100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Biologische Determinanten probleem 1 t/m 4 (FSWE2-012-A) $17.08   Add to cart

Summary

Samenvatting Biologische Determinanten probleem 1 t/m 4 (FSWE2-012-A)

 21 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Duidelijke samenvatting van probleem 1 t/m 4. Bespreking van de verplichte literatuur van de basisboeken (Pinel, Carlson, Toates en Kalat). en artikelen. Aangevuld met uitleg uit filmpjes en overzichtelijke afbeeldingen. Let op: Ook te koop in bundel met daarbij probleem 5 t/m 8!

Preview 4 out of 232  pages

  • September 19, 2022
  • 232
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Probleem 1 Naturally! Selection!
Filmpjes

How evolution works
Evolutie gaat over de ontwikkeling van leven op aarde en toont hoe de diversiteit op aarde is ontstaan
en waarom soorten goed zijn aangepast aan de omgeving.

Een soort is een groep dieren die in staat zijn zich met elkaar voort te planten en hun nakomelingen
zijn ook in staat om zich met elkaar voort te planten.
● Het uniek zijn van soorten
Elk wezen dat bestaat is uniek, wat essentieel is voor evolutie. De reden voor deze
verschillen is DNA. DNA bestaat uit verschillende genen die informatie dragen over de
kenmerken van elk wezen. Uniekheid wordt gegarandeerd door overvloedige productie van
nageslacht en erfelijkheid.
○ Overvloedige productie: er wordt meer nageslacht geproduceerd dan nodig is voor
instandhouden van de soort, waardoor er heel veel unieke individuen ontstaan.
○ Erfelijkheid = het doorgeven van DNA aan nakomelingen. Er zijn 2 factoren die
zorgen dat de nakomelingen een willekeurige mix van de eigenschappen van hun
ouders krijgen, en daarom elk uniek zijn: recombinatie en mutatie.
■ Recombination: willekeurig mengen van DNA van twee wezens. Dit gebeurt
twee keer: één keer als je zelf gameten creëert en één keer bij de
bevruchting.
■ Mutation: willekeurige veranderingen in het DNA/kopieerfouten getriggerd
door chemische substanties, toxinen of radiatie. Kunnen tot ziektes leiden,
maar ook neutrale effecten hebben (bijv. blauwe ogen).
● Selectie.
Elk individu wordt onderworpen aan een proces van natuurlijke selectie. Selectiefactoren
(bijv. klimaat, roofdieren, parasieten, gifstoffen, veranderingen in het milieu, andere dieren
van dezelfde soort) hebben invloed op individuen. Elk individu heeft een unieke mix van
kenmerken. Een individu dat een mix van kenmerken heeft dat goed is aangepast aan de
omgeving, overleeft en zal deze kenmerken doorgeven. Daarom is diversiteit zo belangrijk;
zo veel mogelijk verschillende nakomelingen produceren zodat de kans groter is dat er
iemand tussen zit met de juiste mix kenmerken voor de omgeving.

Dus: soorten worden gecreëerd door de interactie van unieke individuen, het overvloedige
nageslacht, recombinatie en mutatie in erfelijkheid en uiteindelijk door selectie.

Genen, DNA en chromosomen
Alle cellen hebben een andere vorm, maar ze hebben dezelfde componenten. Een membraan,
cytoplasma en de celkern. In de celkern zitten 23 chromosomenparen, dus 46 chromosomen in totaal.
22 hiervan zijn autosomen. Het 23e chromosoom verschilt bij mannen (XY) en vrouwen (XX). De
chromosomen zijn lange strengen van DNA. DNA heeft de vorm van een dubbele helix. Het bestaat
uit 4 basen: Adenine (A), Thymine (T), Guanine (G) en Cytosine ( C ). Binding tussen A en T en
tussen G en C. Een stuk DNA wordt een gen genoemd. Je lichaam leest de genen/code van basen
en maakt een eiwit. De volgorde van de basen bepaalt de vorm en grootte van het eiwit. De grootte
en vorm van eiwit bepaalt de functie die het eiwit zal hebben in het lichaam.

Van klein naar groot: eiwit → cel → weefsel → organen. Je genen bepalen dus hoe je eruitziet.

,Buss (2012) - The scientific movements leading to evolutionary psychology


Landmarks in the history of evolutionary thinking

Evolutie vóór Darwin
Lamarck geloofde in 2 oorzaken voor de verandering van soorten:
1. Natuurlijke neiging voor soorten om zich te ontwikkelen tot een hogere vorm.
2. Het erven van verworven kenmerken.
Dieren struggelen om te overleven → secretie van vloeistof → grotere organen betrokken bij de
struggle → overdracht hiervan.

Cuvier (catastrofisme): soorten worden periodiek uitgewist door catastrofes en vervangen door
andere soorten.

Biologen (evolutionisten genaamd) zagen al in dat organische structuur over tijd veranderde. Ook
zagen zij dat veel kenmerken een functie hebben. Zij misten echter een causale theorie om de
verandering in kenmerken te verklaren; hier kwam Darwin mee.

Darwin’s theory of natural selection

De 3 essentiële elementen van natuurlijke selectie zijn:
1. Variatie: organismen variëren van elkaar.
2. Overerving: maar enkele van deze variaties worden doorgegeven aan volgende generaties.
3. Selectie: organismen met overerfbare variaties hebben meer nakomelingen omdat deze
variaties ze helpen met survival of reproductie.

Kern van evolutie door natuurlijke selectie is “differential reproductive success:” het reproductieve
succes vergeleken met anderen door het bezit van kenmerken die de kans op overleving en
voortplanting vergroten.
Overleving is een noodzakelijke voorwaarde voor reproductie en heeft daarom een kritieke rol in de
theorie van Darwin.

Darwin’s theory of sexual selection
x Inconsistentie met de natuurlijke selectietheorie (ook wel “survival selection” genoemd):
- Sommige kenmerken hebben niets te maken met overleving (bijv. de veren van een pauw).
- Bij sommige soorten zijn er grote verschillen in grootte en structuur, hoewel ze dezelfde
overlevingsproblemen hebben.

Darwin kwam daarom met een tweede evolutietheorie: de theorie van seksuele selectie.
Deze theorie richt zich op adaptaties door succesvolle paring.


Seksuele selectie kan door 2 middelen:
1. Intraseksuele competitie tussen leden van één geslacht, wat leidt tot toegang tot paring met
het andere geslacht. Het dier dat ‘wint’, geeft genen door aan de volgende generatie, terwijl
het dier dat ‘verliest’ dat niet doet.
2. Interseksuele selectie/preferential mate choice/female choice: de vrouwtjes van een soort
hebben bepaalde voorkeur voor kenmerken van een mannetje. Zij planten zich voort met
mannetjes met deze kenmerken, waardoor deze kenmerken doorgegeven worden aan
volgende generaties.

,De theorie van seksuele selectie gaf antwoord op de anomalieën in de theorie van natuurlijke selectie.
- Pauw is groot omdat mannetjes die groot zijn de strijd winnen (intraseksuele competitie).
- Pauw heeft een staart omdat vrouwtjes mannetjes met staart mooier vinden (interseksuele
selectie).

Onderscheid
❖ theorie van natuurlijke selectie; adaptaties door succesvolle overleving.
❖ theorie van seksuele selectie; adaptatie door succesvolle paring.

The role of natural selection and sexual selection in evolutionairy theory

Belangrijke opmerkingen over de plek van Darwins theorieën:

1. Natuurlijke selectie en seksuele selectie zijn de primaire, maar niet de énige oorzaken voor
evolutionaire verandering. Je hebt ook genetic drift.

Genetic drift = random verandering in de opmaak van de genen in een populatie. Dit kan komen
door:
● Mutatie (random erfelijke verandering in DNA).
● Founder effect (wanneer er een klein deel van een populatie een kolonie vestigt die niet
representatief is voor de oorspronkelijke bevolking, zal de gehele bevolking meer kenmerken
van die koloniegroep krijgen, bijv. groep met veel roodharigen komt bij de oorspronkelijke
bevolking, in de gehele populatie zullen er dan meer roodharigen komen).
● Genetic bottleneck (door een ramp krimpt de bevolking, en zij hebben enkel een subset van
de genen van de oorspronkelijke bevolking).

2. Evolutie door natuurlijke selectie is niet vooruitkijkend en intentioneel (bijv. een giraffe gaat
niet bewust een hogere tak opzoeken om een langere nek te evolueren).
3. Selectie is geleidelijk (bijv. giraffen met een korte nek kregen pas een langere nek na vele
generaties).
4. Darwin zorgde voor inzicht in de oorsprong van soorten, het veranderen van organische
structuren en de functie van componenten van de structuren voor overleving en reproductie
en Darwin zette alle soorten samen in één stamboom.

Bezwaren over Darwin’s theorie:
1. Gebrek aan een coherente theorie over overerving, omdat Darwin uitging van de “blending”
theorie van overerving, waarbij een kind een mix van hun ouders is (deze kritiek is terecht).
2. Sommige biologen zagen niet hoe de vroege stadia van aanpassing een voordeel konden
brengen (deze kritiek is onterecht, want een half oog of een halve vleugel heeft wel voordeel).
3. Kritiek van religieuze creationisten; zij vinden dat soort onveranderlijk zijn en deel van ‘God’s
plan,’ terwijl Darwin betoogde dat soorten veranderen door het geleidelijke en ongeplande
proces van selectie.
Darwin’s theorie is later aangevuld door meer kennis over genen.

The Modern Synthesis = synthese van Darwin’s evolutietheorie van natuurlijke selectie + particulate
gene inheritance

❖ Darwin: “blended” overerving (onjuist): de kenmerken van ouders worden met elkaar
gemengd in het kind en kunnen worden verworven door ervaring.
❖ Mendel: “particulate” overerving (overerving van deeltjesgenen) (juist): de kenmerken van
ouders worden overgedragen aan het kind in pakketjes genaamd ‘genen’ en je wordt geboren
met je kenmerken.

, Gen = kleinste discrete unit die intact die intact wordt overgedragen.

(Genotypes worden NIET intact overgedragen. Elk van ons erft namelijk een random deel van het
genotype van onze moeder en van het genotype van onze vader.)

The ethology movement (Lorenz en Tinbergen)
Darwin vond dat zijn theorie niet alleen op fysieke kenmerken van toepassing was, maar ook op
gedrag, want:
- gedrag vereist onderliggende fysieke structuren
- soorten kunnen worden gebroed voor specifiek gedrag via de kenmerken van selectie

Ethologie kijkt naar gedrag vanuit een evolutionair perspectief en kijkt bijvoorbeeld naar imprinting.

Ethologie = de studie van de mechanismen en adaptieve waarde van diergedrag

Imprinting = is een vorm van leren (eend vormt een associatie met het eerste ding dat ze zien (vaak
de moeder) en volgen deze daarna), maar is ook een voorgeprogrammeerd deel van de biologie van
de eend.

Ethologen zijn geïnteresseerd in 4 dingen.
De 4 Why’s van Gedrag (Tinbergen):
1. Directe invloeden op gedrag (bijv. beweging van de moeder)
2. Ontwikkelingsinvloeden op gedrag (bijv. gebeurtenissen in het leven die zorgen voor
verandering)
3. Functie van gedrag/adaptive purpose (bijv. zorgen dat de eend dichtbij de moeder blijft om te
overleven)
4. Evolutionaire/fylogenetische oorsprong (bijv. welke evolutionaire gebeurtenissen hebben
geleid tot het imprint mechanisme van de eend).

Ethologen ontwikkelden concepten om aangeboren eigenschappen te beschrijven, zoals ‘fixed action
patterns’ = stereotiepe gedragssequenties die een dier volgt nadat het is getriggerd door een
stimulus.

The Inclusive Fitness Theory (William D. Hamilton)
1964: Journal of Theoretical Biology
Hamilton zorgde voor een revolutie in de evolutionaire biologie met zijn Inclusieve Fitness Theorie.

Classical fitness (het directe reproductieve succes van het doorgeven van genen) was volgens hem
niet genoeg om evolutie door selectie te beschrijven.

Hij beargumenteerde dat natuurlijke selectie kenmerken begunstigt die zorgen dat een organisme
genen door kan geven, onafhankelijk van of het organisme daadwerkelijk direct nakomelingen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller erasmusuniversitysummaries. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $17.08. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$17.08
  • (0)
  Add to cart