HC1:
Cultuur: ‘a unique meaning and information system, shared by a group and transmitted
through generations, that allows the group to meet basic needs of survival, pursue happiness
and well-being, and derive meaning from life’. een bril waardoor we kijken.
Veel steekproeven zijn WEIRD en dus niet representatief voor andere culturen daarom
culturele psychologie nodig.
Belangrijke theoretische frameworks:
1. Hofstede: bestudeerde werk-gerelateerde waarden van werknemers van IBM in de
jaren 70. hieruit volgde 4 dimensies. Factor Analyse.
1. Power distance: de mate waarin de minder machtige in de samenleving
verwachten en accepteren dat macht oneerlijk wordt verdeeld.
2. Individualisme / collectivisme: mate van interdependentie (i= losse relaties, zelf
verantwoordelijkheid, universalisme (iedereen is eigen persoon) / c=
groepsgevoel, bescherming, trouw aan elkaar, harmonie, ingroup-outgroup gevoel
tegenover anderen).
3. Mannelijkheid / vrouwelijkheid: (m: emotionele genderrollen zijn verschillend / v:
emotionele genderrollen zijn niet verschillend of minder aanwezig – f: balans
familie en werk / m: werk > familie).
4. Uncertainty avoidance: in hoeverre mensen zich bedreigd voelen door onbekende
of dubbelzinnige situaties (niet hetzelfde als risk avoidance). Meer UA = meer
stress, anders is gevaarlijk, regels, innovaties minder snel geaccepteerd,
xenophobia / Uacc = gecontroleerde emoties, minder regels, deregulatie, vaker
wisselen van baan, tolerant.
- Vanaf 2010 zijn het er 6.
5. Long term orientation:
6. Indulgence vs restraint (mildheid): subjectief welzijn, beheer van eigen leven
(i:vrijheid, plezier / r: strenge sociale normen, minder vrijheid)
- Toch is er veel kritiek op Hofstede: weinig support of erg lage support voor de
bevindingen, power distance zou geen eigen categorie moeten zijn maar onderdeel
van IND-COL, uncertainty avoid. Is
niet betrouwbaar gemeten, en ook
mas-fem is niet betrouwbaar.
2. Triandis’ Cultural syndromes:
Onderscheid tussen IND / COL
culturen, en Horizontaal (gelijk aan
elkaar) of Verticaal (veel individuele
verschillen), bijv.
IH: Scandinavië, Australië, etc.
IV: VS, VK, Frankrijk, etc.
CH : Israël
CV : China, Korea, Spanje, Italië,etc.
1
, 3. Markus & Kitayama: over culturele verschillen in het zelf.
De constructie van het
zelf verschilt tussen
culturen:
independent /
interdependent self
construal het zelf
wel of niet scheiden
van anderen. Bijv:
jezelf beschrijven in
relatie tot anderen, of jezelf beschrijven in eigenschappen.
Wederom veel kritiek: te dichotoom gebruik, weinig empirisch bewijs, te
generaliserend en verkeerd gebruik in context van culturen ipv individuen.
4. Gelfand: over tight en loose cultures
- Tight: sterke normen, lage tolerantie voor afwijkend gedrag
- Loose: zwakke normen, hoge tolerantie voor afwijkend gedrag
Vaker tight wanneer: veel bedreigingen, moeilijker te overleven
KC: WEIRD psychologie Western – Educated – Industrialised – Rich – Democratic
Dit zijn eigenlijk outliers in de wereld maar toch is het meeste onderzoek op deze mensen
geproduceerd niet representatief. Voorbeelden:
- Muller-Leyer illusie: welke pijl is langer meer verschil
waargenomen in West, mogelijk door carpentered World hypothesis.
- Conformeren onder groepsdruk: minder in west individualistischer
- VS meest individualistisch
- Meer vs. minder post-decisional spread hogere opleiding vindt gekozen product
nog leuker hogere post-decisional spread.
KC: cultuur conceptualiseren:
- Vanuit onafh. var.: cultuur verklaart iets / cultuur als oorzaak
- Confound: derde variabele / toevallige correlatie
- Psychologisch fenomeen: iets is alleen te begrijpen binnen bepaalde culturele context
- Als ‘leeg’ label: specifieke contextuele verschillen ipv allesomvattende verschillen.
HC2: BIAS EN METHODEN
Cross-culturele validatie studies: een meetmethode die ook geldig en valide is in een andere
cultuur.
Indigenous culturele studies: in de diepte kijken naar één bepaalde cultuur, en geen
vergelijking maken met een andere cultuur.
Cross-culturele vergelijkingsstudies: vergelijking van 2 of meer culturen op een onderwerp.
2
, Ecological fallacy / ecologische misvatting: de fout om uitspraken te doen over individuen
gebaseerd op data van landsniveau. De verschillen binnen groepen zijn vaak groter dan de
verschillen tussen groepen. Fout om dichotoom te denken.
Kwalitatief onderzoek: veldonderzoek, moeilijk om procedures te formuleren, afhankelijk van
interpretatie, dus gevoelig voor bias.
Kwantitatief onderzoek: onafhankelijk en afhankelijke variabelen, quasi-experimenten,
moeilijk om variabelen te controleren (confounds) , leidt tot post hoc culturele interpretaties.
Bias: systematische afwijking (error) die de vergelijkbaarheid van de data in gevaar brengt
over (culturele) steekproeven heen. Systematische error is erger dan random error, dit hou je
namelijk altijd wel.
Equivalentie: de mate waarin je de data over culturen kunt vergelijken. Scores moeten
worden omgerekend om equivalent te zijn.
Hoe minder bias, hoe beter je de data kan vergelijken en hoe hoger de equivalentie.
Construct bias: het te meten construct is niet identiek over groepen, bijvoorbeeld geluk.
Methode bias: door (fout) gebruik van steekproeven, instrumenten, schaalgebruik, afname,
procedure. Laat geen echt cultureel verschil zien (bijv. SES, urbanisatie, gender). Voorbeeld
hiervan is acquescence / ja-knikken en extreme responses.
Hoe minimaliseer je bias:
- Design: maak het cultuur geschikt, let daarbij op de keuze van instrumenten (bijv.
vragenlijsten)
- Implementatie: hoe neem je de studie af? Pre-test, veldwerk, etc.
- Analyse: gedragen items zich anders?
KC: alledaagse bias
In bijv. taal en namen voor etnische groepen: allochtoon / autochtoon. Deze worden niet
meer gebruikt ivm interpetaties en bias. Deze categoriën hebben wij bedacht, ze zijn niet
objectief.
Assimilatie bias: wanneer je in een situatie komt die in conflict is met je eigen bias schema,
wat doe je dan?
- Assimilatie: info wordt aangepast zodat het in jouw schema / bias past belief
perseverence effect.
Uitzondering: je maakt van deze situatie een uitzondering subtyping (‘maar hij is
anders dan de anderen van zijn groep’)
- Accommodatie: je past je schema aan, dit kost moeite…
Fundamentele attributiefout: neiging om gedragingen van anderen toe te schrijven aan
hun persoonlijkheid of karakter, en daarmee de invloed van situationele factoren
onderschatten. Bijv. wanneer iemand geldproblemen heeft. ‘Dat persoon is gewoon
onverantwoordelijk’, ipv te kijken naar de situatie. Dit komt minder voor in interdependente
culturen!
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ResieValckx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.38. You're not tied to anything after your purchase.