Wanneer leer je het effect moet lang zijn, langdurig/ relatief duurzame
verandering
Voorbeeld:
Als je in de les de koprol doet en een kleuter kan
de koprol na de les. Dan is dit nog niet leren het is
pas leren als iemand hem nog kan na een paar
weken zonder er aandacht aan besteed te hebben.
Gedragpotentiaal = je ziet dat het beter gaat
Transfer = doe het in verschillende
omstandigheden
Voortest is om het begin niveau vast te stellen waar is de sporter nu.
Natest is dat er een test wordt afgenomen na de trainingsperiode om het niveau
van de beweging vast te stellen.
Een retentie test is als je na een paar weken/ dagen nog een keer dezelfde test
uitvoert zonder dat er getraind/ geoefend is.
We leren niet alleen tijdens de trainingen, maar vooral ook na en tussen de
trainingen.
Deliberate practice is oefeningen die gericht zijn op het realiseren van
specifieke grens verleggende doelen, gericht op vernieuwing dit gaat gepaard
met sterke focus van aandacht en continue feedback
Reinforcement is dat je een beeldende uitleg geeft, als de kinderen pittenzakjes
moeten overbrengen is er minder motivatie dan dat je zegt dat ze vleesstukjes
moeten overbrengen, de motivatie gaat hierdoor omhoog.
Spiegelneuron is een neuron dat geactiveerd wordt door het zien van een
beweging en het daarna zelf te doen dat is een spiegelneuron.
Expliciet leren = stap voor stap methode, alles
wordt uitgelegd, veel feedback en veel verbale
aanwijzingen
Impliciet leren =
Begin leerproces aandacht op uitvoering (interne
focus van aandacht)
Daarna ga je verder op resultaat (externe focus van
aandacht)
,Verschillende soorten leren die onder impliciet leren vallen:
Analogie leren
Met andere worden vertellen wat er moet gebeuren, je vertelt niet precies
wat er moet gebeuren maar b.v. maak van je lichaam een plank, pizza
punt bij skiën.
Foutloos leren
De oefenstapjes zo makkelijk maken dat er zo min mogelijk fouten
gemaakt worden, zo bouwen ze expliciete kennis op door fouten te maken
ga je kijken hoe het volgende keer beter kan
Differentieel leren
je bent bezig met een oefening maar je voert de oefening steeds anders
uit, omdat je het steeds anders doet wordt er geen vast patroon
opgeslagen.
Leren met een dubbeltaak
Tijdens de oefening het alfabet opzeggen, rekensom laten maken, zo zijn
ze met 2 dingen bezig cognitieve dubbeltaak
Motorische dubbeltaak tijdens het dribbelen een balletje overgooien
naar de trainer. Zo kan je niet meer naar de bal kijken tijdens het
dribbelen.
Imitatie leren
Nadoen wat er gebeurt, kinderen skiën achter de juf na en doen alles na.
Ook horen ze mensen praten en gaan ze het vanzelf ook doen.
Leren met externe focus van aandacht
Intern: je geeft aanwijzingen op het lichaam, de aandacht is gericht op het
uivoeren van de beweging
Externe focus: de aandacht is gericht op het effect van de bewegingen
op de omgeving
Voorbeelden: zorg dat je druk zet op je voeten (intern) zorg dat het plankje
horizontaal blijft (extern) let op de polsbeweging bij de bal gooien (intern)
let op de ring van de basket (extern
Voordelen externe focus van aandacht:
De proefpersonen hadden een snellere reactie tijd, en voerde de opdracht
beter uit
Je een beter balanshandhaving hebt je kan namelijk met een hogere
frequentie aanpassingen doen
Je spant je spieren nauwkeuriger aan
Economie van bewegen is hoe efficiënt je de beweging uitvoert, de beweging
kost zo min mogelijk energie
Bewegen als symphony of movements:
, De sporter kan nog zoveel kracht, uithoudingsvermogen, snelheid of lenigheid
bezitten, als de spier niet op het juiste moment en wijze worden aangestuurd zal
de prestatie achterwege blijven
Spatiele aspect: dat is 1 kolom naar beneden
Dat wil zeggen dat er tijdens een activiteit verschillende spieren op het zelfde
moment worden aan gestuurd om de beweging te laten slagen
Temporele aspect: dat is een rij opzij
Verandering van activiteit van een spier in de tijd
Dit vormt samen een harmonie (samenklank op een bepaald moment)
Het brein neemt beslissingen op basis van waarnemingen wat je
allemaal doet hangt af van:
Arousel = alertheid van het zenuwstelsel
Geheugen = overkomt je iets, herken je dit
Emotie = ben je bang, zenuwachtig
Perceptie = waarneming heb je het veel gezien, gevoeld, gehoord
Cognitie = denken
Een beweging begint bij het centraal zenuwstelsel dat het motor control heet
Motor control = sturing van het lichaam
Je zenuwstel (motor control) heeft ontelbare bewegingsmogelijkheden; de
zogenaamde vrijheidsgraden
Mens kan bewegen en zich aanpassen
» Op basis van informatie uit vele sensoren
» In minimale tijd (duizendste van seconde)
Specifiek trainen om de aansturing in tijd en ruimte te optimaliseren zo wordt het
steeds nauwkeuriger
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SporterALO. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.