Statische vastgoed economie = economie van het nu.
Dynamische economie = hoe ontwikkelt men zich (voorspellen van de toekomst).
De relatie tussen de economische ontwikkeling en vastgoed
Waar hebben we het over?
Waarde van de totale vastgoedvoorraad in Nederland is 1,5 biljoen euro.
Waarde van de totale woningvoorraad in Nederland is 75% daarvan (1,2 mln huizen staan onder
water, dat betekent dat de hypotheekrestant hoger is dan de waarde van je huis).
Er is geen enkele andere markt waar zoveel geld in om gaat, vastgoed = geld.
Waarde van vastgoed wordt gestuurd door de economische ontwikkeling.
Waarom is (vastgoed) economie van belang voor de waarde ontwikkeling van de vastgoedmarkt?
Vastgoedmarkt wordt volledig (1 op 1) gestuurd door de ontwikkeling van de economie.
Voornaamste doel van vastgoedeconomie is het kunnen voorspellen van economische
ontwikkelingen.
Een groot deel van ons leven wachten we op iets (in de rij)
Wil je succesvol zijn binnen de beroepsgroep, dan moet je de economische ontwikkeling kunnen voorspellen
en sta je altijd “vooraan in de juiste rij”.
Optimisme over Nederlandse economie dankzij huizenmarkt (krantenartikel)
Groei 2016 = +2%
Terug op niveau in 2008
Besteedbare inkomens +3,2%
Alle deelsectoren groeien (export, investeringen, import)
Prijzen en volume neemt toe
Optimisme loopt vooruit op de werkelijkheid
Hoofdstuk 1: Inleidende begrippen in de economie
Economie = huishoudkunde
Consumentenhuishoudingen = gezinnen
Met de beschikbare middelen, het inkomen, zo veel mogelijk doelen realiseren, hiervoor moeten er keuzes
worden gemaakt.
Bedrijfshuishoudingen = bedrijven
Combineren op een zodanige wijze de beperkte aanwezige grondstoffen, machines en personeel met elkaar,
zodat ze hun doelstelling zo efficiënt mogelijk bereiken.
Doelstelling = maximale winst tegen minimale kosten.
Maximale behoeftebevrediging = het maken van keuzes uit diverse alternatieven die beperkt beschikbaar
zijn.
Nutsmaximalisatie = met de beschikbare middelen combinaties maken die maximaal nut opleveren.
Schaarste = spanning tussen de behoeften enerzijds en de beschikbare middelen anderzijds.
(Als er in een goed of dienst productiefactoren zijn verwerkt. Hoe meer productiefactoren erin zijn verwerkt,
hoe hoger de prijs is. Er is altijd spanning tussen de behoeften en schaarse middelen, dus ieder product is
schaars.)
Alternatief wendbaar = meerdere combinaties zijn er mogelijk met de beschikbare middelen.
Bijvoorbeeld: een nieuwe fiets kopen of op vakantie gaan.
Welvaart = de hoeveelheid goederen en diensten die kan worden aangeschaft.
Hoe minder schaarste, hoe meer welvaart.
Welzijn = mate van de bevrediging van behoeften die niet afhankelijk zijn van schaars beschikbare middelen
(hoe men zich voelt in hun leefomgeving).
Welstand = persoonlijke voorspoed in de zin van gezondheid en bemiddeld zijn.
1
, Behoefte = het menselijk verlangen waaraan voldaan wordt door de beschikking over schaarse goederen en
diensten.
De behoeften van de mens zijn oneindig. Een eenmaal vervulde behoefte leidt vanzelf tot het ontstaan van
meer behoeften. De behoeftebevrediging wordt slechts geremd door het beschikbare inkomen.
Behoeften kunnen worden onderscheiden in:
Primaire behoeften vs secundaire behoeften
Primaire behoeften = behoeften aan elementaire goederen, zoals voedsel, onderdak en veiligheid.
Secundaire behoeften = behoeften aan goederen die niet noodzakelijk zijn, zoals luxegoederen en
reizen.
Stoffelijke behoeften vs onstoffelijke behoeften
Stoffelijke behoeften = behoeften aan tastbare goederen, zoals voedsel, auto’s en stoelen.
Onstoffelijke behoeften = behoeften aan immateriële goederen, zoals dienstverlening.
Individuele behoeften vs collectieve behoeften
Individuele behoeften = de eigen behoeften van de individuele consument die hij zelf kan invullen
commerciële bedrijven.
Collectieve behoeften = behoeften die iedereen heeft, maar die hij niet individueel kan invullen, zoals
veiligheid, onderwijs en rechtspraak overheid.
Inkomen = de stroom van verworven koopkracht zonder in te teren.
De beloning die mensen verdienen op grond van productieve prestaties gedurende een bepaalde periode.
Consumenten hebben een inkomen dat bestaat uit de beloning voor geleverde diensten. Meestal arbeid,
maar ook verschaffen van kapitaal genereert inkomen (uit renteopbrengsten). Mensen die grond verhuren
krijgen pacht.
We spreken van beloningen voor de geleverde productiefactoren die de consumenten beschikbaar stellen
aan bedrijven.
Bij bedrijven bestaat het inkomen uit de opbrengsten van de geleverde + verkochte goederen/diensten.
Het verdiende brutoloon van de consumenten komt niet geheel aan hen toe. Ook niet bij bedrijven. Een deel
van de winst moet worden afgestaan aan de overheid via belasting- en premiebetalingen. Voor de overheid
vormt de belasting die consumenten en bedrijven betalen ook een vorm van inkomen waarmee zij met name
in de collectie behoefte kan voorzien.
Het inkomen dat consumenten overhouden hoeven ze niet in één keer te besteden. Ze kunnen ook een deel
opzij zetten om latere behoeften te bevredigen (= sparen).
Sparen = uitgesteld consumeren, ook wel het opslaan van koopkracht.
De opbouw van ons inkomen ziet er als volgt uit:
Bruto-inkomen (inclusief belastingen en sociale premies)
Af: belastingen en sociale premies
Netto-inkomen
Af: uitgaven voor primaire levensbehoeften en vaste lasten (= gebonden inkomen)
Vrij besteedbaar inkomen / discretionair inkomen (dat inkomen kunnen we besteden aan luxe goederen en of
sparen.
Productie = het geschikt maken van goederen en diensten voor gebruik.
Productiehuishouding = bedrijven
De 3 klassieke productiefactoren die de aanbieder kan inzetten bij de productie:
1. Natuur
2. Arbeid
3. Kapitaal
Economische orde = wijze waarop in een land vraag en aanbod is georganiseerd. De mate waarin de
overheid marktwerking toestaat is hier van belang. We spreken ook wel van een allocatievraagstuk: wie
beslist er in een land over het verdelen van de productiefactoren over de verschillende
productiemogelijkheden?
Drietal vormen van de economische orde:
1. Centraal geleide planeconomie. De overheid bepaalt de economie.
2. Vrijemarkteconomie. Aanbieders en consumenten bepalen gezamenlijk de economie. De overheid
vervult alleen de kerntaken, zoals defensie, onderwijs en justitie.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vgmstudentje. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.