Bestuursrecht: ziet op de verhouding tussen de overheid en burgers.
Kern: de overheid kan eenzijdig de rechtspositie van burgers vaststellen. Oftewel: de overheid oefent
macht uit. Er is een verticale machtsrelatie. Soms kan de overheid ons helpen en aan de andere kant
ook onze vrijheden beperken.
- Hoe wordt de macht begrensd?
- Aan welke rechtsnormen moet de overheid zich houden?
- En welke rechtsbescherming staat tegen overheidshandelingen open?
Waarom hebben we bestuursrecht? Wat is de functie ervan?
Bestuursrecht is recht van, voor en tegen het bestuur.
- Van het bestuur: de instrumentele functie. De instrumentele functie van het bestuursrecht
geeft aan de overheid speciale bevoegdheden. Deze bevoegdheden kunnen niet door
burgers worden uitgeoefend. Dat geeft de overheid dus een bijzondere positie.
- Voor het bestuur: normerende functie. Deze legt het bestuur regels op waar het zich aan
moet houden.
- Tegen het bestuur: waarborgfunctie. Als het bestuur zich niet aan de regels houdt etc. geeft
het bestuursrecht aan de burger de mogelijkheid om verweer te bieden tegen de overheid.
Doelen van de AWB:
- Bevorderen van de eenheid. Het is niet handig als iedere wet zijn eigen systeem hanteert.
- Systematiseren en vereenvoudigen.
- Codificeren van jurisprudentie. Er was veel ongeschreven recht voor de AWB.
- Regelen van algemene onderwerpen. Dingen die in iedere wet vaak terugkomt. Ze zijn uit
bijzondere wetten gehaald waar ze niet goed inpassen, maar samengenomen en vastgelegd
in de AWB.
Dwingend recht: afwijking van de AWB niet mogelijk. Het is bindend. Dat is logisch > er zitten
allemaal normen in de AWB, die zo belangrijk zijn dat de overheid daar echt niet van af mag wijken.
Er mag in beginsel niet worden afgeweken > dus als in een andere wet een uitzondering wordt
gemaakt, die op dezelfde hiërarchische hoogte staat, mag van de AWB worden afgeweken.
Regelend recht: AWB bevat de hoofdregel maar staat afwijking uitdrukkelijk toe. Als er niks anders
bepaald is, dan is dit de regel. Maar je kunt er dus gewoon van afwijken.
Aanvullend recht: bijzondere wet bevat hoofdregel maar wanneer daarin niets staat, geldt AWB. Het
heeft een soort vangnet functie.
Facultatief recht: de bijzondere wetgever kan een bepaling uit de AWB van toepassing verklaren.
Bestuursorgaan: het a-orgaan.
De AWB term voor de overheid is ‘bestuursorgaan’.
Waarom is het zo belangrijk om te weten of een bepaalde entiteit een bestuursorgaan is?
,Ten eerste is de AWB alleen van toepassing op het handelen van bestuursorganen. Ten tweede: geen
bestuursorgaan, geen besluit. Daarop volgt: geen besluit, dan ook geen bestuursrechtelijke
rechtsbescherming.
En waarom dan liever naar de bestuursrechter dan naar de civiele rechter? Bestuursrechtspraak is:
Laagdrempelig:
- Geen verplichting om advocaat in te schakelen.
- Lage griffierechten.
- Relatief informele procedure. Je kunt gewoon een brief schrijven, en daarmee ben je al de
procedure begonnen > i.p.v. dagvaarding etc.
Procedurele rechtvaardigheid:
- Lage eisen aan het beroepschrift.
- Actieve rol van de bestuursrechter: ongelijkheidscompensatie. De bestuursrechter weet dat
er een verticale relatie is tussen de overheid en de burger. Simpel gezegd: de overheid heeft
veel meer kennis en kunde en ervaring. Als burger kan je in principe gewoon zeggen waarom
en waar je het niet mee eens bent, de bestuursrechter vertaald dit dan naar juridische taal >
zoekt er dan wetsartikelen bij etc. Dit is totaal anders dan het civiele recht: hier gaat de
rechter uit van gelijkwaardige partijen. Daar is veel meer sprake van een horizontale
machtsverhouding.
Dit maakt dat het voor een burger het heel prettig als zon geschil kan worden gekwalificeerd als een
besluit door een bestuursorgaan.
Artikel 1:1, lid 1, onder a, AWB: een a-orgaan: een orgaan van een rechtspersoon die krachtens
publiekrecht is ingesteld.
Artikel 1:1, lid 1, onder b, AWB: een b-orgaan: een ander persoon of college, met enig openbaar
gezag bekleed.
Waarom is er een onderscheid tussen a- en b-organen?
Het onderscheid is relevant voor het bereik van de Awb-bepalingen:
- A-organen zijn voor al hun handeling (ook privaatrechtelijk en feitelijke!) handelingen
gebonden aan de AWB.
- B-organen zijn alleen aan de AWB gebonden voor zover zij publiekrechtelijke bevoegdheden
uitoefenen.
Aan welke criteria moet worden voldaan om een a-orgaan te zijn:
Een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.
- Orgaan (1)
- Rechtspersoon ingesteld krachtens publiekrecht (2)
Deze twee moet je dus altijd toetsen op het tentamen!
Wanneer is er sprake van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld?
De publiekrechtelijke rechtspersonen worden genoemd in:
- Artikel 2:1, BW
- Bijzondere wetten
Artikel 2:1, Burgerlijk Wetboek:
De Staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen, alsmede alle lichamen waaraan krachtens
de Grondwet verordenende bevoegdheid is verleend, bezitten rechtspersoonlijkheid.
Andere lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts
rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt.
Voorbeeld van lid 2: Artikel 7.1 Mediawet 2008.
, Goed dit onderscheid maken! Maar wat is nou het verschil?
Privaatrechtelijke rechtspersonen zijn rechtspersonen die iedereen kan beginnen. Wij zelf als burger
kunnen dit. Publiekrecht gaat over wat de overheid kan. Dat kunnen wij niet zomaar. Dat kan alleen
maar door wetgeving. De wetgever bepaalt. Je vind het terug in wet- en regelgeving. Een
privaatrechtelijke rechtspersoon kan nooit een publiekrechtelijke rechtspersoon zijn.
Wat is een orgaan?
De publiekrechtelijke rechtspersoon is de huls. De onderdelen van die rechtspersoon die taken
uitvoeren zijn de organen. Enkele voorbeelden:
- Organen van de staat: ministers en staatssecretarissen.
- Organen van gemeenten: college van B&W, gemeenteraad, burgemeester.
- Organen van provincies: gedeputeerde staten, provinciale staten, Commissaris van de
Koning.
- Organen van waterschappen: dagelijks bestuur, algemeen bestuur, dijkgraaf.
Het zijn dus de organen die uiteindelijk de bevoegdheid uitoefenen.
Er is dus een lichaam, dat is de rechtspersoon. En binnen die rechtspersoon, dat lichaam dus, de
organen. Zie het als een echt lichaam met organen.
Onderscheid tussen de rechtspersoon en de organen:
- De rechtspersoon is het privaatrechtelijk aanspreekpunt.
- Het bestuursorgaan is het publiekrechtelijk aanspreekpunt.
Deze twee moet je niet door elkaar halen!
Kijk het voorbeeld nog eens over hoe Universiteit Leiden een a-orgaan is.
Bestuursorgaan: het b-orgaan
Wanneer is er sprake van een b-orgaan?
Een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
- Een ander persoon of college
- Met enige openbaar gezag bekleed
Een ander persoon of college: dit kunnen natuurlijke personen zijn, of privaatrechtelijke
rechtspersonen.
Met enig openbaar gezag bekleed: ze zijn (voor een deel van hun activiteiten) bevoegd eenzijdig
rechter of plichten voor een ander in het leven te roepen of bindend vast te stellen.
Twee manier om openbaar gezag te verkrijgen:
1. Wettelijk openbaar gezag: op basis van een wettelijk voorschrift. Dit is de hoofdregel. Er is
ergens te lezen dat aan een privaatrechtelijke rechtspersoon bevoegdheden voor toegekend
die jou en mij rechten en plichten kunnen toekennen.
2. Buitenwettelijk openbaar gezag. Dit is dan dus de uitzondering.
De eerste categorie: wettelijk openbaar gezag.
Een voorbeeld: de Apk-keuring door een garage. Artikel 72 & 78 van de Wegenverkeerswet.
‘erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon’. De bevoegde wordt dus gegeven. Dus omdat zij
erkend zijn hebben zij de bevoegdheid gekregen om te bepalen of jou auto nog de weg op mag.
Dus: een garagehouder is een natuurlijke persoon of rechtspersoon die met enig openbaar gezag
bekleed is op grond van een wettelijk voorschrift, mits hij erkend is om Apk-keuringen te verrichten.
Dus waarom is het een b-orgaan? Omdat hij openbaar gezag uitoefent. Omdat de Wegenverkeerwet
aan die garagehouder openbaar gezag toekent > de bevoegdheid om jou rechten en plichten vast te
stellen. Maar alleen voor zover hij die Apk-keuringen verricht. Een garagehouder doet veel meer dan
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller diekedz. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.