Dit document omvat vragen met opgeloste antwoorden vanuit de cursus en inzichtvragen die men zou kunnen stellen op een examen.
Kaartmateriaal en tekeningen vanuit de cursus dient men nog te bekijken.
Ecologie en natuurtechniek
Basisbegrippen:
Landschapsecologie = Richting die tot de ecologie wordt gerekend maar ook aanpalende
vakgebieden omvat. Het vak handelt over de ecologische aspecten van het landschap inclusief
de rol van de mens en is tevens gericht op toegepaste aspecten zoals ruimtelijke ordening. Het
is een praktijkgeoriënteerde en interdisciplinaire wetenschap.
Landschapsecologie stelt de relatie tussen abiotische en biotische factoren op
landschapsschaal centraal.
Een landschap is een deel van de ruimte aan het aardoppervlak dat bestaat uit een complex
van relatiestelsels, ontstaan door de werking van gesteenten, water, planten, dieren en de
mens. Dat in zijn uiterlijke verschijningsvorm een te onderscheiden geheel vormt.
Ruimtelijke heterogeniteit = idee dat ‘elementen’ in verhouding staan tot andere elementen en
een impact hebben op een breed scala aan verschijnselen.
Basiselementen:
Basiselementen van de landschapsecologie:
- De structuur
- De functionaliteit
- De dynamiek
In alle elementen is er sprake van zowel natuurlijke als menselijke inbreng.
Structuur: omschrijving van reliëf en vegetatie, soorten bomen, waterstromen en grote
groenelementen. (bomenrijen in polders) alsook bebouwing, spoorweg.
Functionaliteit: Functies van het landschap en het groen. Verleden (waarvoor werd het
landschap gebruikt), waar wordt het nu voor gebruikt of hoe beweegt men in het landschap.
Snelweg is functionaliteit door de mens. Natuurlijk en menselijk
Dynamiek: natuurlijke successie en wat de mens teweeg brengt. Veranderingen in het
landschap
Landschappelijke structuur:
Drie bouwstenen:
- Vlakken (patches)
= samen vormen zij de matrix (het patroon)
- Gangen (corridors)
Vlekken (patches): zijn ruimtelijk duidelijk begrensd, ze worden gekenmerkt door hun vorm en
oppervlakte. Veelal kleine afgebakende landschapselementen zoals kikker- en drinkpoelen,
clums, broekbosjes, kleine bosrelicten in een landbouwlandschap.
→ kleinere vlekjes kunnen als stapstenen beschouwd worden
,Gangen (corridors): langgerekte smalle ‘vlekken”. De lineaire structuren vormen als het ware
ecologische gangen in het landschap. Struwelen, rivieren en beeklopen, hagen, bomenrij,
lineaire bospercelen… Het verschil zit hem in het randeffect.
→ zijn van groot belang voor de verspreiding van soorten vanuit de ene ecotoop naar de
andere.
Het nut van de corridors en stapstenen hangt sterk af van de soort die men langs een corridor
wil laten migreren. Vogels kunnen makkelijk een gat overbruggen maar landdieren hebben het
hier moeilijker mee. Vissen hebben een onderbroken waterweg nodig, waarbij hooguit kleine
hoogteverschillen (watertrappen) aanvaardbaar zijn.
- Lijncorridors: Vertonen nauwelijks interne kenmerken die verschillend zijn van hun
randkenmerken. (Houtkanten, -wallen, bomenrijen, hagen…)
- Strookcorridors: Breed genoeg om gedifferentieerde interne kenmerken te vertonen.
(lineaire bosstructuren, rivieren en bredere beeklopen…)
→ Corridors vormen netwerken gekenmerkt door connectiviteit. De dichtheid van vlekken en
corridors wordt aangeduid met ‘poreusheid’.
- Habitat corridors: Gangen die voorzien in overleving, geboorte en beweging soms
gebruikt als tijdelijke permanente habitat.
- Movement corridors: gangen die voorzien in overleving en beweging. Ze ondersteunen
in belangrijke mate de relatie tussen de vlekken.
- Barriè of filter corridors: een gang waar doorstroming van soorten en energie wordt
belemmerd.
Verandering landschappelijke fragmentatie doorheen de tijd
Matrix, patches en corridors zijn geen statisch gegeven maar wijzigen tijdens het evolutieproces
veelvuldig.
1. Neolithicum: overwegend Quercetum landbouw aan de hand van patches.
2. Middeleeuwen: bevolkingsexplosie noodzaakt een groter landbouwareaal. De patches
van voorheen zijn matrix geworden de oorspronkelijke matrix manifesteert zich als
corridors.
3. Hedendaagse samenleving: de matrix is het stedelijk weefsel. Patches en corridors zijn
hoofdzakelijk artificieel.
Lars Hemmeryckx
,Van wanneer dateert het hedendaagse matrix in Vlaanderen? (pagina 14)
Oostenrijk (18e eeuw ongeveer) die verantwoordelijk zijn voor de snelwegen in die tijd.
De verschillen:
De kuststreek heeft zandbodem en is te vergelijken met een studentenstad. Dichter bevolkt.
Vlaamse Ardennen/Heuvelland is vrij open bebouwd met een minder dichte bevolking. Het
Pajottenland heeft meer clusters die dichter bebouwd zijn en beiden hebben een zandleem tot
lemige bodemstructuur.
De Ardennen zijn niet dicht bevolkt. Verspreide bebouwing doorheen het landschap. Bij een
groter hoogteverschil zijn er dichter bewoonde clusters aan de valleien, heuvels… Er wordt
vooral aan bosbouw, graanteelt…
- De ecologische infrastructuur: Is analoog aan de harde infrastructuur van wegen,
leidingen, spoorlijnen. In beleidstermen is men gaan spreken van de ecologische
infrastructuur. Het omvat alle bestaande en voorgestelde vlekken, corridors en
stapstenen die tezamen het totaalpakket van ecologische waarden in een gebied
bepalen.
Het Land van Herve, hageland, Haspengouw
Lage heuvels van 200@350 meter.
Golvende topografie met duidelijke valleien en verspreide bebouwing en bossen. Schermen en
lineair groen versterken de topografie.
- Veel wijdse panoramazichten
- Open ruimte van matige tot grote omvang begrensd door topografie of vegetatie.
Lars Hemmeryckx
, Invloed van ruilverkavelingen:
De indeling van velden verandert waardoor er grotere en vlakkere kavels ontstaan. Dit heeft
effect op de aanblik van het landschap en op de natuurwaarden. Zo verdwijnen veel sloten,
greppels, houtwallen, bosschages, gewelfde akkers, natuurlijke oneffenheden en onverharde
wegen.
Het belang van private tuinen in het geheel landschap:
Netwerk aan groene stapstenen vormen voor fauna en flora. Een grotere biodiversiteitswaarde,
het geheel aan tuinen is groter dan het percentage natuurgebieden.
Fysionomie
= Aan het uiterlijk kan je de persoonlijkheid van een landschap lezen.
De verschillende componenten aanwezig in een landschap:
- Fysisch milieu
- Biologisch milieu
- De menselijke activiteit
Elk klimaat wordt qua uiterlijk en eigenschappen in het beginsel bepaald door componenten van
niet levende en levende natuur. → complexe wisselwerking tussen biotische en abiotische
componenten.
Model waar klimaat als sturende kracht van
vele natuurlijke processen wordt aanzien:
Lars Hemmeryckx
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller larsh1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.23. You're not tied to anything after your purchase.