Dit is de eerste keer dat ik mijn samenvatting upload op Stuvia. Ik heb een aantal aanvullende vakken gevolgd voor de LOGO-verklaring, waaronder deze. Mogelijk plaats ik de samenvattingen van andere vakken ook nog, maar ik wilde het met dit vak uitproberen.
Het is de samenvatting van het boek Ab...
1. Ontwikkeling van ideeën over 8.2 Kindertijd ......................... 113
ADHD ............................................ 105 8.3 Adolescentie en
2. DSM classificatie en diagnose ... 106 volwassenheid ............................ 114
3. Beschrijving: primaire kenmerken 8.4 Variatie en voorspelling van
....................................................... 107 de uitkomst ................................ 114
3.1 Onoplettendheid .................. 107 9. Neuropsychologische theorieën
van ADHD ...................................... 114
3.2 Hyperactiviteit en
impulsiviteit ............................... 107 9.1 Executieve functies en
inhibitie .......................................115
4. Beschrijving: secundaire
kenmerken..................................... 108 9.2 Gevoeligheid voor beloning
115
4.1 Motorische vaardigheden
108 9.3 Temporale verwerking en
aversie tegen vertraging ..............115
4.2 Intelligentie, academische
prestaties .................................... 108 9.4 Meerdere wegen ............. 116
5.2 SLD met een leesstoornis137 2.2 Beschrijving: Secundaire
kenmerken.................................. 162
PAGINA 4
, 2.3 Mede-voorkomende 2.3 Epidemiologie ................. 185
stoornissen ................................. 165
2.4 Ontwikkelingsbeloop en
2.4 Epidemiologie ................ 165 prognose ..................................... 187
2.5 Ontwikkelingsbeloop..... 166 2.5 Etiologie ......................... 188
2.6 Neurobiologische 2.6 Interventie...................... 194
afwijkingen ................................ 167
Tekst week 1: Hoe help je bange
2.7 Etiologie ......................... 168 kinderen om meer te durven? ........... 201
2.8 Assessment van ASS....... 170 Tekst week 4: Trajectories of Early
Adolescent Loneliness: Implications for
2.9 Preventie van ASS ...........172
Physical Health and Sleep ................ 203
2.10 Interventie voor ASS .......172
Tekst week 5: Gameverslaving en
Thema 8: Eetstoornissen .................. 179 diagnostiek ........................................ 208
1. Obesitas ................................. 179 Tekst week 7: Dyslexie – diagnostiek en
1.1 Etiologie ......................... 180 behandeling ........................................211
1.2 Interventies ..................... 181 Tekst week 8: Taalbegrip en theory of
mind bij kinderen met autisme......... 213
2. Eetstoornissen ........................... 183
Tekst week 9: Sterkte- en
2.1 Definitie en classificatie:
zwaktediagnostiek bij (het vermoeden
een overzicht ............................. 183
van) hoogbegaafdheid plus autisme . 216
2.2 Classificatie en Voorbeeldvragen....................................1
beschrijving: DSM benadering.. 184
Na het bestuderen van deze taak ben je in staat om:
• klinische angststoornissen bij kinderen te onderscheiden van normaal
voorkomende angst bij kinderen
• klinische obsessieve-compulsieve stoornissen bij kinderen te onderscheiden
van normaal voorkomende gedachten en rituele handelingen
• onderscheid te maken tussen worry, fear en anxiety, en deze termen te
gebruiken in de classificatie van angststoornissen
• het verschil te benoemen tussen angststoornissen en obsessieve-compulsieve
stoornissen
• aan de hand van een casus een onderbouwde DSM 5-diagnose voor angst en
obsessieve-compulsieve stoornissen vast te stellen
• de epidemiologie, ontwikkeling en comorbiditeit van angst en obsessieve-
compulsieve stoornissen te beschrijven
• aan te geven welke angststoornissen bij kinderen vaak voorkomen en welke
stoornissen minder vaak voorkomen
• veel voorkomende risicofactoren voor angststoornissen en obsessieve-
compulsieve stoornissen te benoemen
• een beeld te vormen van hoe de eerste fase van een psychologische
behandeling van een kind met een angststoornis of obsessieve-compulsieve
stoornis eruitziet.
Dit hoofdstuk (en de volgende twee) gaat in op kinderen die beschreven worden als
angstig, teruggetrokken, verlegen, depressief, etc. Ze lijken erg ongelukkig en hebben
een gebrek aan zelfvertrouwen. Van deze jonge mensen wordt vaak gezegd dat ze
emotionele problemen hebben die ze zelf oplossen; daarom worden hun problemen
vaak internaliserende stoornissen (“internalizing disorders”) genoemd.
1. EEN INTRODUCTIE TOT INTERNALISERENDE STOORNISSEN
Pogingen om gedragsstoornissen bij kinderen en adolescenten te classificeren zorgden
voor een breed spectrum bestaande uit internaliserende problemen. Gesuggereerd
wordt dat deze algemene groep van emotionele/internaliserende stoornissen het
klinische beeld het beste beschrijft. Als alternatief kan de focus liggen op meerdere
specifieke aandoeningen. Zo staan termen als fobieën, obsessies en dwanghandelingen,
angststoornissen, depressie en stemmingsstoornissen centraal binnen klinische
classificatiesystemen zoals de DSM.
Over de relatie met of het onderscheid in diagnostische categorieën is veel discussie:
PAGINA 1
, 1. Er is bewijs dat risicofactoren bijdragen aan verschillende stoornissen. Eén
risicofactor is niet specifiek gebonden aan één stoornis, maar kan bijdragen aan
het ontstaan van verschillende stoornissen.
2. De vele stoornissen die mede-ontstaan (comorbiditeit).
3. Ook wordt er vaak gesuggereerd dat een aantal op zichzelf staande stoornissen
eigenlijk verschillende uitingen zijn van dezelfde aanleg voor het ontwikkelen
van internaliserende gedragsproblemen. Verschillende omgevingen of
ervaringen zorgen voor het ontstaan van een specifiek patroon of stoornis.
Verschillen in cultuur kunnen hierop van invloed zijn. Zo zijn er hogere
aantallen Latino kinderen die last hebben van separatieangst en/of
somatische/fysiologische symptomen.
1.1 Definiëren en classificeren van angststoornissen
Anxiety (Angst): toekomstgerichte emotie, gekarakteriseerd door de perceptie van
bezorgdheid, oncontroleerbaarheid / onvoorspelbaarheid over potentiële aversieve
gebeurtenissen en snelle verschuiving van aandacht naar een mogelijk gevaarlijke
gebeurtenis of iemands eigen affectieve respons naar deze gebeurtenissen.
Fear (Vrees): reactie op een directe / huidige bedreiging, gekarakteriseerd door een
soort alarm reactie.
3 type reacties op bedreiging (bij zowel angst als vrees):
1. Gedragsrespons (wegrennen, trillende stem, ogen dicht doen)
2. Cognitieve respons (gedachten om bang te zijn, zelfspot, beelden van
lichamelijke letsel)
3. Fysiologische respons (verandering in hartslag en ademen, spierspanning,
maagklachten)
Worry (Zorgen): opgedrongen gedachten over mogelijk negatieve uitkomst die
moeilijk controleerbaar zijn. Wordt vaak als cognitieve component gezien van anxiety.
Eén van de grootste uitdagingen voor een hulpverlener is om te bepalen of de angst
normaal en veelvoorkomend is, of dat het een persisterende stoornis is met atypische
kenmerken.
1.2 Normale zorgen, vrees en angsten
Algemene prevalentie
Kinderen hebben een groot aantal zorgen, vrees en angsten. Ouders onderschatten dit
vaak, vooral bij kinderen die hun eigen emoties goed kunnen verbergen.
Geslacht, leeftijd en culturele verschillen
Meisjes hebben vaak meer angsten dan jongens, vooral als ze wat ouder worden. Zij
ervaren ook een grotere intensiteit van deze angsten. Met sekseverschillen moeten we
wel voorzichtig omgaan, omdat verwachtingen over de rol van het geslacht gedeeltelijk
verantwoordelijk kan zijn voor verschillen tussen jongens en meisjes.
Aantal en intensiteit van angsten nemen af naarmate kinderen ouder worden.
PAGINA 2
, Leeftijd Soort angst
6 – 9 maanden Vrees voor vreemden
2 jaar Vrees voor denkbeeldige wezens
4 jaar Vrees voor het donker
Oudere kinderen Sociale angst en faalangst
Dit komt overeen in verschillende culturen. Fear Survey Schedule for Childeren (FSSC-
R): onderzoeksinstrument naar angststimuli en -situaties.
1.3 Classificatie van angststoornissen
Als de angst voor angst, hoewel van korte duur, voldoende ongemak veroorzaakt of het
functioneren belemmert, kan interventie gerechtvaardigd zijn. Bovendien kunnen
angststoornissen, indien onbehandeld, een chronisch verloop hebben en voor ten
minste sommige kinderen gepaard gaan met extra moeilijkheden.
De DSM benadering
De DSM beschrijft een aantal angst- en aanverwante stoornissen. Het hoofdstuk over
angststoornissen in de DSM omvat “Separation Anxiety Disorder”
(separatieangststoornis), specifieke fobie, sociale angststoornis (sociale fobie), selectief
mutisme, paniekstoornis, agorafobie en gegeneraliseerde angststoornis. Bij een kind of
adolescent kan één of meer van de in de DSM opgenomen angststoornissen worden
gesteld. De definities van de meeste van deze angststoornissen hebben betrekking op
vergelijkbare processen, zoals angst voor objecten of situaties en
vermijdend/angstreducerend gedrag.
De empirische benadering
Empirische systemen, gebaseerd op statistische procedures, hebben subcategorieën
van internaliserende stoornissen die angstgerelateerde problemen bevatten. In een
breed aantal internaliserende stoornissen is er het angst/depressie syndroom. Er is
geen apart angstsyndroom dat vergelijkbaar is met de DSM. Dit suggereert dat
symptomen van angst en depressie samen verschijnen.
2. EPIDEMIOLOGIE VAN ANGSTSTOORNISSEN
Angststoornissen behoren tot de meest voorkomende stoornissen die kinderen en
adolescenten ervaren. Schattingen van de prevalentie variëren aanzienlijk: 2,5% tot
12% of zelfs hoger.
Kinderen nemen de angsten vaak mee gedurende hun puberteit en ook krijgt deze
jeugd vaker te maken met andere problemen.
Meisjes hebben een iets grotere kans op een angststoornis dan jongens. Er is weinig
onderzoek gedaan naar etnische verschillen.
3. SPECIFIEKE FOBIEËN
Fobieën zijn, in tegenstelling tot angsten die passen bij de ontwikkeling:
• buitensporig
PAGINA 3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sandraehrenhard. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.58. You're not tied to anything after your purchase.