100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Uitgebreide samenvatting van hoofdstuk 1 t/m 6 van P. J. Hurley (12e editie) $5.93   Add to cart

Summary

Uitgebreide samenvatting van hoofdstuk 1 t/m 6 van P. J. Hurley (12e editie)

1 review
 224 views  12 purchases
  • Module
  • Institution

!! Ik heb gehoord dat de weergave van voorbeelden uit het boek niet altijd klopt. Mocht jij na het kopen hier ook problemen mee hebben, stuur me dan even een privéberichtje op Facebook! :) Een uitgebreide samenvatting van de hoofdstukken 1 tot en met 6 uit A Concise Introduction to Logic, 12e ed...

[Show more]

Preview 4 out of 59  pages

  • January 22, 2016
  • 59
  • 2015/2016
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: xanke • 6 year ago

avatar-seller
Emma Bastings 1
Kritisch Denken (literatuur: Hurley Ch. 1 t/m 6)


Literatuur voor bijeenkomst 3
Literatuur: Hurley, P. J. (2011). A concise introduction to Logic.
Hoofdstuk 1 & 2

Een paar defi nities
 Logica: georganiseerde kennis/wetenschap die argumenten evalueert
 Doel: ontwikkelen van een systeem methodes en principes dat we
gebruiken als criteria voor het evalueren van argumenten van anderen en
voor het construeren van eigen argumenten
 Argument: een groep statements waarvan één of meerdere (premissen)
redenen geven voor anderen (conclusies)
o Statement: een zin die óf waar óf niet waar is
 Truth values van een statement: waarheid en valsheid
o Premisse: statements die redenen/bewijs leveren
* Premise indicators: (bijvoorbeeld) since, as indicated by,
because, for, as, given that, owing to, for the reason that ...
o Conclusie: statement die het bewijs claimt te ondersteunen
* Conclusion indicators: (bijvoorbeeld) therefore, wherefore, thus,
consequently, accordingly, we may conclude, implies that, it follows
that, hence ...




 Inferentie: het redeneringsproces dat wordt uitgedrukt door een argument
( = argument)
 Propositie: betekenis of inhoudelijke informatie van een statement ( =
statement)

Wat is nodig om van een argument te spreken in een passage?
 Minstens één van de statements moet claimen dat er bewijs/redenen worden
gepresenteerd
 Er moet een claim zijn dat het bewijs iets ondersteunt/op iets wijst
o Expliciete claim: premise/conclusion indicator words
o Impliciete claim: wanneer er een inferentiële relatie is tussen de
statements in een passage, maar de passage géén indicatorwoorden
bevat

Nonargumenten
 Simpele noninferentiële passages: onproblematische passages waar een claim
dat iets wordt bewezen ontbreekt
 Bijvoorbeeld waarschuwingen, advies, etc.

, Emma Bastings 2
Kritisch Denken (literatuur: Hurley Ch. 1 t/m 6)

 Expository passage: begint met een topic sentence, gevolgd door één of
meerdere zinnen die de topic sentence ontwikkelen/uitbreiden
 Kan echter ook geïnterpreteerd worden als argument: bepaal of het doel
van de volgende zinnen van de passage het ontwikkelen van de topic
sentence is of ook de waarheid hiervan bewijzen
 Illustratie: expressie die één op meerdere voorbeelden bevat met de
bedoeling om te laten zien wat iets betekent of hoe iets gedaan moet worden
 Verklaring (explanation): expressie die licht probeert te werpen op een
gebeurtenis/fenomeen
o Explanandum: statement dat het te verklaren fenomeen/gebeurtenis
beschrijft
o Explanans: statement(s) die de verklaring geven
 Verklaringen worden soms fout aangezien voor argumenten omdat ze ook
“because” bevatten, maar verklaringen zijn geen argumenten: het doel van
de explanans is om te laten zien waarom iets het geval is, terwijl het doel van
een premisse is om te bewijzen dat iets het geval is!
 Conditionele statement: als ..., dan ...
o Antecedent: als ...
o Consequent: dan ...
o Op zichzelf geen argument

Argument = deductief/inductief
 Deductief argument: argument dat de claim bevat dat het onmogelijk is
dat de conclusie fout is, gegeven dat de premissen waar zijn
 Inductief argument: argument dat de claim bevat dat het onwaarschijnlijk
is dat de conclusie fout is, gegeven dat de premissen waar zijn
 Indicatorwoorden
o Inductief: onwaarschijnlijk, plausibel, onplausibel, waarschijnlijk,
onwaarschijnlijk
o Deductief: zeker, absoluut, noodzakelijk
 Sterkte van de inferentiële link:
o Wanneer de conclusie met strikte noodzakelijkheid volgt uit de
premissen, is een argument deductief
o Wanneer de conclusie niet met strikte noodzakelijkheid volgt uit de
premissen maar waarschijnlijk eruit volgt, is het argument inductief
 Karakter/vorm van de argumentatie:
o Deductieve argumentvormen:
* Argument gebaseerd op wiskunde
* Argument van definitie
* Categorische syllogismes: syllogisme waarin elk statement begint
met één van de volgende: all/no/some
* Hypothetisch syllogisme: syllogisme met een conditioneel
statement voor één of twee van diens premissen
* Disjunctief syllogisme: syllogisme met een disjunctief statement
(“either ... or ...”)
o Inductieve argumentvormen:
* Voorspelling
* Argument van analogie: argument dat afhankelijk is van het
bestaan van een analogie/gelijkheid tussen 2 dingen/staten  Door

, Emma Bastings 3
Kritisch Denken (literatuur: Hurley Ch. 1 t/m 6)

het bestaan van deze analogie kan geconcludeerd worden dat een
zekere conditie die invloed heeft op het bekendere ding ook invloed
heeft op het minder bekende ding
* Generalisatie
* Argument van autoriteit
* Argument gebaseerd op signalen
* Causale inferentie: argument dat volgt uit kennis van een oorzaak
om een claim te maken over een effect, of kennis van een effect
leidt tot een claim over de oorzaak

Deductieve argumenten
 Deductief argument is een argument dat de claim bevat dat het onmogelijk is
voor de conclusie om fout te zijn, gegeven dat de premissen waar zijn
 Valide deductief argument: een argument waarin het onmogelijk is voor de
conclusie om fout te zijn, gegeven dat de premissen waar zijn
 Onvalide deductief argument: een deductief argument waarin het mogelijk is
dat de conclusie fout is, gegeven dat de premissen waar zijn
 Argumenten volgen niet met strikte noodzakelijkheid uit de premissen, ook
al wordt dit wel geclaimed
 Validiteit wordt niet bepaald door de werkelijke waarheid of valsheid van de
premissen en conclusie, maar door de relatie tussen premissen en conclusie
(supporten de premissen de conclusie?)
 Een deductief argument is valide of onvalide, niks er tussenin
 Elk deductief argument met ware premissen en een valse conclusie is
noodzakelijk onvalide
 Sound argument: deductief argument dat valide is en waarvan de
premissen waar zijn
 Unsound argument: deductief argument dat invalide is en waarvan één of
meerdere premissen onwaar zijn

Inductieve argumenten
 Inductief argument is een argument dat de claim bevat dat het
onwaarschijnlijk is dat de conclusie fout is, gegeven dat de premissen waar
zijn
 Sterk inductief argument: inductief argument waarin het onwaarschijnlijk is
dat de conclusie fout is, gegeven dat de premissen waar zijn
 Conclusie volgt waarschijnlijk uit de premissen
 Zwak inductief argument: argument waarin de conclusie niet waarschijnlijk
volgt van de premissen, ook al wordt dit wel geclaimed
 De sterkte of zwakte van een inductief argument resulteert niet uit de
werkelijke waarheid of valsheid van de premissen en conclusie, maar uit de
waarschijnlijke support die de premissen leveren voor de conclusie
 De sterkte en zwakte van een inductief argumenten komt in verschillende
maten voor
 Elk inductief argument met ware premissen en een waarschijnlijk valse
conclusie is zwak
 Cogent argument: inductief argument dat sterk is en allemaal ware
premissen heeft

, Emma Bastings 4
Kritisch Denken (literatuur: Hurley Ch. 1 t/m 6)

 Uncogent argument: inductief argument dat zwak is en één of meerdere
valse premissen heeft

Invalide argumentsvorm
 Valide:
Alle A’s zijn B
Alle C’s zijn A
Alle C’s zijn B
 Invalide:
Alle A’s zijn B Alle katten zijn dieren
Alle C’s zijn B Alle honden zijn dieren
Alle A’s zijn C Daarom zijn alle katten honden

Extended arguments
 Verticaal patroon: bestaat uit een serie argumenten waarin een conclusie van
een vorig argument een premisse van een volgend argument wordt




 Horizontaal patroon: bestaat uit één enkel argument waarin twee of meerdere
premissen onafhankelijk support leveren voor één enkele conclusie




 Conjoint premissen: statement 1 is de conclusie. Statements 2 en 3 leveren
apart (bijna) geen support voor statement 1, maar samen leveren ze wél
support

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emma2506. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy revision notes and other study material for 14 years now

Start selling
$5.93  12x  sold
  • (1)
  Add to cart