Hoofdstuk 1 Performance Behaviour
Belangrijke begrippen bij Performance Behaviour zijn gedrag en prestatie.
Gedrag is het totaal aan waarneembare en niet-waarneembare handelingen van
een persoon, een groep personen of een heel bedrijf. We praten over individueel
gedrag waar het een medewerker betreft en over organisatiegedrag als het over
een organisatie of groep gaat. Prestatie is het resultaat van alle inspanningen;
daarbij gaat het om alle gewenste, maar ook alle ongewenste resultaten.
Performance Behaviour onderscheidt persoonlijke prestaties waar het prestaties
van een individu betreft en organisatieprestaties waar het de prestaties van een
groep medewerkers binnen een bedrijf betreft.
Prestatiegedrag houdt in dat er een meetbare relatie is gelegd tussen het
resultaat en het daarvoor benodigde gedrag. Het specificeert en meet het gedrag
dat nodig is om het geformuleerde resultaat te bereiken. Als die relatie voldoet
aan een vooraf gedefinieerd resultaat of een kwaliteitsnorm, dan is het
prestatiegedrag in de termen van Performance Behaviour geseald of
afgehecht. Er is dus een verschil tussen prestatiegedrag en prestatiegericht
gedrag. Bij prestatiegericht gedrag is de richting wel duidelijk, maar is het
resultaat niet afgehecht.
1.1 Relatie tussen prestatie en gedrag
Als we binnen Performance Behaviour praten over gedrag, dan vallen daar alle
handelingen onder die een persoon verricht. Dat ‘verrichten’ kunnen we
onderverdelen in uiterlijke handelingen en innerlijke handelingen. Innerlijke
handeling is de mogelijkheden afwegen in je hoofd en een keuze maken. Dit is
een onzichtbare handeling, maar deze innerlijke handeling hoort wel bij het
gedrag. Als je de keuze maakt iets te doen wat anderen kunnen zien(ploegleider
bellen) dan is dit een uiterlijke handeling. Een norm die wordt bepaalt om een
keuze te maken wordt bepaald door genenpatroon, karakter, opleiding en sociale
factoren.
Iedereen verwerkt in zijn hoofd de informatie die hij binnenkrijgt o.b.v. zijn eigen
mentale representaties en maakt bewust en onbewust keuzes, die voor een deel
waarneembaar en voor een deel niet-waarneembaar zijn voor anderen. Deze
informatieverwerking wordt beïnvloedt door collega’s, ervaringen,
leidinggevenden enz. Onderstaand laat zien welke factoren van invloed zijn op de
verwerking van informatie.
, Er zijn vier basiselementen die een rol spelen bij de totstandkoming van gedrag:
1. De fysieke actie om het gedrag te laten plaatsvinden.
2. De emotie die iemand ervaart en uit als hij het gedrag vertoont.
3. De psychologische reactie die bij het gedrag hoort.
4. De gedachten die het gedrag vergezellen.
Gedrag is onder normale omstandigheden, d.w.z.; bij gelijkblijvende
omgevingsfactoren, stabiel en bestendig, maar kan door ingrijpend wijzigende
factoren in de omgeving veranderen. Als je in staat bent om het gedrag te
verklaren, kun je ook de factoren die het gedrag tot stand brengen, beter
benoemen. Hoe beter je gedrag kunt benoemen, hoe beter je het kunt
voorspellen. De voorspelbaarheid van gedrag heft ook een directe relatie met het
resultaat; hoe voorspelbaarder het gedrag, hoe voorspelbaarder het resultaat van
dat gedrag. De prestatie van een medewerker is de optelsom van zijn
inspanningen en het resultaat van een onderneming is de optelsom van de
prestaties van alle individuele medewerkers.
1.2 Verwerking van informatie naar gedrag
Als de verwachtingen van mensen die met elkaar samenwerking over het te
behalen resultaat niet met elkaar in overeenstemming zijn (zowel verticaal:
tussen manager en medewerker) en horizontaal (tussen medewerkers onderling),
zal iedereen op zijn eigen manier het resultaat proberen te behalen.
We bouwen ervaring op over de sociale interactie van mensen en dingen in
bepaalde situaties, zodat we kunnen verklaren en inschatten hoe bepaald gedrag
verloopt. Deze kennis van sociale interactie noemen we scripts. Hoe vaker
sociale interacties zich voordoen, hoe meer scripts we ervoor hebben. Deze
scripts leiden tot schema’s die ons informatie verschaffen over hoe we onze
waarnemingen moeten interpreteren. De schema’s leiden weer tot een
‘spoorboekje’ voor de interpretatie van gebeurtenissen om ons heen. De
schema’s worden beïnvloed door de cultuur waarin we leven, door de opvoeding
die we krijgen, de opleiding die we volgen en de ervaringen die we gedurende
ons hele leven opdoen.
Er kunnen problemen optreden bij het opslaan van onze waarnemingen in
beelden die we voorzien van een etiket. Er zien drie soorten schema’s:
1. Consistente schema’s 2. Inconsistente schema’s 3. Irrelevante schema’s
Consistent schema; Dit is wanneer we een situatie tegenkomen die we
‘normaal’ vinden, omdat we hem vaker zijn tegengekomen en dus weten wat we
kunnen verwachten. De eerste reactie is dan; oja dat weet ik al, met deze
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lucvandernat. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.