Een haalbaarheidsanalyse richt zich op twee zaken; hoeveel levert een
onderneming op (rendement) en hoeveel onzekerheid gaat daarbij gepaard
(risico).
Om een grove inschatting te maken van de haalbaarheid van een project, wordt
vaak gebruikgemaakt van de zogeheten terugverdientijdmethode, ook wel pay-
back period genoemd. Bij deze methode wordt alleen gekeken naar het
rendement van een project en wordt er geen rekening gehouden met de
tijdswaarde van geld. De tvt wordt berekend m.b.v. de verwachte kasstromen van
de onderneming, waar de LB voor kan worden gebruikt. Een tweede manier om
de kasstromen te bepalen is door te kijken naar de bedrijfsresultaten na
belastingen. Zo worden er kasstromen onderscheiden voor:
1. Het moment waarop een onderneming start: KS= - begininvesteringen.
2. De looptijd van de onderneming: KS= bedrijfsresultaat na belastingen +
afschrijvingen.
3. Het moment waarop een onderneming stopt: KS= bedrijfsresultaat na
belastingen + afschrijvingen + restwaarde.
In het voorbeeld boven is de tvt drie jaar, waarbij er zelfs geld over is. Een manier
om risico’s inzichtelijk te maken is door gebruik te maken van scenarioplanning.
Hierbij wordt het financiële plan uitgewerkt voor een zogeheten worst-case,
expected-case en een best-case scenario.
Bij het beoordelen van de haalbaarheid van het ondernemingsplan wordt bij de
methode van de tvt geen rekening gehouden met de tijdswaarde van geld.
Daarom wordt vaak gebruikt gemaakt van de nettocontantewaardemethode.
Bij deze methode wordt rekening gehouden met het feit dat aan euro’s die op
een later tijdstip worden ontvangen, minder waarde wordt toegekend dan aan
euro’s die eerder worden ontvangen, de zogeheten tijdswaarde van geld. Voor
de berekening van de ncw worden eerst de verschillende kasstromen bepaald.
Daarna worden alle kasstromen herrekend naar één gemeenschappelijk tijdstip,
, het startmoment van de onderneming.
Elk ondernemingsproject dat gestart wordt moet vanuit bedrijfseconomisch
perspectief minimaal hetzelfde opleveren als wat de ondernemer ontvangt van
de bank. Op grond hiervan kan de ncw berekend worden met de bankrente als te
gebruiken rentevoet; disconteringsvoet. Het verschil tussen het door de
ondernemer verlangde rendement en de rente op de bank heet risicopremie en
hoe hoger het verwachte risico van een project, hoe hoger de risicopremie moet
zijn.
Met behulp van de opgemaakte begin- en eindbalans en EB kan een ondernemer
grip krijgen op essentiële zaken:
1. Kan een onderneming aan haar kortetermijnverplichtingen voldoen? Hiervoor
moeten er voldoende financiële middelen zijn, die ook op korte termijn vrij
besteedbaar zijn.
2. Kan een onderneming aan haar langetermijnverplichtingen voldoen?
Liquideit. De onderneming moet in staat zijn schulden die op korte termijn
opvorderbaar zijn te betalen. Dit is de liquiditeit, en kan met drie kengetallen
inzichtelijk worden gemaakt:
1. Current ratio; deze geeft de verhouding weer tussen de bezittingen die op
korte termijn om te zetten zijn in contant geld. CR = vlottende activa / kort
vreemd vermogen , oftewel:
CR = voorraden + debiteuren + liquide middelen / rekening courant +
crediteuren.
2. Quick ratio; hierbij worden eventuele voorraden buiten de berekening
gehouden. De quick ratio geeft de verhouding weer tussen de bezittingen die op
korte termijn om te zetten zijn in contant geld, maar dan zonder de voorraden en
de kortlopende schulden.
QR = vlottende activa – voorraden / kort vreemd vermogen, oftewel:
QR = debiteuren + liquide middelen / rekeningcourant + crediteuren
3. Nettowerkkapitaal; geeft weer hoeveel financiële ruimte een ondernemer
heeft. Het nettowerkkapitaal is het verschil tussen de vlottende activa en het kort
vreemd vermogen.
NWK = (voorraden + debiteuren + liquide middelen) – (rekeningcourant +
crediteuren).
Solvabiliteit. Het vermogen van een onderneming om aan haar lange termijn
verplichtingen te kunnen voldoen, wordt solvabiliteit genoemd. Dit wordt
beoordeeld aan de hand van de verhouding tussen het eigen en vreemd
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lucvandernat. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.