Samenvatting van hoofdstuk 1,2,4,5,6,7,8,9,10 en 11 uit Algemene economische basisprincipes van Jong, D.J. de. Uitgebreid met duidelijke uitleg. Alle informatie voor het tentamen van marktverkenning
Samenvatting Algemene economische basisprincipes
M. - AD ondernemerschap
Hoofdstuk 1
1.1 Externe bedrijfsomgeving
- Onderneming zijn afhankelijk van hun externe omgeving
- Twee soorten omgevingsfactoren waarvan een onderneming afhankelijk kan zijn
- Macro-omgeving: omgevingsfactoren die grote invloed op de
ondernemingsresultaten, maar die de onderneming zelf niet of nauwelijks kan
beïnvloeden
- Directe omgeving: Bestaat uit de partijen op de in- en verkoopmarkten waarmee de
onderneming dagelijks zakendoet
Kennis van de economische externe omgeving is voor groot belang voor kansen en
bedreigingen voor de onderneming voorbeelden hiervan zijn:
- Verantwoord ondernemen (directe omgeving)
- Internationale recessie (macro-omgeving)
- Groeiende werkeloosheid (macro-omgeving)
- Steun aan voedselbanken (macro-omgeving)
1.2 Het centrale economische probleem
,Kernproblemen van de economie
- Schaarste: onvoldoende middelen om hun behoeftes en doelen te realiseren
o Geld, tijd en productiemiddelen zijn alternatief aanwendbaar (ze zijn voor
verschillende doelen bruikbaar, maar als ze voor een bepaald doel ingezet
worden kun je ze niet meer voor iets anders gebruiken)
o Er moet gekozen worden welke markt ze ontwikkelen
o De opbrengsten die niet zijn gemaakt doordat het alternatief niet gekozen is
noemen we de alternatieve kosten of opportunity costs
- Keuzes maken
o Doordat middelen schaars zijn en alternatief aanwendbaar zet ons tot keuzes
o Schaarste op maatschappelijk niveau betekend dat de vraag naar goederen
en diensten groter is dan het aanbod
o Welvaart geeft de mate aan waarin mensen met behulp van schaarste
alternatief aanwendbare middelen in hun behoeften kunnen voorzien.
o Je streeft bij het produceren van goederen of diensten om een zo’n hoog
mogelijke welvaart te creëren.
o Welvaart wordt gelijkgesteld aan de waarde van de producten en diensten die
in het land worden geproduceerd = Bruto binnenlands product (BBP)
o Vrije goederen zoals zonlicht zijn onbeperkt ter beschikking en niet schaars
en brengt geen keuzeprobleem met zich mee.
1.3 Goederen produceren
- Voor de productie van goederen of diensten heb je productiemiddelen (d) nodig
1. Arbeid: Tijd en inspanning die mensen besteden aan de productie
2. Kapitaal: Geproduceerde middelen die je voor de productie van andere goederen
kunt gebruiken zoals machines
3. Natuur: Hulpbronnen zoals lucht water, grond en delfstoffen
4. Ondernemerschap: andere Organisatie/ondernemers die beslissingen nemen over
productie van goederen
- De consument stelt de productiefactoren beschikbaar voor een beloning:
1. Arbeid -> loon
2. Kapitaal -> rente
3. Natuur -> huurt/pacht
4. Ondernemerschap -> winst
- Deze beloningen noemen we het primaire inkomen = inkomen waar een tegenprestatie
tegenover staat
- De manier waarop de afstemming van productie en consumptie in een land is
georganiseerd = economische orde
- Doel van economische orde is het zo goed mogelijk voorzien van behoeftes van
consumenten
Kernvragen/economische orde
1. Wie moet er produceren? (overheid of particulier?)
2. Wat moet er geproduceerd worden? (Welke goederen komen de wensen van
consumenten het best tegemoet, met oog op schaarste van productiefactoren)
3. Hoe moet er geproduceerd worden? (Welke productietechniek is het goedkoopst?)
4. Waar vindt de productie plaats? (Geografische spreiding van de productie)
, 5. Voor wie moet er geproduceerd worden? (Moet er alleen voor mensen met
voldoende inkomen geproduceerd worden of ook naar de behoefte van de mensen?)
Soorten mechanismen
1. Budgetmechanisme
- Overheid beslist welke goederen en diensten worden geproduceerd (wie, wat, waar
hoe etc.)
- Mensen kunnen hier invloed op uitoefenen door bij de verkiezingen te stemmen
- Bij een planeconomie hebben consumenten geen invloed op de productie van
goederen en diensten omdat er in dit plan is vastgelegd welke producten tegen
welke prijzen geleverd moeten worden.
2. Marktmechanisme
- Is de productie van goederen en diensten afhankelijk van de beslissingen van
consumenten en producenten
- De wensen van consumenten en producten worden afgestemd door de prijzen van
goederen en diensten (vraag en aanbod)
- Verandering in vraag en aanbod leidt tot prijsveranderingen
i. Frugal innovations zijn marketingstrategieën om hoogwaardige
producten aan de normale man te brengen (middenklasse)
Allocatie van productiefactoren
- In een markteconomie bepaalt het marktmechanisme voor welke goederen de
productiefactoren worden gebruikt = Allocatie van productiefactoren
i. Budgetmechanisme wordt de allocatie van de productie factoren
bepaald door de overheid
- Een land heeft meestal een budgetmechanisme en marktmechanisme de mate
waarin ze voorkomen verschilt per land
1.4 Economische wetenschappen
- Economische wetenschappen houdt zich bezig met het economische handelen in de
maatschappij (hoe gaan we om met schaarste, alternatief aanwendbare middelen
etc.)
- Je hebt verschillende soorten economische wetenschappen
i. Bedrijfseconomie bestudeer het economische handelen door
bedrijven
ii. Marketing bestudeert de relatie tussen bedrijf en klanten
- Algemene economie, staan keuzeproblemen centraal die voor de maatschappij in
geheel belangrijk zijn, streven naar maximale welvaart en winst
- Algemene economie is onder te verdelen in drie vakgebieden
i. Micro-economie
1. Hoe gaan individuele consumenten en producten met
economische keuzeproblemen om (prijsvorming, welke
goederen breng je op de markt? Levert een uitbreiding van de
productie een grote winst op?
2. Verschil in micro-economie en bedrijfseconomie
, Er wordt anders naar kosten aangekeken. Bij bedrijfseconomie
gaat het om wat productiemiddelen hebben werkelijk hebben
gekost, bij micro-economie gaat het om alternatieve kosten
(het bedrag dat het gebruik van productiemiddelen voor de
meest winstgevende andere mogelijkheid zou hebben
opgeleverd)
ii. Meso-economie
1. Bestudeert economische vraagstukken op bedrijfstakniveau
(concurrentie)
2. Bedrijfstak = bedrijven die dezelfde soorten producten
voortbrengen
iii. Macro-economie
1. Bestudeert economische vraagstukken op landelijk niveau
2. Bestudeert de samenhang tussen geaggregeerde
(samengestelde) grootheden (Bijvoorbeeld het nationaal
inkomen dat bestaat uit de som van loon, interest, pacht etc.
Onderdelen macro-economie
- Onderdelen van de macro-economie zijn monetaire economie en internationale
economische betrekkingen
i. Monetaire economie: gaat over de rol van geld in de economie
(hoogte van de rente en der werking van financiële markten)
ii. Internationale economische betrekkingen: bestudeert de
internationale handel in goederen en diensten en het financiële
verkeer tussen landen. (Wisselkoersen en internationale handel)
1. Inzicht in internationale economische betrekking voor grote
afzetmarkt en buitenlandse concurrentie
1.5 Economische modellen
- Economische modellen helpen om de werkelijkheid te bestuderen
- Bij modellen wordt uitgegaan van ceteris paribus clausule: Hierbij wordt de waarde
van de verklarende factoren die niet in het model zijn opgenomen constant
verondersteld. (Bijv. vraag naar mobiele telefoons is afhankelijk van het inkomen en
de prijzen van de telefoons, als we willen weten hoe de prijsverandering de vraag
naar mobiele telefoons beïnvloed moeten we het inkomen constant houden.)
- Aard modellen: modellen zijn meestal wiskundig van aard. (qv=-3p+800 (als je qv
verhoogt, daalt p)) (qv=vraag, p=prijs, 800 = constante factoren)
- De eenheden in wiskunde modellen zijn te onderscheiden in exogene en endogene
grootheden
i. Exogene grootheden: onafhankelijk van andere grootheden in het
model
ii. Endogene grootheden: afhankelijk van andere grootheden in het
model (bijv. als je nationaal inkomen en nationaal consumptie in een
model hebt, wanneer nationaal inkomen stijgt dan stijgt ook nationale
consumptie)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MathijsMM. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.