Hoofdstuk
1
● Vanaf de 17e eeuw zijn de ideeën over de opvoeding en de ontwikkeling van
kinderen in hoog tempo veranderd.
● In de 17e eeuw bestonden er 2 denkrichtingen over de opvoeding en ontwikkeling
van kinderen: 1. Een kind is een onbeschreven blad, dat je alles kan en moet leren
door middel van
belonen en straffen. 2. Een kind is een mini-volwassene, bij wie de ontwikkeling
vanzelf gaat als het maar
goed te eten krijgt en in een gezonde omgeving
opgroeit.
● Pas in de 20e eeuw is men goed gaan kijken naar de ontwikkeling van het kind.
● Gerontopsychologie richt zich op de ervaring en het gedrag van de ouder
wordende mens.
● Psychologie is de wetenschap die het menselijk gedrag bestudeert.
● Ontwikkelingspsychologie is de wetenschap die het gedrag bestudeert van de
mens in de verschillende fasen van zijn ontwikkeling. Ontwikkeling is vooruitgang
● Bij ontwikkeling/vooruitgang zijn er 3 processen verantwoordelijk:
1. groeiprocessen: dit is de lichamelijke groei die het gevolg is van celdeling.
2. leerprocessen: dit is het verwerven van theoretische, praktische en
sociaal-emotionele kennis en vaardigheden. 3. rijpingsprocessen, kortweg rijping: dit is het
́ergens aan toe zijn ́ , je bent er
aan toe wel of niet iets te
leren.
● Ontwikkelingsfase is een periode in het leven van de mens die te onderscheiden is
van andere periode. Bij deze periode horen bepaalde kenmerkende gedragingen.
● Ontwikkelingstaak is een stap die ieder kind (0-19 jaar) in zijn ontwikkeling moet
nemen om een stap verder te komen in die ontwikkeling.
● Je hebt verschillende ontwikkelingsaspecten:
- Lichamelijke ontwikkeling: lichamelijke groei of achteruitgang van de mens,
, de motorische ontwikkeling (ontwikkeling beweging) en de zintuiglijke
ontwikkeling (ontwikkeling zintuigen zoals het zien en het horen). -
Cognitieve ontwikkeling: de verstandelijke ontwikkeling. het denken,
geheugen en
taalontwikkeling.
- Sociale ontwikkeling: de ontwikkeling in de omgang met de mens en met
andere mensen, ontwikkeling van empathie en ontwikkeling sociaal gedrag
(staat zijn rekening te houden met anderen)> - Persoonlijkheidsontwikkeling: de
vorming van eigen identiteit, de eigen aard,
de eigen wil, opvatting normen en waarden en ontwikkeling zelfbeeld. -
Emotionele ontwikkeling: ontwikkeling van gevoelens basis vertrouwen en
veiligheid. - Seksuele ontwikkeling: ontwikkeling seksueel gedrag, de ontwikkeling van
lichaams- en lustbeleving en ontwikkeling van waardering voor het eigen
lichaam.
● Er zijn 3 factoren die invloed uitoefenen op de ontwikkeling van de mens, namelijk:
- interne factoren: Al bij de geboorte staat bij elk kind vast wat zijn aanleg in
gegeven mogelijkheden en beperkingen in het leven zijn. - Externe factoren: Factoren van
buitenaf die de ontwikkeling bepalen. directe
omgeving, sociale en economische factoren, culturele factoren en ingrijpende
levensgebeurtenissen. - Zelfbepaling: het zelf bepalen van de richting in je eigen
ontwikkeling.
vb:Beroepskeuze
● Belangrijkste voorwaarden om tot ontwikkeling te komen zijn:
- Een kind moet zich veilig en vertrouwd voelen bij de opvoeder. - Er moet
zowel verbale als non-verbaal contact zijn tussen opvoeder en het
kind. - Er moet een stimulerende omgeving zijn. - Een kind moet de
gelegenheid hebben om te spelen. - Een kind moet voldoende
bewegingsvrijheid krijgen. - Een kind moet veiligheid en grenzen
worden geboden.
Hoofdstuk
5
● De lichamelijke ontwikkeling die een baby doormaakt is ongekend groot in 3
opzichten:
1. De baby maakt een enorme lichamelijke groei door. 2.
De baby maakt een grote motorische ontwikkeling door. 3.
De baby ontwikkelt zintuigen.
● Slaap is erg belangrijk voor een goede groei, gemiddeld slaapt een baby 16 uur per
dag. Een slaapt 2 uurtjes en is dan weer even wakker. Ook is slapen belangrijk voor de
ontwikkeling van de hersenen.
● Reflex is een reactie of beweging die zich automatisch voltrekt ( of iemand dat nu wil
of niet).
● Het zuigreflex is automatische reactie van de baby om krachtig te zuigen aan alles
dat in zijn mond komt
, ● Het grijpreflex is de automatische reactie van de baby om dingen te grijpen. Deze
kan je oproepen door je vinger tegen handpalm of de voetzool van baby te leggen.
● Spierbeheersing van een baby verloopt als volgt:
- Van boven naar beneden : hoe dichter bij de hersens hoe eerder de spier
wordt beheerst. - Van dichtbij naar veraf: hoe dichter de spier zich bij de romp bevindt des te
eerder de spier wordt beheerst. - Van ongericht naar gericht: van onbeheerste beweging
naar doelgerichte,
beheerste beweging. - Van grof naar fijn: Leert eerst zijn spieren beheersen waarmee
grote
bewegingen worden gemaakt, grove motoriek. - Fijn motorische vaardigheden als tekenen,
knippen en plakken pas later.
● Sensomotorische ontwikkeling is de ontwikkeling in de samenhang van zintuigen
en motoriek.
● Bij de geboorte werken de zintuigen van een baby nog niet goed en volledig.
● Zien: ziet vaag en onscherp. Ziet verschil tussen licht en donker ziet voornamelijk
omtrekken van de dingen.
● Horen: gehoor is al goed ontwikkeld bij geboorte. Hij kan alleen nog geen betekenis
geven aan de geluiden. Wel herkent hij de stem van zijn moeder vanaf de geboorte.
● Ruiken: babys kunnne al goed ruiken vanaf geboorte. Geur speelt belangrijke rol van
hechting.
● Voelen: Vanaf geboorte is de hele huid van baby gevoelig voor aanraking.
● Proeven: Baby heeft 1000 smaakpapillen deze maken hem gevoelig voor
smaken.Deze nemen af met de jaren zo kunnen ze steeds meer smaken aan. Heeft
voorkeur voor zachte smaken. Ook hebben ze voorkeur voor eten dat glad, zacht en
lauw is omdat dat lijkt op de melk waaraan ze gewend zijn.
● Tussen de 6 en 12 maanden ontwikkelt een baby objectpermanentie.
● Objectpermanentie is het besef dat mensen en voorwerpen blijven bestaan, ook als
ze niet zichtbaar zijn.
● Scheidingsangst of verlatingsangst is de angst bij mensen om verlaten te worden.
BIj kinderen uit deze angst zich in het gaan huilen als de vertrouwde opvoeder weg gaat.
Dit neemt af wanneer hij ziet dat ouders steeds weer terug komen.
● Zolang een baby geen objectpermanentie heeft ontwikkeld, geldt voor hem: weg is
weg. Scheidingsangst ontstaat pas bij het ontwikkelen van objectpermanentie.
● Ervaringsleer= de baby leert de dingen door ze zelf te doen Herhalingslessen
= De baby leert de dingen door ze eindeloos te oefenen, te herhalen. Imiterend
leren = de baby leert de dingen doordat andere ze, al of niet bewust, voordoen. De
baby aapt na.
● Direct na de geboorte imiteert de baby de mondbewegingen van zijn moeder.
● Brabbelen is de fase in de taalverwerving waarin de baby spraakklanken oefent
zonder dat hij ze tot betekenisvolle eenheden kan samenvoegen.
● Symboolbewustzijn = klanken en woorden krijgen voor een baby steeds meer
betekenis. Het kind krijgt door dat ́ mama ́ voor bepaald persoon staat en ́ pop ́ naar
bepaald ding verwijst. dit komt rond de 9e maand opgang.
● éénwoordzin = rond eerste verjaardag gaat in kind zelf woordjes gebruiken ze
beginnen te spreken in 1 woord zinnen. ́ Pop ́ kan betekenen ́ waar is pop ́ of ́ hier is pop
́ of meer.
● Het vermogen van lichaamstaal is aangeboren bij een baby
● Een baby zijn gezichtsuitdrukking is niet werkelijk wat hij voelt.
, ● Imitatie is heel belangrijk in het sociale leven van de baby.
● Een baby communiceert met zijn lichaamstaal.
● De glimlach van een baby is een reflex een zogenoemde sociale glimlach. Bij 7
maanden oud is de glimlach geen reflex meer en doe hij het bewust.
● Temperament is de aangeboren manier waarop iemand reageer op bepaalde
omstandigheden.
● Een baby heeft geen zelfbesef, hij weet bijvoorbeeld niet dat de arm die hij ziet van
hem is.
● Zelfbesef ontwikkelt een baby van 12 maanden. Zelfbesef is het bewustzijn dat men
los van de rest van de wereld bestaat. Pas vanaf 1,5 á 2 jaar is er sprake van duidelijk
zelfbesef.
● Lichaamsbesef hebben kinderen pas vanaf ongeveer 2 jaar oud.
● Een baby is nog niet in staat om over zichzelf en anderen te denken. Een baby kan
slechts ervaren of hij zich prettig voelt of niet prettig. Hij kan dus niet denken ́ ik heb
honger ́ maar hij ervaart iets onaangenaams.
● Hechtingsproces is de periode waarin een belangrijke, gevoelsmatige band tussen
een kind en één of meer vertrouwde opvoeders ontstaat.
● Bij het hechtingsproces gaat het niet alleen om de hechting met ouders.
● Veilige hechting = het resultaat van het hechtingsproces waarbij tussen kind en
vertrouwde opvoeder een langdurige, warme gevoelsrelatie is ontstaan.
● Onveilige hechting = het resultaat van het hechtingsproces waarbij tussen kind en
vertrouwde opvoeder koele en/of gevoelsarme relatie is ontstaan. Soms ook is het
kind bang voor de vertrouwde opvoeder.
● Veilige hechting is belangrijk zodat het kind de mens, de wereld en zijn omgeving
met vertrouwen tegemoet komt.
● Voor een baby is lichaamscontact belangrijk als hij ouder wordt gaat die dit steeds
meer aan je laten zien
● 3 voorwaarden voor veilige hechting:
1. Er zijn maar enkele mensen die het kind opvoeden en verzorgen. 2. Er
moet sprake zijn van responsief gedrag bij de vaste ouders/opvoeders. 3.
Opvoeders moeten voorspelbaar reageren.
● Huid- op huidcontact is belangrijk voor een baby.
● Baby raakt contact met de wereld door te voelen en door aangeraakt te worden.
Hoofdstuk
7
● Peuter is een kind van 18 maanden tot 4 jaar.
● Rond de 18 maanden kunnen de kinderen los lopen.
● Bij kleuters is er vooral sprake van breedtegroei.
● Meeste kinderen worden in peutertijd zindelijk. Een peuter niet zindelijk maken, hij
moet er zelf aan toe zijn en hij moet het zelf willen.
● Hersenen groeien snel dit omdat de groei van de verbindingen tussen de aantal
hersencellen. Deze verbindingen maken het mogelijk dat de peuter om motorisch en
cognitief gebied steeds vaardiger wordt.
● Exploratiedrang of ontdekkingsdrang is de intense behoefte van een peuter om de
wereld te ontdekken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller EmmaKortsenn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.83. You're not tied to anything after your purchase.