Het vermogensrecht
“rechten en plichten die onderdeel uitmaken van iemands vermogen.”
Verbintenissenrecht gaat tussen personen onderling.
- rechtsverhoudingen tussen rechtssubjecten onderling
- boek 6, 7, 7A BW
- veel regelend recht
Goederenrecht gaat tussen personen en goederen.
- rechtsverhoudingen tussen rechtssubjecten en goederen
- boek 3 en 5 BW
- Veel dwingend recht
Alle onroerende zaken zijn registergoederen. Niet alle registergoederen zijn onroerende zaken.
Vermogen
Vermogen = Op geld waardeerbaar. Vermogen is niet alleen positief maar kan ook negatief zijn.
Negatief vermogen zijn schulden. Positief vermogen zijn bezittingen.
Het vermogen bestaat uit Actieve en passieve vermogensbestanddelen =
Actief = goederen (3:1 BW)
Passief = schulden
Iemand die een negatief vermogen heeft, heeft dus meer schulden dan bezittingen.
Goederenrecht (Art. 3:1BW)
Goederen = alle zaken en vermogensrechten
Zaken/ zaak = stoffelijke objecten, dingen die je vast kan pakken
Vermogensrechten = voorbeeld rechten op hypotheekrecht
Zaken: (Art. 3.2 BW) “voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten”
Zaken kunnen: roerende en onroerende zaken (Art. 3.3 BW) zijn.
, • Onroerend: (huizen, kantoren, bomen, steenkool)
- de grond
- niet gewonnen delfstoffen
- beplantingen in de grond en
- al hetgeen erop is gebouwd: ermee ‘duurzaam verenigd’
• Roerend: (meubilair, auto, fiets, laptop)
- elke zaak die niet onroerend is
Bestanddelen (art. 3.4 BW)
Een zaak bestaat uit verschillende onderdelen: 1. Vaak is er een hoofdzaak. 2. En zijn er bestanddelen
die deel uit maken van de hoofdzaak. Voorbeeld het stuur of de spiegels van een auto.
Criterium voor het zijn van bestanddeel:
- verkeersopvatting (hoe er in de maatschappij over iets wordt gedacht).
- beschadigingscriterium; “aard- en nagelvast verbonden” (Als iets zo erg met hoofdzaak is
verbonden dat het zonder beschadiging niet verwijderd kan worden.)
Het gevolg van het zijn van bestanddeel is dat er natrekking plaats vindt.
Natrekking (bestanddeelvorming)(Art. 3:4 BW)
Natrekking: Een bepaalde zaak (bestanddeel) gaat één geheel vormen met een andere (hoofd)zaak.
(Goederrechtelijk wordt het als een zaak gezien.) Bestanddeel volgt de hoofdzaak (het behoord bij).
Eenheidsbeginsel: De eigenaar van een zaak is tevens ook eigenaar van al haar bestanddelen.
Bijvoorbeeld: Ben je eigenaar van een auto, dan ben je ook eigenaar van de motor. Ben je eigenaar
van een huis, dan ben je ook eigenaar van de CV installatie.
Let op: Natrekking doorbreekt het eigendomsvoorbehoud (als je iets aan een ander verkoopt, het
eigendom gaat pas over als diegene jouw heeft betaald). (Als er in de tussentijds iets met het
eigendom gebeurd dan is de koper geen eigenaar meer ondanks de eigendomsvoorbehoud. De
eigenaar heeft dan nog wel een vordering op het goed).
Registergoederen (Art. 3:10 BW): “voor vestiging of overdracht is inschrijving in de openbare
registers (Kadaster) noodzakelijk (3:10 BW)” Dit betekend dat iedereen die registers kan raadplegen
om na te gaan of iemand eigenaar is. Registergoederen zijn zowel zaken als vermogensrechten.
Wat zijn registergoederen (die dienen ingeschreven te worden)?
1. Alle onroerende zaken (3:89 BW) (Woning, kantoor, grond)
2. Een aantal uitzonderingen in roerende zaken (te boek gestelde schepen/luchtvaartuigen die
ook registergoederen zijn en ook ingeschreven dienen te worden) (8:199 BW)
3. Aandelen in registergoederen (3:96 BW)
4. Beperkte rechten op registergoederen (3:98 BW) (Bijvoorbeeld: erfpacht recht)
Alle andere goederen als bovenstaande zijn niet registergoederen
Het kadaster en openbare register is iets anders als bijvoorbeeld het kentekenregister. Een auto is
geen registergoed, een roerende zaak die ergens geregistreerd wordt.
,Zaken kunnen roerend en onroerend zijn:
Je hebt zaken: roerend en onroerend.
Onder roerend valt: een niet- registergoed en een registergoed.
Onder onroerend vallen registergoederen.
Alle registergoederen dienen ingeschreven te worden bij het kadaster.
In een huis komen verschillende rechten en definities samen
Voorbeeld:
- eigendom van de “stenen” (stoffelijk / registergoed / onroerende zaak).
- Grond (registergoed / onroerende zaak)
- Er is ook een recht dat op het huis rust, vermogensrecht. Als eigenaar heb je het recht op de
“stenen” (vermogensrecht / registergoed / overdraagbaar)
Definitie vermogensrechten
Begrip vermogensrecht wordt op 2 manieren gebruikt:
In objectieve zin: alle bepalingen over het vermogensrecht. Dit zijn (alle) regels hebben te maken met
vermogensrecht in subjectieve zin.
In subjectieve zin: een rechtssubject dat zelf een vermogensrecht heeft. Dan gaat het over en
rechtssubject zelf een vermogensrecht heeft. Een vordering op iemand is een vermogensrecht.
Kenmerk van vermogensrechten in subjectieve zin (Art. 3:6)(het recht dat iemand heeft):
Zijn afzonderlijk of samen met een ander recht overdraagbaar, of
Zijn bedoeld om de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, of
zijn verkregen in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel
Voorbeeld: het recht op betaling van een koopsom. Hypotheekrecht op een woning. Het
eigendomsrecht is belangrijkste vermogensrecht die we kennen, is overdraagbaar waardoor je een
andere eigenaar kan maken.
Een lidmaatschap van een vereniging is geen vermogensrecht, dat is een hoogst persoonlijkrecht en
is niet zomaar overdraagbaar.
, Begrippen uit het vermogensrecht
Onderverdeling vermogensrechten in 2 categorieën:
De volledige rechten
1. eigendomsrecht; meest omvattende recht (absoluut recht). Als je eigenaar bent heb je de meest
uitgebreide rechten.
2. recht op voortbrengselen van de geest (absoluut recht). Bijvoorbeeld auteursrechten, patenten en
octrooien. Dat zijn dingen die je bedacht hebt, zijn vermogensrechten en zijn in geld waardeerbaar.
3. vorderingsrecht (relatief recht). Je hebt recht op een prestatie van iemand als je iemand iets te
vorderen hebt. Er is een specifieke schuldenaar, dat is de enige tegen wie je dat recht kan oproepen.
De beperkte rechten (recht dat is afgeleid uit een groter recht, een recht dat meer omvangt)
- Recht dat is afgeleid uit een meeromvattend recht, (moederrecht, bv het eigendomsrecht)
dat met het beperkte recht is bezwaard.
- Er is een gelimiteerd aantal beperkte rechten (gesloten stelsel) (zijn in de wet geregeld)
- Alleen te vinden in boek 3 en 5 BW
Absolute en relatieve rechten
Geeft antwoord op de vraag: ten opzichte van wie kan het recht worden uitgeoefend?
1. Absoluut = t.o.v. iedereen (kan jij jouw rechten uitoefenen)
2. Relatief = ten opzichte van één persoon
Absolute rechten
Kunnen rusten op goederen (zaken + vermogensrechten), zijn geregeld in boek 5 en 3 BW & kunnen
tegenover iedereen worden uitgeoefend. Ze hebben 3 kenmerken|:
1. Exclusiviteit. Je hoeft niet toe te staan dat iemand gebruikt van jouw exclusieve recht.
Voorbeeld: jij wilt niet dat iemand in jouw auto rijdt. Als de auto gestolen wordt en iemand
anders er in rijdt ben jij nogsteeds de eigenaar.
2. Zaaksgevolg. Een verzekeraar kan je een vergoeding geven, maar vraagt daarbij wel het
eigendomsrecht. Zo kan je niet en het geld ontvangen en de auto als ie gevonden word.
3. Gesloten systeem. Er zijn niet meer van deze absolute rechten als dat in de wet wordt
genoemd.
Relatieve rechten, ontstaan uit een verbintenis. Betekend als je met iemand een verbintenis aangaat
heb je iets te vorderen. Dit worden ook wel ‘persoonlijke rechten’ of ‘vorderingsrechten’ genoemd.
Bijvoorbeeld recht op levering, recht op vordering. Ander voorbeeld, bij huren van een huis dan heb
je recht op huurgenot. Deze rechten kunnen slechts alleen ten opzichte van de wederpartij worden
uitgeoefend. Iemand die een vorderingsrecht heeft noemen we een crediteur of een schuldeiser.
Iemand die nog de prestatie moet verrichten noemen we de debiteur of een schuldenaar
Onderscheid in vermogensrechten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daniellekorsten. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.75. You're not tied to anything after your purchase.