1.1
Organisatiestructuur: de wijze waarop taken binnen een organisatie zijn verdeeld. Heeft te maken
met de verdeling van activiteiten over afdelingen en de taken van de werknemers.
Henry Mintzberg ontwikkelde een model om organisaties makkelijker in te delen en te herkennen
Zo had je de dominante organisatiedeel (dat deel van de organisatie dat de meeste invloed heeft op het
resultaat) en het coördinatiemechanisme (de meest gebruikte manier om activiteiten in een organisatie
te sturen en op elkaar af te stemmen)
De organisatiestructuren feitelijk uit 6 onderdelen:
1. De strategische top: directie van een organisatie
2. Het lijnmanagement: middenkader genoemd
3. De werkvloer: verantwoordelijk voor uitvoering van werkzaamheden
4. De ondersteunende staf: afdelingen als personeelszaken en facility management
5. De technostructuur: ondersteunende stafafdelingen zoals planning, IT of logistiek
6. De ideologie: bedrijfscultuur, normen en waarden.
Daarnaast heeft Mintzberg ook 6 manieren beschreven (zie hierboven rechts) waarop activiteiten
gecoördineerd kunnen worden zodat gericht aan de organisatiedoelen gewerkt wordt
coördinatiemechanisme.
1. Direct toezicht (directe supervisie): manager kijkt mee hoe medewerkers functioneren.
2. Onderlinge afstemming: medewerkers zullen bij hun samenwerking of informele contacten elkaar
helpen of corrigeren.
3. Standaardisatie van werkprocessen: voor elke werkhandeling binnen het werk is een voorschrift.
4. Standaardisatie van output: bedrijfsonderdelen worden aangestuurd door duidelijke output-eisen
(targets) te formuleren zoals winst, groei, marktaandeel.
5. Standaardisatie van kennis en vaardigheden: er worden hoge eisen gesteld aan opleidingsniveau
en werkervaring.
6. Standaardisatie van normen/ ideologie: bepaalde gedragsregels moeten goed worden nageleefd door
de organisatieleden.
Naast de coördinatiemechanismen onderscheidt Mintzberg ook een zevental typen organisaties. Om
het makkelijk te maken gaf hij ze alle 7 een andere naam en stelde hij een 2-tal vragen om de
organisaties te typeren. De eerste vraag, wat is het dominante organisatie deel en wat is het
voornaamste coördinatiemechanisme.
, Dominante organisatie = strategische top
Coördinatiemechanisme = direct toezicht, eigenaar kan zelf alles in de gaten houden.
VB: detailhandel, kledingzaak
2. Machine organization (machinebureaucratie):
Dominante organisatie = technische structuur, werkt achter de schermen maar bepaald
alles voor de schermen. VB: McDonald’s. Kijkt hoe lang de friet gebakken moet
worden en waar je de keuken plaatst etc.
Coördinatiemechanisme = standaardisatie van werkprocessen. Efficiëntie is erg
belangrijk
VB: productiebedrijven met massaproductie -> McDonald’s maken op dezelfde wijze
de burgers klaar.
3. Professional organization (professionele bureaucratie):
Dominante organisatie = operationele kern, veel zelfstandigheid doordat het zo
gespecialiseerd is.
Coördinatiemechanisme = standaardisatie van kennis en vaardigheden.
VB: hogeschool, advocatenbureau, ziekenhuis,
4. Diversified organization (divisiestructuur): Organisatie is zo groot dat er meerdere
zelfstandige bedrijven naast elkaar aan het werken zijn.
Dominante organisatie = middenkader,
Coördinatiemechanisme = standaardisatie van resultaten/output. De directie van de
business unit het meest bepalend hoe het bedrijf presteert.
VB: meerdere compleet zelfstandige bedrijven onder 1 moederbedrijf -> Philips
lighting, elke divisie (in dit geval bvb Philips lighting) bepaalt zijn eigen belijdt.
5. Innovative organization (adhocratie): omgeving die erg snel verandert.
Dominante organisatie = ondersteunende staf.
Coördinatiemechanisme = onderlinge afstemming. Inspelen op de trends, moeten
flexibel zijn om op de trends in te spelen. Teams bepalen zelf hoe ze dat moeten doen.
VB: reclamebureau, productontwerper, modehuizen
6. Missionary organization (zendingsorganisatie):
Dominante organisatie = ideologie. Dat waar mensen voor staan en in geloven
(bijvoorbeeld de bijbel)
Coördinatiemechanisme = standaardisatie normen. Iedereen is zich bewust van de
gedragsnormen.
VB: klooster, milieuorganisatie, goede doelen
7. Political organization (politieke organisatie): min of meer chaos.
Dominante organisatie = staat niet vast
Coördinatiemechanisme = staat niet vast
VB: politieke partij
1.2
4 soorten organisatievormen: schematische weergave van de hiërarchische verhoudingen binnen een
organisatie
, 1. De lijnorganisatie: verticale lijn. Een organisatie waar boven elke werknemer een manager
staat. Taken zijn toebedeeld aan afdelingen.
Voordeel: Altijd toezicht en goed controleerbaar. Simpel model
Nadeel: niet echt flexibel
2. De lijn-staforganisatie: een lijnorganisatie waaraan één of meer stafafdelingen zijn
toegevoegd. De toevoeging ‘staf’ geeft aan dat de onderneming met adviseurs en/of
adviesafdelingen werkt, die dus ‘buiten’ de lijn vallen. Alles loopt via een lijn en daardoor
raken lijnmanagers snel overbelast. Er wordt van hen verwacht dat ze op alle gebieden van
personeelszaken tot automatisering deskundig zijn. Om die te helpen zijn er stafdiensten. Chef
of leidinggevend staf onder zich heeft.
3. De matrixorganisatie: een organisatiestructuur die vaak in grote organisaties wordt
toegepast. Rapporteren de deelnemers aan meerdere personen. Opgedeeld in verschillende
gezichtspunten. Een medewerker heeft twee leidinggevenden, namelijk het hoofd van de
productgroep én het hoofd van de geografische regio. In de top moet dan afgesproken zijn
hoeveel zeggenschap elke leidinggevende heeft en welke terreinen die zeggenschap bestrijkt.
Tevens betekent de dubbeltaak vaak een zware belasting voor de deelnemers. In de
matrixorganisatie werken lijn- en stafmedewerkers niet naast elkaar maar met elkaar.
4. De projectorganisatie zie hierboven: Als binnen een wat grotere organisatie een
ingewikkeld project moet worden uitgevoerd, kan de onderneming specialisten van
verschillende terreinen bij elkaar in een groep plaatsen. Dit is vaak een tijdelijk
samenwerkingsverband van verschillende specialisten die samen een doel moeten realiseren.
Aan het hoofd van een projectgroep staat een projectleider.
Beide vormen gaan uit van projectteams die samenwerken. Echter bij een projectorganisatie is deze
samenwerking tijdelijk. Matrixorganisatie is meer permanent.
1.3 Management en leiderschap
Manager: een systematisch, reflectieve planner. Zijn altijd druk bezig, actiegericht. Sterke voorkeur
voor mondelinge communicatie, bellen en vergaderen boven schriftelijke documentatie. Gaat vaak
vanuit intuitie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sofieknook2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.94. You're not tied to anything after your purchase.