VB: Een ondernemer heeft een liquiditeitsoverschot en leent geld uit aan een
verzekeringsmaatschappij met ingang van 1 januari 2016, bedrag € 80.000. Dat is dus niet geld dat de
onderneming leent, maar geld dat de onderneming uitleent! We noemen dat een lening u/g (uitgeleend
geld). Het rentepercentage bedraagt 3%. De afspraak is dat de verzekeringsmaatschappij elk jaar op 1
oktober € 5.000 aflost op dit bedrag. Tevens zal zij dan de rente over het afgelopen jaar betalen.
De renteopbrengsten in een periode zijn afhankelijk van de grootte van de lening in die periode en van
het rentetarief. Op 1 oktober verandert echter de grootte van de lening omdat er dan een deel van de
lening wordt afgelost. We moeten om die reden het jaar splitsen in twee delen:
• Van 1 januari 2016 tot 1 oktober 2016 is de grootte van de lening gelijk aan € 80.000,
renteopbrengsten 80.000 × 3% × 9/12 = € 1.800.
• Van 1 oktober 2016 tot 1 januari 2017 is de grootte van de lening gelijk aan € 75.000 (80.000 –
5.000), renteopbrengsten 75.000 × 3% × 3/12 = € 562,50.
De totale renteopbrengsten zijn dus 1.800 + 562,50 = € 2.362,50. Aflossingen zijn nooit opbrengsten
(of kosten) en dus zijn de renteopbrengsten ook meteen de totale opbrengsten, bedrag € 2.362,50.
2. De inkoopwaarde van de omzet IWO
VB: In 2016 koopt een handelsbedrijf van een product 30.000 eenheden in voor € 2,40 per stuk en
verkoopt in dezelfde periode 20.000 producten voor € 3,50 per stuk. Deze verkochte producten
betreffen een oude voorraad en zijn ingekocht voor € 2,30 per stuk.
Oplossing berekening inkoopwaarde van de omzet in 2016: inkoopprijs per eenheid × afzet = 2,30 ×
20.000 = € 46.000.
Oplossing berekening van de waarde van de inkopen in 2016: Waarde van de inkopen in 2016 = 2,40
× 30.000 = € 72.000.
Soms is het aantal stuks niet bekend, dan geldt;
IWO of brutowinst wordt uitgedrukt in een % van de omzet,
IWO wordt uitgedrukt als % van de brutowinst,
Brutowinst wordt uitgedrukt als % van de IWO
3. Brutowinst = omzet - IWO
VB: De brutowinst bedraagt 20% van de omzet en de omzet is € 240.000.
Oplossing: Als de brutowinst 20% van de omzet is, dan moet de IWO 80% van de omzet zijn, want
100% - 20% = 80%. De IWO bedraagt dus 80/ 100 × 240.000 = € 192.000.
4. Bedrijfsresultaat
Wordt berekend op basis van de brutowinst minus de overige exploitatiekosten. De overige
exploitatiekosten bestaan uit bedrijfskosten en afschrijvingskosten.
, 5. Nettowinst
De nettowinst wordt berekend door de bedrijfslasten minus de financiële baten en lasten. In dit
geval de rentekosten. Aflossingen zijn nooit kosten! Ze hebben wel invloed op de rentekosten,
maar zijn zelf géén kosten.
6. De brutowinst is een percentage van de inkoopwaarde van de omzet
VB: De brutowinst bedraagt 20% van de inkoopwaarde van de omzet en de omzet is € 240.000.
Oplossing: Als de brutowinst 20% van de inkoopwaarde van de omzet is dan moet de omzet 120%
zijn, want 100% + 20% = 120%.
De IWO bedraagt dus × 240.000 = € 200.000.
7. Lineaire afschrijving
Afschrijvingskosten per jaar = (aanschafwaarde- restwaarde) / economische levensduur in
jaren.
VB: Een machine wordt aangeschaft op 1 oktober 2015. De aanschafwaarde is € 20.000 en de
economische levensduur is tien jaar. Na het verstrijken van de economische levensduur is de
restwaarde € 1.000.
Oplossing: afschrijvingskosten per jaar = (20.000 - 1.000) : 10 = € 1.900.
In 2015 wordt de machine uiteraard pas afgeschreven vanaf oktober, dus de afschrijvingskosten in
2015 bedragen 1900 × = € 475.
8. Huurkosten
VB: Een loods wordt gehuurd voor € 3.600 per jaar. De huur wordt halfjaarlijks
vooruitbetaald op 1 januari en op 1 juli.
Oplossing: De betalingen vinden plaats in januari en juli, maar dat betekent niet dat de kosten
ook alleen in januari en juli worden genoteerd! In de andere maanden van het jaar wordt net zo
goed gebruikgemaakt van de loods; de kosten worden daarom evenredig gespreid over alle
maanden. De kosten bedragen derhalve: 3.600/ 12 = € 300 per (elke) maand.
De huurkosten in april bedragen dus € 300.
9. Rentekosten
VB: Een onderneming sluit op 1 januari 2015 een lening af van € 80.000 bij een bank tegen 5% rente. Elk
jaar moet de onderneming op 1 april € 8.000 aflossen. Bereken op grond van de gegevens de rentekosten in
2015
Oplossing: Bij 5% rente zonder toevoeging wordt 5% per jaar bedoeld. Omdat op 1 april wordt afgelost is
de lening voor 1 april groter dan daarna. We moeten om die reden bij de berekening van de rente een
splitsing aanbrengen:
• Van 1 januari 2015 tot 1 april 2015 is de lening € 80.000, rentekosten 80.000 × 5% × = € 1.000.
• Van 1 april 2015 tot 31 december 2015 is de lening € 72.000 (80.000 - 8.000), rentekosten 72.000 × 5% ×
= € 2.700.
• Totale rentekosten over 2015: 1.000 + 2.700 = € 3.700.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sofieknook2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.92. You're not tied to anything after your purchase.