Week 1 – legaliteit en interpretatie van vage normen – Keller
Het legaliteitsbeginsel: rechtstheoretische beschouwingen.
Het legaliteitsbeginsel als uitgangspunt en hoeksteen van ieder modern liberaal
strafrechtstelsel. Belangrijk dat aan deze conceptie een tamelijk positivistische
rechtsopvatting ten grondslag ligt. Dat wil zeggen: het recht wordt gemaakt, en is geen
gegeven.
Het legaliteitsbeginsel kan namelijk zijn rechtsbeschermende en rechtskritische functie
alleen ontvouwen indien recht wordt gezien als een veranderlijke grootheid. Die door een
instantie gemaakt wordt, en ook die instantie aan het recht gebonden in. Recht dat zijn
bestaan ontleent aan de natuurlijke order of een religieuze autoriteit is namelijk
onveranderlijk en altijd geldig. In deze context kan van een terugwerkende kracht en
veranderende normen kan in het natuurrecht nooit sprake zijn bijvoorbeeld.
Het ‘klassieke’ legaliteitsbeginsel, zoals wij dat kennen, ontstond in de verlichting. Twee
belangrijke denkers die het legaliteitsbeginsel in belangrijke mate hebben vormgegeven zijn
Montesquieu en Beccaria. Uit hun werken zijn de twee fundamenten af te leiden waarop het
legaliteitsbeginsel gefundeerd is. Het rust op 2 fundamenten:
I. Staatsrechtelijk fundament – trias politica
Het beginsel heeft tot doel het voorkomen dat de rechter op de stoel van de
wetgever gaat zitten, maar ook andersom. De wetgever kan de functie van de rechter
niet ondoenlijk beperken.
II. Strafrechtelijk fundament – rechtszekerheid
Het gaat vooral om rechtszekerheid en voorzienbaarheid van strafrechtelijke sancties
voor de burger.
Het hoofddoel van het klassieke legaliteitsbeginsel was het creëren van (politieke) vrijheid
en autonomie voor het individu. Vrijheid is daarbij niet alleen de vrijheid te doen wat de wet
niet verbiedt, maar ook de zekerheid dat overheidsingrijpen aan de wet is gebonden.
In de hedendaagse literatuur over het legaliteitsbeginsel wordt vooral verwezen naar de
vereisten van zekerheid en bescherming die dat beginsel moet bieden aan de burgers. Het
gaat dus met name om rechtszekerheid.
In dit licht is het belangrijk om je ervan bewust te zijn dat de betekenis van rechtszekerheid
verschillend manieren kan worden geïnterpreteerd en worden ingevuld. Er kan een verschil
worden gemaakt in een objectieve of subjectieve rechtszekerheid. Ze hebben verschillende
connotaties, maar hangen wel met elkaar samen.
1
, Subjectieve rechtszekerheid – betreft de ervaren zekerheid van een rechtssubject
over zijn rechtspositie. De nadruk ligt op de rechten van burgers.
Objectieve rechtszekerheid – betreft de kenmerken van het recht die subjectieve
rechtszekerheid mogelijk maken. De nadruk ligt op de plichten van overheid. Denk
hierbij bijvoorbeeld aan: de eisen van toegankelijkheid, duidelijkheid en het verbod
van willekeur.
De connotaties hangen samen. Zeker omdat objectieve rechtszekerheid een belangrijke
voorwaarde is voor het creëren van subjectieve rechtszekerheid.
In een complexe, veranderlijke samenleving waarin de overheid tegelijkertijd een zeer grote
rol speelt in het leven van burgers wordt het steeds moeilijker om volledige objectieve
zekerheid te bieden. Onze samenleving verandert voortdurend. Zij is meer multicultureel en
minder homogeen dan 100 jaar geleden. Bovendien worden we geconfronteerd met nieuwe
vormen van strafbaar gedrag, grensoverschrijdende en georganiseerde criminaliteit. Ook zijn
onze opvattingen over de beheersing van risico’s en de rol die het strafrecht daarin speelt
verandert. We zien dan ook dat rechtszekerheid daarom steeds sterker contextueel bepaald
wordt. Dat betekent dat rechtszekerheid dus (mede-) afhankelijk wordt van de aard van de
rechtsbetrekking, de aard van de rechtsnorm en de normadressant (dus aan wie een norm is
gericht).
Daarbij is in acht te nemen dat asymmetrische rechtsbetrekkingen, zoals we dat in het
strafrecht kennen, een grotere rechtszekerheid eisen omdat ze niet gebaseerd zijn op
consensualiteit maar op eenzijdig ingrijpen.
Eenzelfde grote eis aan rechtszekerheid geldt voor normen die niet alleen codificeren maar
die ook modificeren, die een verandering in het gedrag van mensen in de maatschappij
proberen te bewerkstelligen.
De normadressant is ten slotte relevant om te bepalen welke verwachtingen mogen worden
gekoesterd van het vermogen van de adressant om het gedrag af te stemmen op complexe
en de eventueel geldige normen. Rechtszekerheid kan dus mede afhangen van de
maatschappelijke functie die iemand vervuld, het beroep dat iemand uitoefent en de mate
van risicovol gedrag waar iemand zich mee bezig houdt.
Het naleven van de strenge eisen die uit het klassieke legaliteitsbeginsel voortvloeien kan
echter tot problemen leiden. Als je aan de eisen wilt voldoen, dan is dat vaak alleen mogelijk
voor een niet geringe prijs. Tenminste in de zaken waar zoiets aan bod komt. Het gevolg van
toepassing van het legaliteitsbeginsel kan soms zijn dat je een verdachte moet vrijspreken
terwijl dat niet als rechtvaardig wordt ervaren. Zo ontstaat dus een spanning tussen
rechtszekerheid en rechtvaardigheid.
Met deze spanningen kan op verschillende manieren mee worden omgegaan. Deze
manieren worden vaak samengevat als ‘regel- en rechtenconceptie van legaliteit’. Hoe moet
er om worden gegaan met de spanning tussen rechtszekerheid en rechtvaardigheid?
In de regel-conceptie wordt rechtszekerheid op conventionele wijze uitgelegd als:
bescherming van verdachte tegen onvoorzien en willekeurig overheidsoptreden.
2
, In de rechtenconceptie krijgt rechtszekerheid een bredere betekenis: niet alleen de
rechten van verdachte maar van alle burgers (incl. het slachtoffer) dienen beschermd
te worden. Deze rechtenconceptie zie je bijvoorbeeld duidelijk terug in de
rechtspraak van het EHRM omtrent de zaken over verkrachting in het huwelijk.
Legaliteit dient ertoe ook het slachtoffer te beschermen. Daarnaast oordeelde het
EHRM dat als het strijd met het legaliteitsbeginsel zou bevinden, dat dit
onverenigbaar zou zijn met de normen en waarden zoals vastgelegd in het EVRM.
In het Nederlandse strafrecht verdedigen Rozemond en Claes de rechtenconceptie van het
legaliteitsbeginsel. De Hullu en Groenhuisen verdedigen daarentegen een meer
rechtspositivistische (regel-) conceptie van het legaliteitsbeginsel. Welke van deze
concepties men aantrekkelijker vindt, dat wordt mede bepaalt door de vraag: wat is recht?
Moet en kan een onderscheid gemaakt worden tussen recht en moraal of juist niet? Moet
recht altijd bepaalde normatieve minimumwaarden voldoen? Of is de wetgever in beginsel
vrij om wetten te creëren, ongeacht hun inhoud.
Voorbeeld: waren ‘de Neurenberger Rassen Wetten’ van de nazi’s recht of niet? Dit hangt af
van de conceptie die je aanhangt.
We gaan kijken naar een aantal zaken van de HR. Aan de hand daarvan kunnen we zien
welke elementen daarbij een rol kunnen spelen. Zoals we weten stamt het Nederlandse
Wetboek van Strafrecht voor een groot deel uit het jaar 1886. Die normen zijn tot nu toe ook
vaak onveranderd gebleven. Een gebied waarop de normen en waarden van 1886 sterk
afwijken van normen en waarden van nu is de zedenwetgeving.
De zedenwetgeving is tot nu toe nog niet veranderd. Let op: tot nu toe. Er ligt momenteel
een wetsvoorstel over de modernisering van strafbaarstelling van verschillende vormen van
seksueel grensoverschrijdend gedrag (Wet Seksuele Misdrijven). Deze wordt ergens komend
jaar ingevoerd.
Een cruciaal verschil dat in dat wetsvoorstel zit, is dat we bij de zedenwetgeving de overstap
maken van een ‘dwang-model naar een ‘consent-model’ (toestemming). De Nederlandse
zedendelicten zijn gebaseerd op ‘dwang’. Dit kan in sommige gevallen tot problemen leiden.
Dit is het geval waarin de verdachte een vorm van geweld gebruikt die moeilijk te
kwalificeren is als geweld.
Andere mogelijkheid is een situatie waarin het slachtoffer bevriest en zich niet verzet
tegen de aanvaller.
Consent of toestemming is een veel breder begrip dan dwang. Straks zullen we een
voorbeeld bespreken waarin goed blijkt hoe het begrip ‘dwang’ tekort kan schieten bij
zedendelicten.
Het wetsvoorstel oogt om verschillende gradaties van schuld in te gaan vullen: schuld, opzet
en gebruik van dwang. Dat alles levert een behoorlijke uitbreiding van strafbaarheid op.
Vooral schuldverkrachting of aanranding creëert een onderzoekplicht voor diegene die
seksuele handelingen initieert. Dit kun je zien als een voorbeeld van wetgeving die actief
probeert bepaalt gedrag in de samenleving te veranderen.
3
, Laten we eens kijken hoe de HR met bepaalde delicten omgaat en hoe ze deze interpreteert.
HR 8 oktober 2013, 11/05201
Dit artikel gaat over de feitelijke aanranding van de eerbaarheid conform art. 246 Sr. Wat
zijn de elementen die het OM moet bewijzen om strafrechtelijke aansprakelijkheid vast te
stellen? Je moet door geweld, bedreiging met geweld of andere feitelijkheden iemand
dwingen tot het dulden van ontuchtelijke handelingen. Dit zijn dus twee elementen.
In de zaak ging het slachtoffer samen met een man de hond uitlaten. Die vriend vertelt dat
hij haar leuk vindt, en met haar naar bed wil. Zij maakt hem duidelijk dat zij hier niet van
gediend is en dat niet wil. Het slachtoffer loopt langs de dader en dan legt deze zijn ene hand
op haar schouder en zijn andere hand op haar borst. Valt dit onder art. 246 Sr? Is hier sprake
van dwingen van een ontuchtelijke handeling? Zijn ontuchtige handelingen en feitelijkheden
hetzelfde?
Het dwangselement en de ontuchtelijke handeling vallen ineen. Dit past niet binnen in de
delictsomschrijving. De ontuchtelijke handeling en de dwang kan volgens de HR in bepaalde
situaties samenvallen.
HR 5 november 2019, NJ 2020/214
Het gaat over het element dwingen. In hoeverre kan dwang in de praktijk tot problemen
leiden. Aan dwingen zit ook een opzetsvereiste vast. De opzet van de dader moet op het
dwingen van het slachtoffer of het dulden van ontuchtelijke handelingen gericht zijn.
Het stond in deze zaak niet ter discussie dat er sprake was van ontuchtelijke handelingen.
Wat hier speelde was dat die ontuchtelijke handelingen terwijl het slachtoffer eerst nog
sliep. De vraag is dus: kun je iemand dwingen tot het dulden van ontuchtelijke handelingen
terwijl je slaapt? In deze zaak sprak het Hof de dader vrij, de HR gaat hierin mee.
De HR stelt in dit arrest dat het niet onmogelijk is om in zo’n situatie tot strafrechtelijke
aansprakelijkheid te komen, maar dan had het Hof expliciet moeten vaststellen dat vanaf het
moment dat de dader begon met het verrichten van de ontuchtelijke handelingen hij ook de
opzet had dat het slachtoffer daarbij wakker kon worden en daarbij gedwongen kon worden
tot deze ontuchtelijke handelingen. Dit was in dit geval niet zo, en daarom volgde er in deze
zaak vrijspraak.
HR 24 juni 2014, NJ 2014/342
Wat moet men verstaan over een ontuchtelijke handeling? Nog steeds in de context van art.
246 Sr. Een vrouw merkte tijdens het shoppen bij de HEMA een lichte aanraking bij haar
bovenbeen. Daarna laat de beveiliging haar camera laat zien waarop een foto van onder
haar rokje is gemaakt. De Engelse term hiervoor is ‘upskirting’. Kwalificeert het maken van
foto’s onder een rokje als een ontuchtige handeling?
Je zou kunnen beargumenteren dat er een bepaalde reden is dat iemand zo’n foto maakt. De
HR is hier echter streng en zegt: dat dit niet te kwalificeren als een ontuchtige handeling.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mirtehaanappel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.