Dekweefsels vormen samen als fysieke barrière een mechanische afweer. Deze weefsels bestaan uit
een laag nauw aaneengesloten cellen, waar grote moleculen en ziekteverwekkers niet doorheen
kunnen. Dit is dus in de wanden van darm, maag en longen enz.
- Je huid heeft opperhuid als dekweefsel. Buitenste laag van opperhuid is hoornlaag en dat is
een laagje dode, verdroogde cellen. Bij een wondje in de huid kunnen huidbacteriën
binnendringen en ontstekingen veroorzaken.
Vanuit basale membraan groeit afslijtende opperhuid aan. De basale membraan in dun
en bestaan uit stamcellen.
- Onder opperhuid bevindt zich lederhuid. Deze laag bindweefsel bestaat uit elastische vezels,
die de huid soepel maken en bevat veel zintuigjes. Daaronder bevindt onderhuids
vetweefsel, als warmte- isolatie.
Melanocyten, de pigmentvormende cellen in de basale cellen laag hebben lange uitlopers met
korrels melanine. Dat pigment hoopt op om de kernen van naburige cellen en beschermt het DNA.
Als dat niet gebeurt dan kan DNA beschadigen door uv.
Slijmvlies= cellaag aan binnenkant organen en hier blijven bacteriën en stof in plakken. Andere
dekweefselcellen van luchtwegen hebben trilharen, die door gecoördineerde bewegingen de
vervuilde slijm richting keelholte afvoeren en dan slik je het in.
- De meeste bacteriën overleven de biochemisch barrière van de maag niet.
- Dankzij bacteriedodende werking van lysozym beschermt traanvocht ogen tegen
ziekteverwekkers.
Bij planten zijn stekels een vorm van mechanische afweer. Dit werkt alleen niet tegen kleinere
dieren, maar om ook die weg te houden kost het de plant te veel energie. Het verlies van energie van
kleine dieren weegt niet op tegen de energie die het kost om het ertegen te beschermen.
- Andere planten hebben holtes met bv. mieren die alle dieren die bv. de boom raken bijten.
En de boom levert nectar en eiwitten aan mieren -> mutualisme.
Andere planten hebben chemische afweer, deze planten maken stoffen aan waarmee ze zich
beschermen. Stoffen die niet lekker ruiken of niet lekker smaken.
- Aantal planten ook giftige en bijtende zoals brandnetels.
Planten herkennen schadelijke schimmels en bacteriën via receptoren in celmembraan. Dat leidt tot
sluiten huidmondjes en dat verhindert dat er nog meer binnenkomen.
- Als er toch zijn binnenkomen dan maakt de plant NO en dit zorgt ervoor dat het blad en de
ziekteverwekker afsterft en de plant overleeft.
Als er toch vraat plaatsvindt dat scheidt de plant geurstoffen uit. Als die bij andere onbeschadigde
planten komen, maken ze vies smakende stoffen aan om zich te beschermen. De geurstoffen werken
dus als waarschuw signalen. Ook sommige carnivoren kunnen uitgescheiden stoffen waarnemen. Zij
gaan naar aangevreten plant toe op zoek naar kevers en rupsen.
- Doordat plant hulp krijgt van natuurlijke predatoren is er grotere kans op overleven.
Sommige planten gaan een stap verder en maken nectar voor dieren om op te eten. Dit doen ze
echter als ze al beschadigt zijn. Deze lokstoffen zet de plant de vijanden van zijn vijand in om zichzelf
te beschermen.
, 21.2 niet-specifieke afweer
Bacteriën hun cirkelvormig chromosoom (DNA) ligt los in het grondplasma. Ze hebben ook kleine
cirkelvormige DNA-moleculen: plasmiden. Het zijn ook prokaryoten.
- Je microbioom: in en rond je lichaam leven miljarden bacteriën. Veel zijn nuttige en goede
bacteriën die ook schadelijke bacteriën weghouden.
Er zijn vele bacteriën in je omgeving die giftige stoffen maken en je daarmee kunnen infecteren.
Sommige ziekteverwekkers zijn eukaryoten, dus met celkern en andere organellen. Bv parasieten,
deze kunnen ongeslachtelijk voortplanten in lever van de mens en dringen rode bloedcellen binnen.
Na het vermeerderen in bloedcel gaan ze eruit om in de maag te versmelten tot zygote, waaruit
nieuwe parasieten ontstaan.
Virussen maken gebruik van cellen om zich te vermeerderen. Het deeltje bestaat uit erfelijk
materiaal met daaromheen een eiwitkapsel en soms nog virusenvelop (=membraan van eiwitten
afkomstig gastheer en virus).
- De eiwitten van virussen hechten aan receptormolecuul van gastheercel. Het virus kan
vervolgens het membraan in en bij RNA wordt DNA gevormd door reverse transcriptase. Dit
vertaalt RNA naar enkelstrengs DNA en met DNA polymerase ontstaat dubbelstrengs DNA.
Daarna integreert het als DNA in DNA gastheercel en door transcriptase en translatie
ontstaan er nieuwe virusdeeltjes.
Niet-specifieke afweer= de afweer in het bloed, dus interne milieu. Dit wordt gedaan door witte
bloedcellen en bloedeiwitten dat lichaamsvreemde deeltjes onschadelijk maken. Er is dus een
verschil tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd.
- Om al je lichaamscellen zitten moleculen aan de buitenkant. Die stukjes zijn
afbraakproducten van oude eiwitten die de cel zelf heeft gemaakt. Hete zijn antigenen:
moleculen die het afweersysteem kunnen activeren. Met behulp van MHC-I-moleculen zijn
de antigenen bevestigd aan celmembraan.
MHC-I-moleculen zijn een soort vlaggenstokken waaraan de antigenen hangen. Hierdoor
maakt het zich herkenbaar als lichaamseigen. De MHC-I-moleculen zijn verschillend bij
ieder persoon en helpen dus mee aan herkennen lichaamseigen cellen.
Op vreemde antigenen volgt een reactie. Na besmetting maakt cel ook viruseiwitten die met
MHC-I-moleculen op membraan staan. Nu is de cel herkenbaar als geïnfecteerd.
Eiwitten van het complementsysteem ruimen vreemde of geïnfecteerde cellen op, dit zijn in totaal
meer dan 30 verschillende typen. Als zo’n eiwit in contact komt met ziekteverwekker start een
cascade aan chemische omzettingen, met drie mogelijke reacties:
1. Complementeiwitten stimuleren productie cytokinen. Deze hechten aan cellen van
dichtstbijzijnde bloedvatwand en markeren plaats infectie. Cytokinen hebben ontspannende
werking op spiercellen, dus meer bloed op plaats van infectie. Ook neemt ruimte tussen
epitheelcellen en haarvaten toe. Hierdoor kunnen macrofagen makkelijker bij infecties
komen.
- Macrofagen zijn witte bloedcellen die alles opruimen wat niet in het lichaam thuis hoort.
2. Complementeiwitten vormen laagje eiwitten, dan aan oppervlak ziekteverwekker bindt=
opsonisatie. Daardoor kunnen macrofagen makkelijker opruimen.
3. Complementeiwitten perforeren celmembraan bacterie en bacterie gaat dood: lysis.
Om complementeiwitten te reguleren bevat bloedplasma controle-eiwitten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller senneidsardi. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.