vanuit je jeugd
hebt meegekregen dat een ruzie op te lossen is door geweld, is de kans veel groter dat
je dit zelf ook gaat doen.
- Desentisatietheorie → als we genoeg van iets gebruiken worden we daar
ongevoeliger van. Hierdoor is de kans groter dat je het zelf ook gaat doen
- Priming → hoe vaker we iets zien, hoe positiever onze attitude daarover wordt. Als je
bijv. vaak geweld ziet, wordt je houding hierover positiever.
- Opwindingstheorie → op het moment dat we geweld observeren gebeuren er 2
dingen. Ons parasympatisch zenuwstelsel wordt actief (maakt ons klaar); je gaat
vechten of vluchten. Als je geleerd hebt om te vechten, ga je vechten. Als je geleerd
hebt om te vluchten, ga je vluchten
Er zijn factoren die eraan bijdragen dat de kans op het nadoen van geweld groter is:
- Identificatie met de dader (en/of aantrekkelijke dader)
- Beloond geweld i.p.v. bestraffing
- Gerechtvaardigd geweld
- Geweld zonder pijnlijke gevolgen
- Realistisch
- Opzwepend
Expressieve agressie ⇒ uiten dat je agressief bent
Vijandige agressie ⇒ je wilt iemand anders uitschakelen/de bedreiging uitschakelen
Instrumentele agressie ⇒ agressie inzetten om een doel te bereiken
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sanneholtkamp. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.19. You're not tied to anything after your purchase.