Complete samenvatting wetenschapsfilosofie, zelf een 9 gehaald
57 views 0 purchase
Course
Wetenschapsfilosofie (425026B6)
Institution
Tilburg University (UVT)
Book
Exploring Humans
Complete samenvatting wetenschapsfilosofie. Het bevat hoorcolleges, werkcolleges en extra vraag- en antwoordsessies. Enkele belangrijke dingen uit het boek zijn genoteerd. Met deze samenvatting heb ik een 9 gehaald ( geschreven).
PART 2 of Philosophy Questions, Answers and SOS
Philosophy Open Book Exam Questions Answers and SOS
All Questions and answers and SOS notes for the Philosophy Open Book Exam
All for this textbook (14)
Written for
Tilburg University (UVT)
Psychologie
Wetenschapsfilosofie (425026B6)
All documents for this subject (62)
Seller
Follow
Psychologie2023
Reviews received
Content preview
Samenvatting Wetenschapsfilosofie
Hoorcollege 1 t/m 14, werkcolleges en online bijeenkomsten (Q&A).
Deze samenvatting bevat de hoorcolleges + aantekeningen, uitwerkingen van de werkcolleges en extra
oefenvragen die aan bod zijn gekomen tijdens online bijeenkomsten (Q&A).
Inhoudsopgave.
Hoorcollege 1 – Inleiding & Antieke filosofen
Hoorcollege 2 – Bacon, Descartes en Britse empiristen
Werkcollege 1 – Hume
Online bijeenkomst HC 1 + 2
Hoorcollege 3 – Kant, Positivisme en Hermeneutiek
Hoorcollege 4 – Wittgenstein I en Logisch Positivisme
Online bijeenkomst HC 3 + 4
Hoorcollege 5 – Kritisch Rationalisme van Popper
Werkcollege 2 – Logisch Positivisme en Popper
Hoorcollege 6 – Wittgenstein II en Kuhn
Online bijeenkomst HC 5 + 6
Hoorcollege 7 – Epistemologische anarchie en onderzoeksprogramma’s
Hoorcollege 8 – Wetenschappelijk realisme vs. Constructivistisch empirisme, Pragmatisme en
Naturalisme
Werkcollege 3 – Relativisme, Constructivisme en Onderzoeksprogramma’s
Online bijeenkomst HC 7 + 8
Hoorcollege 9 – Voorspelbaar irrationeel
Hoorcollege 10 – Waarom zijn we irrationeel?
Hoorcollege 11 – Irrationaliteit in actie
Hoorcollege 12 – Hoe kunnen we ons wapenen tegen denkfouten?
Hoorcollege 13 – Het belang van kritisch denken
Hoorcollege 14 – De wetenschappelijke methode en het demarcatiecriterium
1
,Hoorcollege 1: Inleiding & Antieke filosofen
1. Wat is wetenschapsfilosofie?
Wetenschapsfilosofie is de filosofische reflectie op wat wetenschap is, doet en aan kennis verkrijgt.
Waarom wordt de ene theorie wel als wetenschap gezien en de andere niet? Waar ligt de grens? Hoe
bepalen we wat pseudowetenschap is?
Wat is wetenschap?
We gebruiken het woord ‘wetenschap’ heel vaak en gebruiken het vaak ook goed. Maar wat zijn de
eigenschappen van wetenschap? Wat is wetenschap precies?
2. Wat is het belang van wetenschapsfilosofie voor psychologen?
Psychologie heeft de status van wetenschap, maar waarom? Als academicus moet je dat kunnen
uitleggen. Daarvoor heb je kennis nodig: je moet weten wat in de geschiedenis verschillende
antwoorden waren op de vraag “wat is wetenschap?”. Daarnaast moet je de vaardigheid hebben, de
kunde, om kritische te reflecteren op vragen als “is psychologie wel een wetenschap?” en “is het terecht
dat wetenschap het monopolie heeft op kennisverwerving?”
Kennis en kunde dienen een ander doel: karakter. Door kritisch na te denken hopen we dat je een beter
inzicht krijgt in psychologie als wetenschap, waardoor wij betere wetenschappers worden.
Als je een kritische houding aan durft te nemen, kan je een betere wetenschapper worden en daardoor
de samenleving verbeteren: understanding society, advancing society.
3. Epistemologie: rationalisme vs. Empirisme
Wetenschapsfilosofie begon met kennisleer (epistemologie, epistème = kennis). Kennisleer is gebaseerd
op drie vragen:
- Wat is (zekere) kennis?
- Hoe kunnen we die kennis rechtvaardigen?
- Wat is de bron van kennis?
Wanneer je kennis hebt, moet je dit kunnen rechtvaardigen. Je moet kunnen uitleggen waar het
vandaan komt en waarom je er zo zeker van bent dat het de waarheid is. Er zijn twee traditionele
stromingen met betrekking tot kennis:
- Rationalisme: echte kennis is afkomstig van de ratio, de rede, het verstand.
- Empirisme: echte kennis is afkomstig van de zintuigelijke waarneming, de ervaringen die je opdoet
in je leven door je zintuigen te gebruiken.
Deze posities blijven met elkaar in debat. “Kunnen we echte kennis hebben?” Ja, zeggen beiden.
Daarmee staan ze tegenover het scepticisme. Het scepticisme stelt zichzelf de vraag of echte kennis
überhaupt wel mogelijk is en of er iets bestaat wat zeker is, zonder dat je eraan kan twijfelen. Conclusie
daarvan is; er is geen kennis mogelijk.
3.1 Scepticisme
Het scepticisme heeft als grootste filosoof Socrates. Hij stelde op het marktplein vragen aan
voorbijgangers en twijfelde aan de gevestigde orde. Hij twijfelde zelfs aan het bestaan van goden; brak
met mythologische wereldbeeld. Zijn conclusie was eigenlijk dat we op zoek zijn naar de waarheid, maar
dat we deze niet kunnen vinden. Als je niet kan uitleggen waarom je zeker weet dat de maan rond is,
weet je ook niet zeker dát de maan rond is. Niks is zeker en zelfs dat niet.
3.2 Rationalisme
2
,Centrale bewering: echte kennis komt voort uit het goed gebruiken van je verstand (ratio), of wordt aan
de ratio getoetst. Bron van kennis = ratio.
Geassocieerde bewering: er moet ingeboren kennis zijn (nativisme). In het algemeen zegt het
rationalisme dat bepaalde kennis is aangeboren, maar niet alles (Descartes). Plato daarentegen zegt dat
alle kennis is ingeboren.
Rationalist #1: Plato. Plato was een leerling van Socrates (de scepticus). Hij gaat echter in tegen de
sceptische denkbeelden van Socrates, hij zocht naar een manier om tóch kennis te hebben van de
wereld. Hij stelde dat leren = herinneren (anamnèsis). Als je geboren bent heb je dus al alle mogelijke
kennis (nativisme). Je doet dus nooit nieuwe kennis op. Je geboorte was zo traumatisch, dat je alles
vergeet wat je al wist. Je moet het herhalen om het je te herinneren. Daarnaast geloofde hij in
reïncarnatie. Dit volgt logisch, omdat alles wat je leert eigenlijk een herinnering is van je eerdere leven.
Je ziel was dus in een andere wereld met échte kennis, voordat het in het huidige lichaam kwam.
Plato maakt een verschil tussen Epistème en Doxa. Epistème is de kennis van hoe dingen zijn en doxa is
de mening over hoe dingen zijn. Volgens Plato is kennis een ware en gerechtvaardigde overtuiging. Als je
een opvatting hebt die waar is (feitelijk is het zo), en je kan het rechtvaardigen (uitleggen waarom), dan
is een opvatting pas echte kennis: justified and true belief.
Doxa is het enige waar je kennis over kan vergaren. Dit baseert hij op de filosofie van Heraclitus: “alles
stroomt (Panta Rhei)”. Omdat alles stroomt en daarmee dus alles continu verandert (flux), kun je geen
kennis hebben over hoe dingen zijn, want alles wordt (zintuigen zien een veranderlijke wereld).
Wanneer Heraclitus zegt dat er niets is in onze wereld, gaat hij in tegen Parmedius: “alles wat echt is, is
onveranderlijk”.
Plato gaat mee met Parmedius; als je kennis wilt hebben over hoe de dingen zijn (hoe de wereld is),
moet je kennis hebben over de onveranderlijke wereld. Opvattingen die we hebben over de wereld zijn
dus louter mening (doxa). Kennis kan alleen kennis zijn van hoe de dingen onveranderlijk zijn volgens
Plato; je kan met zintuigen geen epistème opdoen. Dat leidt tot scepticisme: geen kennis mogelijk via
zintuigen, je doet kennis op van een veranderlijke wereld (doxa).
Plato wilde geen scepticisme. Er moet een onveranderlijke wereld zijn, daarom verdubbelt hij de wereld.
Dat leidt tot de ideeënwereld die los staat van ons, waar de ziel thuishoort. De ziel is geplaatst in een
beperkt lichaam, maar is dus wel verwant aan de ideeën. Deze ziel hoeft zich deze ideeën alleen nog
maar te herinneren door de ratio te gebruiken; leren is herinneren (anamnèsis). Dat is dus nativisme;
enkel door ratio kan je kennis van ideeën verwerven. Een stoel die wordt waargenomen is onderhevig
aan verandering, maar ‘de idee’ stoel is onveranderlijk. De wereld die wij zien, is een schaduw van de
echte wereld / ideeën.
De allegorie van de grot: volgens Plato is wat wij zien een afspiegeling van de werkelijkheid uit de
ideeënwereld. Stel er zit een groep mensen in een grot, die kijken naar de wand voor hen. Door het vuur
achter hen zien ze schaduwen op de wand waar ze naar kijken. Dit vuur kunnen ze niet zien want ze
zitten tegen een muur, maar achter hen lopen mensen voorbij die een stoel vasthouden tussen het vuur
en de wand, waardoor de vastgeketende mensen de schaduw zien van de stoel. Mensen denken dat die
schaduw de echte stoel is. Omdat ze nog nooit een echte stoel hebben gezien denken ze dat de schaduw
van de stoel de echte stoel. Ze gebruiken hun zintuigen en denken ‘wat ik zie, is echt’.
Meno. Plato schreef dialogen met Socrates als hoofdpersoon waarin hij vragen stelt of een theorie
uitlegt. Meno was een slaveneigenaar. Via een dialoog wil Plato uitleggen dat leren herinneren is. Hij
3
, tekent een vierkant en vraagt ‘wat moet ik doen zodat het oppervlak twee keer zo groot is?’ ‘De zijden
tweemaal zo groot maken en er een vierkant van maken.’ Socrates ziet vier vierkanten in plaats van
twee, dus tekent hij diagonalen en legt uit dat vier halve driehoeken gelijk is aan tweemaal de
oppervlakte van het vierkant. Meno ziet het nu ook en zegt ‘ik heb het zelf ingezien door goed gebruik
van mijn verstand, dan herinner ik me allerlei ideeën.’
Dit is onacceptabel, Plato legt Meno de woorden in de mond, maar het gaat erom dat Plato brak met
het mythologisch wereldbeeld. Socrates kwam niet verder dan scepticisme, maar Plato kwam met
onveranderlijke ideeën. Descartes had een minder sterke visie van het rationalisme.
3.3 Empirisme
Centrale bewering: bron van kennis is de ervaring opgedaan via de zintuiglijke waarneming is.
Geassocieerde bewering: er is geen ingeboren kennis mogelijk, omdat alle kennis uit de ervaring via de
waarneming moet komen (reactie op Plato’s nativisme).
Empiristisch (empiricist) -> empirisme. Opvatting dat kennis voortkomt uit zintuigelijke waarneming
<-> rationalistisch.
Empirisch (empirical) -> wetenschappelijke methode. Gebruikmaken van observeerbare of
experimentele gegevens om conclusies te trekken over de wereld.
<-> hypothetisch of theoretisch.
Empirist #1: Aristoteles. Hij was een leerling van Plato, maar verwerpt Plato’s idee van de tweewerelden
theorie: er is slechts één wereld en die is met de zintuigen waar te nemen. Daarnaast is de mens een
tabula rasa: een onbeschreven blad bij de geboorte; afwijzing ingeboren ideeën.
Aristoteles was de oprichter van het lyceum, waar hij zijn studenten al wandelend lesgaf; peripateo.
Daarom wordt het empiristisch principe ook wel het peripatische principe genoemd; niets is in het
intellect dat zich niet eerst in de zintuigen (empirisch) bevond – Thomas van Aquino
Klopt Aquino’s interpretatie?
Het belangrijkste bij Aristoteles’ epistemologie is de zintuigelijke waarneming, in die zin is hij een echte
empirist. Maar hij heeft echter ook een rationalistisch element in zijn epistemologie (inductie)
waardoor hij geen volledig empirist is. We kijken even terug naar Plato, die zei dat je het algemene
concept van een stoel (‘de idee’ stoel) verwerft doordat je de schaduw van de werkelijkheid in de
ideeënwereld ziet. Aristoteles gaat hier tegenin. Hij zegt dat het algemene concept van een stoel niet
bestaat en dat je eigenlijk alleen individuele concrete gevallen waar kan nemen. Toch begrijpt hij ook
dat we een universeel begrip hebben, hoe komen wij hier dan aan? Aristoteles noemt de empirische
procedure waarbij je van concreet (individu) naar universeel (algemene regel) gaat, inductie (epagoge).
Inductie is op basis van een aantal (maar niet alle) waarnemingen waar A B is, of A B volgt, concluderen
dat A altijd B is, of op A altijd B volgt. Het probleem met inductie is dat je nooit helemaal zeker kan
weten dat als je iets een aantal keer ziet, dat het de volgende keer ook zo moet zijn. Je weet niet of alle
mensen sterfelijk zijn, het is louter een correlatie. Toch was Aristoteles van mening dat ‘alle mensen zijn
sterfelijk’ noodzakelijk waar was.
Aristoteles’ oplossing: inductie is een eerste stap, waarna je met je onfeilbare intellectuele capaciteiten
van de geest (nous) kunt concluderen dat dit een noodzakelijke waarheid is. Dit heet ook wel intuïtieve
inductie.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Psychologie2023. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.