In deze samenvatting treft men voor het vak Erfrecht het volgende aan:
- Overzicht van voorgeschreven literatuur en rechtspraak (onderdeel B);
- Samenvatting literatuur met rechtspraak (onderdeel C);
- Aantekeningen hoorcollege 1-A (onderdeel D) en
- Aantekeningen hoorcollege 1-B (onderdeel E).
B. Voorgeschreven literatuur
Voor week 1, bestaande uit twee hoorcolleges, is de volgende stof voorgeschreven:
Literatuur: M.J.A. van Mourik (red.), Handboek Erfrecht, Deventer Kluwer (2020).
Hoorcollege 1-A Hoofdstuk I en II (met uitzondering van II.8)
Hoorcollege 1-B Hoofdstuk III en paragraaf XIII.11
Rechtspraak: Hoorcollege 1-A Niet specifiek voorgeschreven
Hoorcollege 1-B Niet specifiek voorgeschreven
C. Samenvatting literatuur
I. Inleiding tot het erfrecht
1.1 Definitie
Het erfrecht geeft regels omtrent de vermogensrechtelijke aspecten van het overlijden
van een natuurlijk rechtssubject.1 Daarbij geeft het erfrecht onder andere antwoord op
de vraag wat er met de rechten en verplichtingen van het overleden rechtssubject
gebeurt (lees: vermogen). Dit vermogen zal veelal overgaan op één of meer andere
(levende) rechtssubjecten. Derhalve kan erfrecht ook wel omschreven worden als het
geheel van regels dat de overgang van het vermogen van de overledene op één of meer
(rechts)personen regelt. Daarbij besteedt het erfrecht onder andere aandacht aan de
vragen wie, voor welk deel en op welke wijze iemand gerechtigd is bij erfopvolging van
een overleden persoon.
1.2 Het belang van het erfrecht
Het erfrecht is met name van belang voor een goed rechtsverkeer van vermogen.
De dood van een overleden persoon vereist regels waaromtrent vermogensovergang
zou kunnen worden geregeld. Indien een dergelijke regeling achterwege zou blijven,
zou niet duidelijk zijn wie de nieuwe drager van rechten en plichten wordt. Voorts kan
het erfrecht het economisch belang bevorderen. Hieronder moet worden verstaan
het voorkomen van versnippering van economische belangen van de overledene,
doordat dit belang verspreidt over meerdere erfgenamen.
1 Van Mourik e.a. 2020, p.1
,1.3 Algemene terminologie
De overledene persoon noemt men de erflater. De erfgenaam is hij wie de
vermogensrechtelijke positie van de erflater overneemt; ofwel hij die (een deel van) het
vermogen van de overledene erft. De grondslag hiervoor is met name het
bloedverwantschap (hierover later meer). Dit vermogen dat openvalt noemt men de
nalatenschap of wel erfenis: het geheel van schulden en bezittingen die de erflater
heeft nagelaten aan zijn erfgenamen. Indien men de schulden en/of bezittingen uit de
nalatenschap overneemt van de erflater, noemt men dit erfopvolging.
1.4 Wijzen van erfopvolging (globaal)
Erfopvolging kan op twee wijzen geschieden: op grond van de wet, het zogenoemde
versterferfrecht of op grond van een uiterste wilsbeschikking (lees: testament). In
een uiterste wilsbeschikking krijgt de erflater de mogelijkheid om zijn nalatenschap te
regelen op een wijze die afwijkt van de regels zoals die gelden op grond van de wet.
Daarbij geldt als regel: voor zover de erflater zelf niks heeft geregeld bij uiterste
wilsbeschikking, geldt het versterferfrecht (zie art. 4:1 BW).
1.5 Overgangsrecht
Sinds 1 januari 2003 geldt het nieuwe erfrecht, zoals neergelegd in boek 4 BW. Dit
erfrecht verschilt fundamenteel op een groot aantal onderdelen ten opzichte van het
oude erfrecht. Problematisch zijn dan die gevallen waarin bijvoorbeeld uiterste
wilsbeschikkingen zijn opgesteld naar oud erfrecht, maar het nieuwe recht bepaalde
constructies niet meer (er)kent. Nu een uiterste wilsbeschikking slechts effect heeft op
het moment dat de erflater is overleden, luidt de vraag of de bepalingen in het
testament nog steeds gelding hebben indien de nalatenschap openvalt wanneer het
nieuwe recht van kracht is. Hiervoor is een overgangsrechtregeling getroffen, te
vinden in de Overgangswet (vanaf nu: OW NBW). Hierbij dienen twee situaties te
worden onderscheiden:
- De nalatenschap is opengevallen voor het inwerking treden van de nieuwe wet;
en
- De nalatenschap is opengevallen na het inwerking treden van de nieuwe wet.
1.5.1. Uitgangspunt
Art. 68a lid 1 OW NBW bepaalt dat de nieuwe wet van toepassing is vanaf het
tijdstip van inwerkingtreding. Dit noemt men ook wel het beginsel van
onmiddellijke werking. Met andere woorden: het nieuwe recht geldt in principe
ook op die testamenten die naar oud recht zijn opgesteld.
1.5.2. Situatie 1: voor inwerkingtreding van de nieuwe wet
Art. 68a lid 1 OW NBW bepaalt tevens dat het nieuwe recht niet direct van
toepassing is voor zover anders uit de wet voortvloeit. Hierbij kunnen twee
uitzonderingen worden onderscheiden:
- Tenzij vermogensrechten geëerbiedigd moeten worden; of
- Tenzij de geldigheid van de rechtshandling geëerbiedigd moeten worden.
1.5.2.1. De werking van 69 OW NBW
Art. 69 OW NBW bepaalt dat indien de nieuwe wet van toepassing wordt, dat
niet tot gevolg heeft dat:
- Iemand het vermogensrecht verlies dat hij onder het tevoren geldende
recht had verkregen (sub a);
- Een schuld op een ander overgaat (sub b);
, - Het bedrag van een vordering wordt gewijzigd (sub c);
- Een vorderingsrecht ontstaan (sub d);
- Een goed met een beperkt recht wordt belast.
1.5.2.2. De werking van 69 OW NBW
Met name sub a is belangrijk voor het erfrecht. Deze uitzonderingsregel heeft
toepassing in die situaties waarin de nalatenschap is opengevallen voor de
inwerkingtreding van de nieuwe wet. Immers, dan hebben de erfgenamen of
legatarissen al immers vermogen (rechten of schulden) ontvangen. Als nadien
de nieuwe wet intreedt, blijven deze rechten behouden (zie 69 sub a).
1.5.2.3. Nietigheid en vernietigbaarheid
Voor zover het niet een vermogensrecht an sich betreft, maar wel een
rechtshandeling, rijst de vraag of de rechtshandeling nietig of vernietigbaar of
geldig is met de invoering van nieuw recht. Hierover kan het volgende gezegd
worden gezegd op grond van de artikelen 79-81 OW NBW:
Rechtshandeling is Rechtshandeling is Conclusie
naar oud recht… naar nieuw recht…
Geldig Geldig Rechtshandeling blijft
geldig.
Geldig Vernietigbaar/nietig Rechtshandeling blijft
geldig o.g.v. art. 79 OW
NBW.
Vernietigbaar Vernietigbaar Rechtshandeling blijft
vernietigbaar.
Vernietigbaar Geldig Rechtshandeling blijft
geldig o.g.v. art. 80 lid 1
OW NBW.
Vernietigbaar Nietig Rechtshandeling is nietig
met terugwerkende kracht
o.g.v. art. 80 lid 2 OW
NBW.
Nietig Nietig Rechtshandeling blijft
nietig.
Nietig Geldig Rechtshandeling wordt
geldig met terugwerkende
kracht voor zover
erfgenamen de handeling
als geldig erkennen, o.g.v.
art. 81 lid 1 OW NBW.
Nietig Vernietigbaar Rechtshandeling wordt
vernietigbaar met
terugwerkende kracht voor
zover erfgenamen de
handeling als geldig
erkennen, o.g.v. art. 81 lid 1
OW NBW.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LiteratuurRechtenLeiden. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.78. You're not tied to anything after your purchase.