100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting klinisch redeneren leerpakket 5/leerjaar 2 Avans Hogeschool $9.20   Add to cart

Summary

Samenvatting klinisch redeneren leerpakket 5/leerjaar 2 Avans Hogeschool

 20 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

Met deze samenvatting haal jij je klinisch redeneren toets van leerpakket 5 makkelijk! Alle stof is uitgewerkt die je voor deze toets nodig hebt. Succes met leren.

Preview 4 out of 54  pages

  • September 11, 2022
  • 54
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Leerjaar 2 – Leerpakket 5 – Klinisch redeneren + AFP – Kennistoets

Leerpakket 5 – Klinisch redeneren – Kerntaak 1 – Werkgroepen

Werkgroep 1 LP5-KT1-WG
• De student verwoordt wat het verschil is tussen curatieve en palliatieve zorg.
Curatieve zorg: is alle zorg die erop is gericht om ziekten en kwalen te genezen.

Palliatieve zorg: is zorg die gegeven wordt aan cliënten wanneer er geen genezing van een
ziekte meer mogelijk is. Kanker, COPD, dementie, hartfalen. Met deze ziekten kun je nog wel
weken, maanden of zelfs jaren leven.

• De student legt uit wat palliatieve zorg inhoudt en weet welke thema’s van belang zijn in de
palliatieve fase.
1. kwaliteit van leven: lichamelijke, sociaal en psychisch
2. symptoommanagement
- specifieke symptomen; pijn, misselijkheid, vermoeidheid etc.
- symptomen dragelijk blijven
3. multidimensionale zorg: alle dimensies zijn belangrijk
4. zorg voor cliënt en naasten: rouwproces, schuldgevoelens
5. anticiperen en proactieve zorgplanning: beslissingen nemen
6. autonomie: zelf beslissen over de behandelingen en grenzen

• De student kent de meest voorkomende symptomen bij cliënten in de palliatieve fase en
kan inschatten welke mensen een verhoogd risico hebben op deze symptomen en kan deze
herkennen in de fase van vroegsignalering.
Koorts, vermoeid, pijn, misselijk, braken, diarree, depressie, slaapproblemen, jeuk, hoesten,
dyspneu, zwakte, angst
Aan een symptoom is een aantal dimensies te onderscheiden:

• lichamelijk
o pathofysiologisch: het mechanisme dat tot het symptoom leidt
o sensorisch: de gewaarwording van het symptoom
o functioneel: de gevolgen van het symptoom voor het fysiek functioneren
• psychologisch:
o affectief: de emotionele problemen die ontstaan door, samengaan met of van
invloed zijn op het symptoom
o cognitief: begrip van het symptoom en gedachten hierover, wat er kan gebeuren
• sociaal:
o gedrag en interactie met de eigen omgeving
o functionele gevolgen van het niet meer kunnen vervullen van rollen in het eigen
sociale systeem
• existentieel c.q. spiritueel: gedachten, gevoelens en vragen die het symptoom
oproept ten aanzien van de persoonlijke zin- en betekenisgeving die verbonden zijn
met het ziekteverloop en het levenseinde.

• De student legt uit wat de symptomen en oorzaken zijn van ‘slaapproblemen’ in de
palliatieve fase.
Oorzaken: onrust, verwardheid en/of delier, depressie, spanning of angst, bijwerkingen van
middelen, piekeren en bezorgdheid over de ziekte en de gevolgen daarvan (voor
de naasten) en/of gevoelens van hopeloosheid

Symptomen: angst, slaperigheid, rusteloosheid, vermoeidheid, verwardheid, verlengde
reactietijd, hallucinaties, prikkelbaarheid

,Werkgroep 2 LP5-KT1-WG
• De student legt uit wat de verschillende stadia van palliatieve zorg inhouden
Ziektegerichte palliatie: De ziekte wordt behandeld zonder dat genezing mogelijk is.
- de bewustwording van het tijdelijke karakter van het effect van de behandeling van de
ziekte;
- de hoop en verwachtingen t.a.v. de behandeling;
- het afwegen van baten en lasten van de behandeling;
- het afzien dan wel het staken van ziektegerichte behandeling.

Symptoomgerichte palliatie: De bedoeling is dat de kwaliteit van leven van de cliënt zo
goed mogelijk is. De ziekte schrijdt voort.
- ga in gesprek over de symptomen en de betekenis daarvan voor het lichamelijk, psychisch,
sociaal en spiritueel functioneren.
- in deze fase worden beslissingen rondom het levenseinde genomen
- gevolg van de ziektebeeld; vermoeidheid, door longontsteking

Palliatie in de stervenfase: In deze fase verschuift de aandacht van kwaliteit van leven naar
kwaliteit van sterven.
- belastende symptomen en signalen en richt het handelen vooral op comfort en verlichting
van lijden en verbetering van de kwaliteit van sterven

Nazorg: Aandacht aan de naasten, na het overlijden van de patiënt.

• De student is op de hoogte van aandachtspunten en complicaties bij de venapunctie
Contra indicaties
- Bij zieke kinderen en ernstig zieke cliënten is er risico op het krijgen van bloedarmoede.
- Beperk de hoeveelheid bloed die wordt afgenomen door kleinere afnamebuizen te
gebruiken.
- In sommige gevallen kan gebruik gemaakt worden van al eerder afgenomen bloed. Overleg
met de arts.
- Bloedafname mag worden uitgevoerd in de arm waar een infuus is ingebracht.
Complicaties tijdens de handeling Handelwijze
Er komt geen bloed in de eerste buis; het Trek de buis zover terug dat de onderdruk behouden blijft.
bloedvat is niet goed aangeprikt. Probeer voorzichtig het bloedvat alsnog goed aan te
prikken. Maar 'zoek' niet te lang met de naald. Dat is pijnlijk
en kan weefselschade veroorzaken.
Er ontstaat een bloeduitstorting. Maak de stuwband los en beëindig de handeling. Druk de
punctieplaats goed af.
Ader wordt onvoldoende zichtbaar. Laat de cliënt enkele malen de vuist openen en sluiten bij
een aangelegde stuwband.
Ader voelt hard aan. Zoek een andere geschikte ader.
Ader rolt weg. Fixeer de ader door de huid met duim en wijsvinger goed
strak te houden.

• De student legt uit wat symptomen en oorzaken zijn van ‘vermoeidheid’ in palliatieve fase
Risico inschatting: 71% van de oncologische patiënten heeft last van vermoeidheid
Vroegsignalering: mevrouw ziet er vermoeid uit.
Probleemherkenning: vermoeidheid
Resultaatbepaling: na 2 weken is de mate van vermoeidheid van ‘ernstig’ naar ‘aanzienlijk’
Interventies: meet de vermoeidheid, help mv inzicht te krijgen in de principes van
energiebehoud.
Monitoring: evalueer na 2 weken of dat de resultaten zijn behaald.

,Werkgroep 3 LP5-KT1-WG
Test
- Uit onderzoek blijkt dat verpleegkundigen gedragsuitingen zoals ‘huilen’ en ‘schreeuwen’
als meest betrouwbare indicatoren bij het vaststellen van pijn.
- De VAS-score is een voorbeeld van een uni dimensionele pijnschaal.
- Zelfrapportage is in de meeste gevallen een betrouwbaar assessment om pijn te meten.
- De ALTIS-methode is geschikt om toe te passen bij de pijnanamnese.
- De pijnklachten is er vaak sprake van tachycardie.
- Verwarring kan een symptoom zijn dat optreedt bij pijn.

1. Nociceptie: het is een fysiologisch
proces, waarbij een beschadiging
aanleiding geeft tot een heftige
prikkeling van de gespecialiseerde
zenuwuiteinden.
2. Pijngewaarwoording: het CZ
registreert de signalen van
weefselbeschadiging. De persoon
wordt zich bewust van de pijn.
3. Pijnbeleving: dit geeft het
emotionele aspect van pijn weer; hoe
ervaart iemand de pijn.
4. Pijngedrag: dit staat voor al het
gedrag van de persoon dat voor
vloeit uit de pijngewaarwoording en
pijnbeleving.



• De student past de stappen van het klinisch redeneren toe bij het symptoom ‘pijn’ in de
palliatieve fase.
1. Risicoschatting
Pijn bij kanker wordt veroorzaak door: Pijn t.g.v. tumorgroei is meestal het gevolg van:
• Directe (doorgroei) tumor/metastasen - Botmetastasen
• Diagnostische procedures - Infiltratie weke delen
• Behandeling - Infiltratie viscera
• Bijkomende factoren/comorbiditeit - Compressie of infiltratie
zenuwen/zenuwplexus

2. Vroegsignalering
Dimensies van een symptoom
- Lichamelijk
- Psychisch
- Functioneel
- Sociaal


• De student beoordeelt wat de hiërarchische evidence is van de richtlijnen van het IKNL.
Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) al dertig jaar op landelijk niveau de zorg voor
patiënten met kanker. Het levert een schat aan wetenschappelijk onderbouwde kennis en
inzichten op die direct van waarde zijn voor de praktijk. Inzichten waarmee kanker kan
worden voorkomen en de zorg voor patiënten en hun kwaliteit van leven kan worden
verbeterd.

, • De student benoemt wat het verschil is tussen een symptoom en een syndroom.
Syndroom: een samenhangend geheel van symptomen met een gemeenschappelijke
ontstaanswijze
- syndroom kan gezegd worden dat het om een ziekte gaat waarbij altijd dezelfde
symptomen aanwezig zijn
- het gaat hier om een verzameling symptomen die samen de ziekte vormen
Symptoom: een door de patiënt aangegeven klacht op lichamelijk, psychisch, sociaal en/of
existentieel gebied als uiting of gevolg van een onderliggende ziekte
- Dit zijn de verschijnselen of kenmerken die duiden op een afwijking, ziekte of handicap
- Bv. diarree kan een oorzaak zijn van een infectieziekte

Werkgroep 4 LP5-KT1-WG
• De student weet wat het verschil is tussen subcutane en perifere infusie.
Subcutane infusie
Subcutane infusie is het via een subcutane canule/naald toedienen van medicatie en vocht in
het onderhuidse bindweefsel. De medicatie wordt vanuit het onderhuidse bindweefsel
opgenomen in het bloed, en verder verspreid door het hele lichaam. Doel van de
behandeling is vaak pijnbestrijding. Ook andere medicatie wordt op deze manier toegediend.

Gebruik subcutane infuusbehandeling wanneer:
- een gelijkmatige spiegel nodig is om de symptomen van ziekte te bestrijden zoals pijn,
misselijkheid, onrust en angst, en dit met orale, rectale of transdermale medicatie niet lukt
- de cliënt geen orale medicatie tot zich kan nemen, bijvoorbeeld door slikproblemen,
misselijkheid of verminderd bewustzijn
- de cliënt oraal toegediende medicatie slecht kan opnemen, door een maag-of darmziekte
- de benodigde medicatie alleen op subcutaan wijze toegediend kan worden (insuline)

Perifere infusie
Perifere infusie is voor het toedienen van medicijnen, infuusvloeistof of bloed. Een perifeer
infuus bevindt zich in een ader. De toegediende vloeistof verspreidt zich via de ader door
heel het lichaam. Een perifeer infuus bestaat uit een perifere infuuskatheter, een infuusslang,
met daaraan gekoppeld een infuuszak met infuusvloeistof.

Een perifeer infuus is geschikt voor:
- kortdurende toediening, minder dan een week.
- vloeistoffen die een niet of nauwelijks irriterende werking hebben op de bloedvatwand.
- wanneer drie of meer perifere aders geschikt en beschikbaar zijn om aan te prikken.

Een centraal veneuze katheter wordt ingebracht in een grote ader.
De katheter wordt opgeschoven (in volgorde van toename van infectierisico) via de:
• sleutelbeenader (vena subclavia) in de bovenste holle ader (vena cava superior)
• halsader (vena jugularis) in de bovenste holle ader (vena cava superior)
• liesader (vena femoralis) in de onderste holle (vena cava inferior)

• De student is op de hoogte van aandachtspunten en complicaties bij subcutane en perifere
infusie.
Subcutane infusie
Aandachtspunten
- Prik de infuuscanule/naald op plaats die zo min mogelijk de mobiliteit van de cliënt beperkt.
- Laat de cliënt verschillende houdingen aannemen, om de juiste plaats te bepalen.
- Verwijder voor het aanprikken zo nodig overmatige haargroei. Niet met een scheermes.
- Gebruik bij voorkeur twee of meer pompen en een driewegkraantje wanneer combinaties
van medicatie toegediend worden (maximale flow voor subcutane infusie is 3-4 ml per uur).
Complicaties: subcutane infuusbehandeling kent nauwelijks complicaties.
- irritatie rond de insteekplaats, in de vorm van: roodheid en/of pijn, oedeem, harde plekken.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noorvandergraaf. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.20. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72841 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.20  2x  sold
  • (0)
  Add to cart