De kernvraag van de sociologie luidt als volgt: waarom doen en denken mensen de dingen
die ze doen en denken? Hoe verklaren we menselijk gedrag en opvattingen.
Een sociologisch perspectief is: verklaring voor menselijk handelen en denken ligt in de
sociale context. Veel van ons denken en handelen komt door mensen om ons heen of door
de structuren om ons heen (universiteit etc.). Het draait om het collectieve gedrag. Als
collectief gedrag verandert, verandert de samenleving.
Individueel perspectief: de verklaring ligt in individuele oorzaken (iedereen is uniek, genen,
persoonlijkheid). Het draait om één specifiek persoon.
Sociologen verklaren sociale verschijnselen, het gedrag en denken van mensen, en zoeken
de verklaringen daarvoor in de sociale contexten.
Micro-niveau: individueel niveau, is niet geïsoleerd in de werkelijkheid. Je deelt die context
met anderen, wat leidt tot het meso-niveau. Individuen en hun gedrag.
Meso-niveau: directe omgeving, familie, de buurt, werk, religieuze gemeenschap.
Macro-niveau: land waarin je woont, tijd, periode. Het wonen in Nederland kan je gedrag
anders beïnvloeden dan wonen in Pakistan.
Het individu zit ingebed in deze contexten, en die zullen het individu beïnvloeden.
Relatie tussen sociologisch en individueel perspectief:
1. Ze zijn complementair: ze staan naast elkaar en verklaren allebei een stukje. Ze zijn
dus beiden nodig om een bepaalde uitkomst te begrijpen. Een burn-out ligt aan de
context (tegenwoordig een veel meer voorkomend verschijnsel dan vroeger) maar
ook aan de genen van een persoon, individueel. Meest complete beeld. Ze vullen
elkaar aan. Een zelfhulpboek helpt bijvoorbeeld niet, hoe kan dat dan?
2. Het zijn alternatieven: of het een, of het ander is waar. Heel strikt beeld, een van de
twee geeft de verklaring. Dit beeld leeft niet zoveel onder sociologen.
3. Sociale oorzaken zijn voorliggend aan de directe, individuele oorzaken. De relatie
tussen de twee perspectieven zijn te zien als een causale volgorde. Diepere oorzaken
-> directe oorzaken -> uitkomst. Sociale oorzaken zijn voorliggend (dieper) aan de
directe, individuele oorzaken. Burnout: directe oorzaak = slecht slapen. Diepere
oorzaak: er worden in jouw omgeving mails gestuurd in het weekend wat leidt tot
stress. Specifieke en strikte zienswijze.
Clip 2:
Sociale problemen vormen vaak het startpunt van sociologische onderzoeken. Wanneer is
iets een sociaal probleem?
1. Het moet veel mensen aangaan.
2. Het moet iets zijn waar veel mensen zich zorgen over maken, het conflicteert met
wat ze belangrijk vinden (waarden). Er is een groter sociaal probleem als het meer
mensen aangaat en meer mensen zich zorgen over maken.
Het varieert wel tussen contexten. In de ene context is een sociaal probleem volledig
afwezig. Wat als problematisch gezien wordt hangt ook van de context af.
, Sociologie = een normatief vrije wetenschap -> wordt niet gesproken over wat goed of
fout is.
Sociale problemen hebben een normatieve dimensie: ze worden gezien als onwenselijk,
zouden opgelost moeten worden.
Sociologen bestuderen sociale verschijnselen: vrij van normatieve lading. Dus een
socioloog stelt niet de vraag: zouden we de inkomensongelijkheid moeten verkleinen?
Maar: Hoe groot is de inkomensongelijkheid en hoe is die te verklaren?
Doelen van de sociologie: de sociologie levert een wetenschappelijke bijdrage aan sociale
problemen. Deze bijdrage leveren ze op drie manieren:
1. Beschrijven: accurate beschrijvingen van sociale verschijnselen. Objectieve en juiste
informatie geven waar een sociaal verschijnsel voorkomt is een belangrijk doel.
2. Verklaren: het geven van wetenschappelijke verklaringen van sociale verschijnselen,
theoretische verklaringen en empirische toetsen, om erachter te komen welke
oorzaken achterliggend zijn aan een sociaal verschijnsel. Als je die oorzaken weet,
heb je de knoppen in handen waar beleidsmakers aan zouden kunnen draaien om
een andere uitkomst te genereren.
3. Toepassen, het toepassen en delen van sociologische kennis. Je kunt voorspellingen
doen: je gebruikt de sociologische kennis die er aanwezig is. Je ontwikkelt
interventies, die gebaseerd zijn op die oorzaken (bij het verklarende doel), er kan hier
een interventie ontstaan. Sociologen zijn de partij die interventies ontwikkelt en
kunnen het ook toetsen. Dit is een toegepaste vorm van sociologie. Het buigt hier
meer naar het normatieve.
Hoofdstuk 1 uit Introduction to sociology:
C.W. Mills: sociologische verbeelding. De taak van sociologen is om de sociale oorzaken van
mensen te identificeren. Het sociologisch perspectief heeft als doel menselijk gedrag te
verklaren met de sociale contexten die individuen delen.
De sociale context kan veranderen en sociologen bestuderen de menselijke gevolgen van die
veranderingen. Het sociologische perspectief focust zich op de collectieve uitkomst. Ze
bestuderen sociale verschijnselen/ fenomenen. Dus, wat sociologen proberen te begrijpen
is, hoe, menselijk gedrag voorkomt uit gedeeld sociale contexten en hoe, dit aanleiding geeft
tot collectieve uitkomsten.
Individueel perspectief Sociologisch perspectief
Interessant fenomeen Individueel fenomeen, Sociaal fenomeen, collectief
individueel gedrag (waarom gedrag, waarom is
heeft John overgewicht?) overgewicht aan het
toenemen in de
sameneleving?
Verklaringen voor gedrag Individuele karaktertrekken: Sociale context, sociale
genen, persoonlijkheid oorzaken (land, buurt etc.
,Durkheim’s study: zelfmoord
In de 19e eeuw dacht men dat zelfmoord te danken was aan individuele oorzaken en gedrag,
zoals alcoholisme, mentale ziektes etc. Durkheim daarentegen, betrok de sociale context bij
het verklaren van zelfmoord. Hij stelde dat Europese landen enorm verschilden in de
getallen van zelfmoord, hoe kon dit verklaard worden door individuele factoren?. Hij zegt
dat alcholisme etc. de directe oorzaken van zelfmoord kunnen zijn maar de diepere
oorzaken de sociale context is. Een voorbeeld van het gebruik van sociologisch perspectief
op menselijk gedrag.
Als in een buurt iets een sociaal probleem is, zoals armoede, maar in een andere buurt niet,
wordt het door sociologen wel als een sociaal probleem beschouwd. In die buurt zorgt het
namelijk voor dat het veel mensen het aangaat en het conflicteert met hun waarden.
Het verschil tussen sociale problemen en sociale verschijnselen/ fenomenen = sociale
problemen hebben een normatief vrije lading. Het is dus voor de wetenschap/ interesse. Er
wordt niet gezegd of iets goed of fout is, of dat het opgelost zou moeten worden.
Wanneer sociologisch werk gebruikt wordt voor sociale problemen in de samenleving, wordt
het sociaal relevant genoemd. De wetenschappelijke kennis die sociologie biedt aan sociale
problemen maakt het relevant. Dit kan gebruikt worden door politici, organisaties,
beleidsmakers en de algehele populatie. Het moet alleen niet normatief worden, het is
wetenschap, niet een ideologie. Soms zijn ook andere vakgebieden/discplines nodig om
sociale problemen op te lossen: bijvoorbeeld global warming.
Vragen
Normatieve vraag: Moeten we/zullen we?, het bevat oordelen. Bij sociologische vragen
wordt dit aan de kant gezet en wordt het meer wetenschappelijk = wetenschappelijke
vragen. Er zijn drie soorten vragen:
1. Descriptieve (beschrijvende), hoe veel, in welke mate, wat gebeurd er vragen. ‘Hoe
veel criminaliteit is er in Brazilie?’, ‘In welke mate steeg de scheidingscijfers in
Duitsland?’. Het zijn wetenschappelijke observaties.
2. Theoretische: verklarende vragen. Waarom, theorie. ‘Waarom is de criminaliteit
lager in Canada dan in Brazilie?’, ‘Waarom is er een daling in echtscheidingen?’
3. Toepassende, wat gaat er gebeuren in de samenleving of richting sociale interventies.
‘Hoe zal de criminaliteit zich ontwikkelen in Brazilië voor de komende vijf jaar?’, ‘Wat
zijn effectieve sociale interventies om criminaliteit te verlagen?’.
Vragen moeten erg precies zijn. Hoe preciezer, hoe beter. Het moet ook normatief vrij zijn.
Een goede sociologische vraag moet vier ingrediënten hebben:
1. Het menselijk gedrag waarin je in geïnteresseerd bent. (subgroepen van het grotere
geheel?) > mentale ziektes > depressie.
2. De sociale context (welk land?)
3. De periode (welk jaar?)
4. De populatie. (mannen en vrouwen? Bepaalde groepen?)
, Je moet een vraag ook relevant maken. Je moet niet dezelfde vraag stellen die al ooit gesteld
is in een onderzoek, je loopt het risico om dan precies hetzelfde te doen, dit moet je
uitzoeken. Dit kan je voorkomen door een literatuur review te doen.
Je moet ook geen onjuiste vragen stellen zoals: ‘Hoe komt het dat de West-Europese
samenleving verdubbeld is tussen 1950-2010?’. Nu suggereer je dat dit gebeurd is, maar dit
is bij dit voorbeeld in werkelijkheid niet. Het boeit ook niet zoveel in je vraag als je er meteen
een antwoord op hebt: ‘Hoe hoog was de criminaliteit in Engeland in 2010’, het is nuttiger
om bijvoorbeeld landen, jaren, groepen, te vergelijken.
Algemene kennis wordt veel gebruikt door mensen, veel mensen denken dan ook dat ze
zomaar sociologen zijn of dat het een makkelijk vak is. Men denkt met hun intuitie. Het is
veel makkelijker om met verklaringen te komen voor menselijk gedrag, omdat je zelf een
mens bent, dan voor de exacte vakken. Voor veel mensen voelt het dan ook nutteloos om de
wetenschap te gebruiken, wat bij de exacte vakken als ontzettend nuttig wordt gezien. Er is
dus een verschil tussen privé sociologen en wetenschappelijke sociologen.
Privé sociologen begrijpen vaak ook meteen als er een andere verklaring of antwoord wordt
gegeven. Mensen zien het als logisch heel snel.
Zie Tabel in boek voor verschillen privé sociologen en academische sociologen.
Sociologie is een cumulatieve wetenschap. Het is voortgebouwd op andere studies.
Achtergrondkennis: theorieën en observaties die al bekend waren voor de studie begon.
Verschillende studies bouwen voortdurend op elkaar voort, schaven dingen bij, halen dingen
weg, vormen kritiek, leren van elkaar. Dat is cumulatief. Over de tijd zullen zo de beste
verklaringen over blijven. Nieuwe studies zijn altijd uitgevoerd in een poging om bij te
dragen aan wat voor kennis er al bestaat/ wat men al weet.
Het is belangrijk voor wetenschappers dat ze hun kennis niet privé houden maar openbaar
maken en dat ze samenwerken in academische gemeenschappen zodat ze tot het beste
resultaat kunnen komen.
Hoorcollege 2
Theorie = antwoord op een verklaringsvraag. “Een theorie is een coherente set van proposities en
assumpties over condities die sociale verschijnselen kunnen verklaren en die hypothesen genereren
(voorspellen) over (nog niet geobserveerde en hypothetische) sociale verschijnselen.”
Karl Popper = wetenschapsfilosoof die nadacht over hoe je wetenschappelijk te werk moet
gaan. Verklaring begint bij een observatie (empirische regelmaat, sociale verschijnsel)
P: Mensen die sporten, zijn gezonder
C: Hoogopgeleiden sporten meer dan laagopgeleiden
O: Hoogopgeleiden zijn gezonder dan laagopgeleiden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mljverhoeven. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.