Anatomie/fysiologie:
De belangrijkste bestanddelen van plasma zijn en functies:
- Water 90%
- Plasma-eiwitten
-albumine, zorgt dat het vocht in de bloedvaten blijft (COD=colloïd-
osmotische druk), transport van vetten en andere niet oplosbare
stoffen en buffer (zuurgraag in balans)
-globuline > alfa, bèta en gamma. Alfa en bèta zijn een
transportmiddel van bv ijzer en hydrofobe stoffen. Gamma is een
immuunglobuline, antilichamen.
-fibrinogeen, voor de stolling, het voorstadium van fibrinedraden etc.
Verder zijn er nog functies als enzymen en eiwitreserve.
- Zouten
- Voedingsstoffen
- Hormonen
- Afvalstoffen
Een hematocrietwaarde is het deel van het bloedvolume wat uit rode
bloedcellen bestaat uitgedrukt in l/l of percentage. Deze wordt bepaald
door een buisje te centrifugeren.
De colloïde osmotisch waarde is de concentratie van de eiwitten in het
bloedplasma. De kristalloïde is de concentratie van alle zouten in het
bloedplasma. Als het op pijl is dan is de osmotische waarde dat ook.
waterhuishouding
Hemopoëse (vorming van bloedcellen)
Bij de foetes worden de bloedcellen gevormd in de lever, milt en de
thymus, na zes maanden in het rode beenmerg. Het vindt plaats vanuit de
stamcellen, door mitotische delingen en differentiatieprocessen. De
lymfocyten vindt plaats in het beenmerg, thymus, milt en de lymfeknopen.
Verschillende soorten bloedcellen:
- Erytrocyten
Bevatten hemoglobine, zuurstoftransport, aanmaak van ijzer.
- Leukocyten
Voor de afweer. Onder leukocyten kunnen we verdelen:
- Granulocyten ( puntjes en zweverige kern)
Zorgen voor fagocytose van micro-organismen, worden gemaakt in het
rode beenmerg.
Basofiele granulocyt; donkerblauwe korrels, voor
ontstekingsreacties.
Eosinofiele granulocyt; oranjerood, voor allergische processen en
vernietigen van parasieten.
Neutrofiele granulocyt; lichtroze. Jongen bestaan uit staafvormige
kern. Volwassen hebben een aantal lobben. Ze fagocyteren
bacteriële infecties.
, - Lymfocyten (soort ronde kern)
Vorming van antilichamen, worden gemaakt in lymfatisch systeem (milt en
lymfeknopen) en in het rode beenmerg. Zijn betrokken bij de specifieke
afweer.
- Monocyten (halve maan vormige kern)
Fagocytose van celresten (opeten) worden gemaakt in het rood beenmerg.
Het zijn de voorlopers van macrofagen.
- Trombocyten
Het zijn stukjes cytoplasma. Ze zijn betrokken bij de hemostase
(bloedstelping), waarvan coagulatie (bloedstolling) een belangrijk
onderdeel is. Ze worden gemaakt in het rood beenmerg vanuit
megakaryoten.
IJzer stofwisseling
Je neemt maar 1 tot 2 mg ijzer per dag op in je lichaam. Alleen in de Fe2
vorm kan ijzer worden geresorbeerd. Na resorptie wordt Fe gebonden
aan transferrine, het transporteiwit van ijzer. ijzer dat niet nodig is
wordt opgeslagen in de ijzerdepots (lever, milt en beenmerg). Als het
, de totale ijzervoorraad overschrijdt wordt het opgeslagen in de vorm
van hemosiderine.
Het rode bloedbeeld kan worden bepaald op basis van de
erytrocytenindices.
1. Hematocrietwaarde (Ht)
2. Hemoglobineconcentratie (Hb)
3. Het aantal erytrocyten
Macrocytair = te grote cellen
Microcytair = te kleine cellen
Kleur = chroom
Hyper = hoog
Hypo = laag
De volgende erytrocytenindices worden onderscheiden:
- MCV; mean corpuscular volume > de gemiddelde celvolume, 82-98
fl.
- MCH; mean corpuscular hemoglobin > de gemiddelde hoeveelheid
hemoglobine, 1,7 – 2,1 fmol
- MCHC; mean corpuscular hemoglobin concentration > gemiddelde
hemoglobineconcentratie, 19,3 – 22,5 mmol/l
- RDW; red-cell distribution width > maat voor de verdelingsbreedte
van de rode bloedcellen en de spreiding ervan.
- HDW; hemoglobin distribution width > de hb-concentraties.
Bloedgroepen
A: anti-b
B: anti-a
AB: geen anti
O: anti ab
Een antigeen is een figuurtje op het DNA, O heeft er geen. O wordt niet
herkend door een antigeen.
Oplossing voor bloedtransfusie?
Geen plasma geven, hier zitten de antistoffen in.
O O
A A
B B
Ab AB
Resusstelsel:
Antigeen-D. Ze worden pas opgewekt wanneer een resusnegatief persoon
bloed ontvangt van een resuspositief persoon. Dit kan bij een verkeerde
bloedtransfusie of bij zwangerschappen. De persoon zal dan anti-D gaan
produceren. Als dit zich herhaalt wordt het ingebrachte bloed afgebroken.
Als het kunstmatig wordt ingespoten , wordt mam er imuun voor.
CO2 en O2 transport
, Transport van zuurstof gaat bijna altijd gebonden. Er kan slechts bij een
normale druk 3 ml zuurstof per liter opgelost worden in het bloed. In
gebonden toestand is dit 200 zuurstof per liter. Het zuurstof gaat van de
longblaasjes (alveoli) naar het bloedplasma en wordt hier gebonden aan
het hemoglobine. De zuurstofbinding wordt oxygenatie genoemd.
Methemoglobine is niet in staat om zuurstof te binden. In een eryocyt
vindt anaerobe verbranding plaats. Hierdoor heeft het altijd een hoge
concentratie melkzuur.
Het koolstofdioxide, dat bij de verbranding in de mitochondriën is
gevormd, gaat via diffusie van mitochondriën naar het celmembraan, het
interstitium en het membraan van het capillair naar het bloedplasma. 8%
lost op in het bloedplasma en wordt naar de longen vervoerd. De rest
diffundeert naar de erytrocyt. Hier bindt zich 22% aan de aminogroepen.
Hierdoor ontstaan carbaminoverbindingen. Het merendeel wordt omgezet
in bicarbonaat en wordt naar de longen vervoerd.
Hemostaste
Hemostaste is het proces waardoor het bloedverlies snel verminderd
wordt. Het bestaat uit drie stappen:
- Vasoconstrictie (vaatvernauwing)
Na beschadiging treedt er vasculair spasme op (vaatkramp) hiermee wordt
het bloedverlies beperkt
- Aggregatie van trombocyten (vorming van een bloedprop)
Adhesie (vastplakken) van trombocyten vindt plaats. Hiervoor is de von
Willebrandfactor (VWF) noodzakelijk. Na de adhesie veranderen de
trombocyten van vorm en scheiden een vaat actieve stof af, serotonine.
Tenslotte vindt aggregatie plaats, waarbij samen met fibrine een prop
ontstaat die de wond afsluiten
- Coagulatie (bloedstolling)
Zodra het bloed het vaatbed verlaat treedt er gelvorming op, dit wordt
stolsel genoemd dit is een netwerk van fibrinedraden met insluitsels
(trombos en erys) dit wordt serum genoemd.
Een aantal stollingsfactoren zijn belangrijk om het stollingsproces in balans
te houden:
- Door de lever gesynthetiseerde (samengevoegde) enzymen, die in
inactieve vorm in het bloed circuleren; voor synthese is vitamine K
nodig.
- Stoffen die door het beschadigde weefsel en door trombocyten
worden afgescheiden
- Door calciumionen kan tijdens de bloedstolling het bloed onstolbaar
worden gemaakt door de vrije calciumionen te binden
- In het stollingsproces activeren de stollingsfactoren elkaar. Het
eerste stadium bestaat uit de vorming van protrombinase, dit is in
staat om protrombine om te zetten in trombine (zet fibrogeen om in
fibrine). Dit kan op 2 manieren:
1. Extrinsieke stolling, er lekt een stof van buiten een bloedvat naar
het bloed
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LION123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.80. You're not tied to anything after your purchase.