Bestuursrecht
Inleiding
Het bestuursrecht is het recht voor, van en tegen het overheidsbestuur.
Het bevat de regels die de overheid nodig heeft om te kunnen en mogen
besturen en de regels die de burger nodig heeft om tegen dit besturen te
kunnen optreden. Het overheidsbestuur heeft betrekking op de actieve
bemoeienis van de overheid met de samenleving. De bronnen van het
bestuursrecht zijn te vinden in het internationale recht, de nationale
wetgeving, jurisprudentie en het ongeschreven bestuursrecht.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen het algemeen en bijzonder
bestuursrecht. Het algemeen bestuursrecht wordt in de Awb behandeld. In
deze wet worden algemene regels gegeven over de rechtsbescherming,
handhaving, bestuursorgaan etc. Het doel van de Awb is om meer eenheid
te brengen in de bestuursrechtelijke wetgeving, om de bestuursrechtelijke
wetgeving te systematiseren en vereenvoudigen en om normen die in de
rechtspraak zijn ontwikkeld op te nemen in de wet (codificeren). Het
bijzonder bestuursrecht richt zich op een bepaald onderdeel van het
bestuursrecht, zoals het vreemdelingenrecht, belastingrecht, milieurecht
etc.
Het bestuursrecht is ook onder te verdelen in het materieel en formeel
bestuursrecht. Het materieel bestuursrecht bevat rechtsnormen waarin
voor burgers en bestuursorganen aanspraken/verplichtingen zijn
opgenomen. Het formeel bestuursrecht gaat over de procesrechtelijke
regels die de burger nodig heeft om tegen het optreden van de overheid
iets te ondernemen.
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. De overheidsmacht is
verspreid over verschillende niveaus (openbare lichamen): de Staat, de
provincies, de waterschappen, de gemeenten en de lichamen waaraan
krachtens de Grondwet bevoegdheid is verleend (art. 2:1 BW). Deze
openbare lichamen bestaan uit bestuursorganen. Bij de Staat is het
bestuursorgaan de ministers en de regering, bij de provincies is dat de
provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissaris van de Koning,
bij de gemeenten is dat de gemeenteraad, de burgemeester en het
college van burgemeester en wethouders. De openbare lichamen bezitten
rechtspersoonlijkheid.
De overheid heeft als rechtspersoon privaatrechtelijke bevoegdheden en
rechten (tweewegenleer), er moet namelijk altijd rekening worden
gehouden met het behartigen van het algemeen belang. De overheid staat
gelijk met een natuurlijk persoon (art. 2:5 BW), het kan allerlei
overeenkomsten aangaan en eigenaar zijn van roerende een onroerende
zaken. De overheid die als burger optreedt, moet rekening houden met de
abbb’s.
,Bestuursorganen
Bestuursorganen zijn organen van een organisatie van het Openbaar
Bestuur met bestuursbevoegdheid. Bestuursorganen kunnen een a-orgaan
zijn en een b-orgaan. A-organen zijn rechtspersonen die
krachtens het publiekrecht zijn ingesteld (art. 1:1 lid 1 sub a Awb). B-
organen zijn andere personen of college die met enig openbaar gezag
bekleed zijn (art. 1:1 lid 1 sub b Awb).
De toetsing van een a- bestuursorgaan (art. 1:1 lid 1 sub a Awb):
1. Rechtspersoon: Er moet sprake zijn van een publiekrechtelijk
rechtspersoon (art. 2:1 BW).
2. Publiekrechtelijk: Er moet sprake zijn van een rechtspersoonlijkheid
op grond van de publiekrechtelijke wet (art. 123 GW, art. 133 GW,
art. 134 GW).
3. Orgaan: Er moet sprake zijn van een orgaan (art. 125 lid 1 GW jo. art
125 lid 2 GW)
Een b- bestuursorgaan wordt niet getoetst. Zij behoren niet tot de
overheid maar verrichten als bestuursorgaan wel bestuurstaken. Ze
beschikken over enig openbaar gezag (art. 1:3 Awb) en hebben een
bepaalde bestuurstaak (wettelijk voorschrift) en een publieke taak (geen
wettelijk voorschrift).
Er moet altijd eerst getoetst worden of er sprake is van een a-
bestuursorgaan en als dat niet zo is, moet er gekeken worden of het een
b- bestuursorgaan is.
Alleen bestuursorganen bezitten bestuursbevoegdheden. Voor het
handelen van bestuursorganen gelden speciale regels van de Awb:
- A- organen voor het gehele functioneren (fulltime bestuursorgaan),
- B- organen voor zover zij een bestuurstaak uitoefenen (parttime
bestuursorgaan).
Als burger kan je in bezwaar/beroep tegen besluiten van bestuursorganen
(uitzonderingen in art. 8:3 Awb).
, ‘’Publiekrechtelijk’’ houdt in dat het bestuursorgaan een exclusieve
bevoegdheid heeft om te beslissen. Deze bevoegdheid is aan het
bestuursorgaan toegekend door een publiekrechtelijke wettelijke regeling.
het bestuursorgaan heeft deze speciale bevoegdheid gekregen om te
beslissen, dit maakt het bestuursorgaan machtig.
Een bestuursorgaan kan op drie verschillende manieren bevoegdheid
verkrijgen, namelijk door attributie, delegatie en mandaat.
Attributie is het toekennen (het scheppen) van een nieuwe bevoegdheid
(de wetgever kent een nieuwe wetgevende bevoegdheid toe aan een
bestuursorgaan (art. 10:22 Awb)). Bevoegdheden kunnen aan
(zelfstandige) bestuursorganen en aan ambtenaren worden geattribueerd.
Delegatie is het overdragen van een bevoegdheid aan een ander (art.
10:13 Awb). Dit is slechts toegestaan indien dit bij wettelijk voorschrift
(bijv. provinciale of gemeentelijke verordening) mogelijk is gemaakt.
Degene die de bevoegdheid overdraagt wordt de delegans genoemd en
degene die de bevoegdheid verkrijgt wordt delegataris genoemd. De
delegataris oefent de bevoegdheid op eigen naam en onder eigen
verantwoordelijkheid uit, het bestuursorgaan dat delegeert raakt zijn
bevoegdheid kwijt. Een delegataris kan ook zijn bevoegdheid weer
overdragen aan een ander (subdelegatie).
Mandaat is de bevoegdheid krijgen om in naam van een bestuursorgaan
besluiten te nemen (art. 10:1 Awb). Er worden hierbij geen bevoegdheden
overgedragen, de verantwoordelijkheden blijven bij het bestuursorgaan
dat de ander gemachtigd heeft. De mandaatgever blijft bevoegd om de
gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen. Degene die mandaat geeft
wordt mandans genoemd en degene die namens de mandans de
bevoegdheid uitoefent wordt mandataris genoemd. Een mandataris kan de
‘’verantwoordelijkheid’’ ook weer aan een ander overdragen, mits de
mandans hiervoor de bevoegdheid geeft (submandaat).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sirienmehanna. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.93. You're not tied to anything after your purchase.