100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Biologie samenvatting Nectar vwo 4 H6 Soorten en populaties $3.95   Add to cart

Summary

Biologie samenvatting Nectar vwo 4 H6 Soorten en populaties

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Level
  • Book

Samenvatting biologie vwo 4 H6 Soorten en populaties

Preview 1 out of 2  pages

  • No
  • H6
  • September 15, 2022
  • 2
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • 4
avatar-seller
Biologie hoofdstuk 6 Soorten en populaties

§6.1 De verwantschap tussen soorten
Twee criteria om vast te stellen of individuen tot dezelfde soort behoren:
 Overeenkomst in uiterlijk kenmerken.
 De mogelijkheid om vruchtbare nakomelingen te kunnen krijgen.

Tegenwoordig gebruiken biologen informatie uit DNA-onderzoek als aanvulling. Is een soort eenmaal beschreven, dan krijg deze een wetenschappelijke naam.
Die bestaat uit twee delen: de geslachtsnaam (met een hoofdletter), gevolgd door de soortaanduiding (met een kleine letter). Dit is binominale naamgeving.
Achter de tweedelige naam staat soms nog een letter of een naam. Dat is bijvoorbeeld de naam van de ondersoort of een toevoeging. Een ondersoort is meestal
een geografisch afgescheiden groep soortgenoten met iets afwijkende kenmerken.

Taxonomie (indeling van soorten)onderscheidt (van kleine naar steeds grotere groepen):
Organismen  Soorten  Geslachten  Families  Orden  Klassen  Afdelingen  Rijken  Domeinen

Door fokken van dieren of kweken van planten ontstaat variaties, rassen. Rassen maken geen onderdeel uit van de taxonomie. Taxonomen onderscheiden drie
domeinen, elk met een eigen type rRNA (ribosomaal RNA):
 De archaea: Archaea zijn net zoals bacteriën prokaryoten, eencelligen zonder kernmembraan. Hun cirkelvormige DNA ligt los in de cel. DE bouw van het
celmembraan bij archaea wijkt af van dat bij de beide andere groepen. Het membraan bestaat uit enkele laag fosfolipiden met lange vetachtige (isopreen)
staarten.
 De bacteriën: prokaryoten, eencelligen zonder kernmembraan. De celmembranen van bacteriecellen en eukaryote cellen hebben een dubbelde laag
fosfolipiden.
 De eukaryoten: dubbele laag fosfolipiden. Eukaryoten cellen hebben het DNA in een celkern.

Biologen gebruiken DNA-onderzoek om tot een meer betrouwbare indeling van soorten te komen. Zij analyseren genen voor eiwitten die in veel verschillende
organismen voorkomen, zoals het hemoglobinegen. Genen die met een constante snelheid muteren, vormen voor biologen een moleculaire klok. Met behulp
hiervan kunnen ze vaststellen welke soorten verwant zijn en hoelang die soorten al op aarde aanwezig zijn.

Soms kruisen verschillende soorten met elkaar en krijgen ze levensvatbare nakomelingen: hybriden. Hybriden helpen om familierelaties tussen soorten in kaart
te brengen. Twee soorten kunnen alleen jongen krijgen als hun DNA voor een groot deel gelijk is. Sommige diersoorten hebben vooral ongeslachtelijke
voortplanting. Het criterium van vruchtbare nakomelingen, vervalt bij deze soorten.


§6.2 Populaties
Populaties zijn groepen organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied. Om het aantal exemplaren van de populatie, de populatiegrootte, te bepalen kun
je de dieren tellen of schatten.
Vangst-terugvangst methode: (vangst 1 x vangst 2)/ terugvangst. Door geboorte en immigratie kan de populatiegrootte toenemen. Sterfte en emigratie
verkleinen de populatiegrootte.

Territorium is het gebied dat een mannetje verdedigt tegen andere mannetjes. Van alle factoren die de populatiegrootte bepalen, is er altijd één die de groei
van een populatie het meest belemmert: de beperkende factor. Genetische diversiteit is de genetische variatie in een populatie. De inbreng van andere genen
maakt de kans dat populatie een bepaalde ziekte overleeft, groter. De inteelt van individuen die paren met familie leden kan de populatie kwetsbaar maken.

Het opdelen van het leefgebied van een soort in kleine stukken heet versnippering. De noodzakelijke uitwisseling van genetisch materiaal met niet-familieleden
neemt dan sterk af. Versnipperde gebied met elkaar verbinden heet ontsnippering. Beheerders zetten soms dieren uit als beheermaatregel. De beheerders
hopen dat deze soorten door hun knagen en grazen hun leefgebied nog gevarieerder maken. Herintroductie betekent dat je een soort uitzet op een plek waar
deze soort vroeger voorkwam.


§6.3 Soorten in hun omgeving
Elk deel van een organisme dat op één of andere manier op een ander organisme van invloed is (of kan zijn), is een biotische factor. Elke factor dat geen deel
van een organisme is en op een manier invloed heeft op een ander organisme wordt een abiotische factor genoemd. Een leefomgeving van planten en dieren,
met specifieke biotische en abiotische eisen van een soort, noemen biologen een habitat. Voor planten gebruiken biologen vaak het begrip standplaats om de
habitat aan te duiden

Voor elke abiotische factor kent een organisme een optimum. Dat is de waarde van de milieufactor waarbij het best gedijt. Voor de populatie gelden minimum-
en maximumwaarden: de tolerantiegrenzen. Buiten deze grenzen blijft geen enkel organisme van die soort in leven. De meeste dieren leven in het
optimumgebied.

De niche beschrijft hoe een soort die omgeving gebruikt en beïnvloedt. Soorten kunnen dezelfde habitat hebben, maar hun ecologische niche is meestal anders.
Zo kunnen zij concurrentie vermijden. Mutaties, wijzigingen in de nucleotidenvolgorde het DNA van een individu, kunnen leiden tot eigenschappen met een
betere overlevingskans dan die van soortgenoten in de populatie. Als een erfelijke verandering in een uiterlijk kenmerk of het gedrag van een soort de
mogelijkheid om te overleven verhoogt, of de mogelijkheid geeft om in een andere habitat te overleven, is er sprake van een adaptatie.

Door hun trekgedrag vermijden dieren ongunstige omstandigheden. In dat opzicht is de trek van veel dieren ook een adaptatie.
Dieren zijn concurrenten als dezelfde niche en habitat hebben.


§6.4 Relaties tussen soorten:
Herbivoren Planteneter

Carnivoren Vleeseters Predatie = jagen op een prooi

Omnivoren Alleseters


Predatoren gebruiken ogen, oren en neus om een prooi op te sporen. Sommige planten gebruiken chemische stoffen als bescherming. Veel dieren maken
gebruik van alarmsignaal om soortgenoten te waarschuwen. Een andere manier van om als prooisoort te overleven is een snelle voortplanting. Predator-
prooirelatie is de relatie tussen de prooi en zijn natuurlijke vijand.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carlijnkuijt. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77333 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$3.95
  • (0)
  Add to cart