Samenvatting hoofdstukken en werkgroep-aantekeningen
Hoofdstuk 1 (behalve 1.2.1.3 en 1.2.4.2)
Competentie → kennis van de regels van ons eigen idiolect
Idiolect → individueel geïnternaliseerd taalsysteem die veel in gemeen heeft met het
idiolect van andere sprekers in onze gemeenschap maar niet identiek is.
Pragmatiek → studie van taal in context
Semantiek → letterlijke betekenis, onafhankelijk van context
Pragmatiek heeft te maken met bedoeling die:
1. niet letterlijk is;
2. contextafhankelijk is;
3. inferentieel is;
4. en niet-waarheidsafhankelijk is.
Gebieden in de taal
Fonetiek → individuele spraakgeluiden
fonologie → hoe de spraakgeluiden (fonetiek) systematisch functioneert in een taal
Morfologie → structuur van woorden
Syntax → structuur van zinnen
Prosodie → intonentiele (iets met tonen) contouren worden geassocieerd met bepaalde
betekenissen
lexicale semantiek → individuele worden en morfemen worden geassocieerd met
betekenissen
lexicale pragmatiek → bepaalde worden en morfemen worden geassocieerd met bepaalde
betekenissen.
sentential semantics → bepaalde zinsstructuren worden geassocieerd met bepaalde
betekenissen.
Discourse analysis → bestudeert ‘strings of sentences’ in een bepaald gesprek.
Descriptive → beschrijft hoe de taal wordt gebruikt
Prescriptive → beschrijft hoe je verwacht wordt de taal te gebruiken
Standaard methoden om taal te bestuderen:
1. 'Native-speaker intuitions
a. Your own (introspection)
b. Someone else’s (informants)
i. questionnaire
ii. interviews
2. Psycholinguistic experimentation → bestudeert taal buiten het vermogen van
mensen om deze te manipuleren
i. lexical decision, eye tracking, etc.
3. Naturally occurring data → observatie onder natuurlijke omstandigheden
a. Elicitation → context ontwerpen
b. Natural observation→ natuurlijke context
c. Corpus data → reeds bestaande verzameling ruwe data
1
,Voorwaarden hypothese:
1. falsifieerbaar → kunnen testen of het waar of niet waar is
2. voorspelbaar → generaliseerbaar moeten zijn
Lexical semantics → study of word meaning
Lexical relations → relationship of overlap (or lack thereof) in de semantische kenmerken
van de woorden
Woordbetekenis
Synoniemen → woorden die overlappen in alle semantische kenmerken
Antoniemen → Delen alle kenmerken behalve één kenmerk ()
graduele antoniemen → door dit ene kenmerk staan ze aan andere
uitersten kanten van een continuüm (heet en koud)
complementaire antoniemen → door dit ene kenmerk wordt er gekozen uit
een set van exact twee keuzes (dood en levend)
Hyponiem → een woord deelt alle kenmerken van een ander woord (superordinate) en
andere kenmerken . Bijvoorbeeld: Poedel (hyponiem) en hond (superordinate)
Homoniem → twee woorden die dezelfde vorm hebben. Kan leiden tot lexicale
ambiguïteit.
Ambigu → twee of meer duidelijk onderscheiden meningen
Vaag → de grenzen tussen betekenissen zijn onduidelijk
Componentiële semantiek → betekenis van een woord afbreken tot een set primitieve
kenmerken.
prototype → object (vaak niet bestaand) dat de categorie het best representeert.
Zin → sequentie van woorden
Utterance (uiting) → zin geproduceerd in een daadwerkelijke context.
propositie → wat een zin uitdrukt
Waarheidscondities → condities waarin een zin als waar beschouwd kan worden
Zinsbetekenis
Parafrase → complete overlap in betekenis van een zin, maar in andere woorden.
Antonymy → kan op lexicaal niveau leiden tot anomalie (een botsing van semantische
betekenissen)
Anaphora → gebruik van linguïstische uitdrukking samen (coreferentially → “having the
same referent”) met een andere linguïstische uitdrukking die eerder in de woordenwisseling
gebruikt is.
Voorbeeld → mijn oom vertelde dat hij een oorlogsheld (anafoor, verwijst naar ‘
oom’ eerder in discours) was
Deictic → geïnterpreteerd in relatie tot de context van de uiting, niet in tekst
2
,Introductie Grice
Natuurlijke betekenis → onafhankelijk van sprekersintentie
non-natuurlijke betekenis → geen natuurlijke correlatie tussen het woord en haar
betekenis.
Sentence meaning → letterlijke betekenis van de zin (semantiek)
Speaker meaning → wat de spreker bedoelt (pragmatiek)
Discourse model → representatie van woordenwisseling
'My goal is to help my hearer develop an internal representation of the discourse that
matches my own, while the hearer’s goal is correspondingly to develop such a
representation.'
Fetilicious reference → op een pragmatisch gepaste manier refereren
Context-afhankelijk → pragmatische bedoeling
Context-onafhankelijk → semantische betekenis
Semantic meaning → truth conditional
Pragmatic meaning → does not affect truth conditionals of utterance
3
, Hoofdstuk 2 Grice
Coöperatieprincipe → maak je conventionele contributie zoals verwacht van je woord, op
het moment dat het zich voordoet, door het geaccepteerde doel of richting van het gesprek
waarin je geëngageerd bent
Is er volgens Grice sprake van een implicatuur?
● Alleen als het geen invloed heeft op de waarheid functionele betekenis van de zin, en
geen onderdeel van de betekenis is.
● The intended meaning is not part of the truth-conditional meaning and thus an
implicature
● wat voor maxime wordt er gebruikt en wordt deze geschonden, geobserveerd of nog
iets?
Coöperatieprincipe:
1. Maxime van Kwantiteit → zeg genoeg maar niet teveel
a. maak je contributie zo informatief mogelijk
i. Scalaire implicaturen → waarde op een schaal indiceert dat de
spreker weet dat er geen hogere waarde dan gezegd geldt (“ik heb
twee zoons”). Horn scales → cardinale nummers
b. geef niet meer informatie dan nodig
2. Maxime van Kwaliteit → zeg alleen wat je gelooft dat waar is. (Het is geen “zeg
niet alles wat je denkt dat waar is” want daarvoor zou je oneindig veel tijd nodig
hebben)
a. zeg niet wat je weet dat foutief is
b. zeg geen dingen waarvoor je niet genoeg bewijs hebt
3. Maxime van Relatie → zeg alleen wat relevant is
a. wees relevant
4. Maxime van Wijze → wees duidelijk, bondig en niet ambigu
a. ontwijk obscurity of expression
b. ontwijk ambiguïteit
c. wees kort en bondig
d. wees geordend (X en Y = X voor Y)
Met respect tot de CP kan de spreker
● de maximes observeren (Maxime gehoorzamen)
● de maxime flouten (Niet maxime gehoorzamen; bewust, intentioneel voor de
luisteraar, overt))
● de maxime schenden /violaten (covert, onintentioneel voor luisteraar) )
● de maxime ontkennen (weigeren het ‘spelletje’ te spelen)
Implicatuur → de inhoud van het geïmpliceerde
Implicaturen schenden Truth Conditionals van de zin niet.
conversational implicature → implicaturen die afgeleid zijn van CP
Implicatuur is berekenbaar → het moet mogelijk zijn om de bedoelde betekenis te
berekenen gegeven de tekstuele en situationele context, de maximes en de daadwerkelijke
uiting.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carmenbrouwer1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.