De samenvatting is van hoofdstuk 7 van de 4e editie van het boek Nectar voor 6 vwo en gaat over evolutie. Het is een samenvatting van alle hoofdstukken en belangrijke begrippen zijn dik gedrukt.
Samenvatting biologie H7
Samenvatting van hoofdstuk 7 van het boek Nectar
§7.1
Het geloof in een bovennatuurlijke schepper heet het creationisme. Het
creationisme bepaalde tot in de 18e eeuw het westerse denkbeeld in de wetenschap
over het ontstaan van het leven. Dit sloot het denken over evolutie (de
ontwikkeling van het leven op aarde) uit.
Paleontologie = de wetenschap die fossiele resten of sporen van organismen
bestudeert.
è Cuvier ontdekte dat de fossielen die hij vond in de verschillende afzettingslagen
niet leken op de levende organismen in dat gebied. Dit klopte niet met zijn visie
over de oorsprong van het leven.
Om zijn vondsten te kunnen plaatsen binnen het scheppingsverhaal, kwam Cuvier
met de catastrofetheorie: een grote natuurramp is de oorzaak van het uitsterven
van organismen in een bepaald gebied. Hij baseerde dit op een natuurramp zoals de
zondvloed, beschreven in de Bijbel. Bij een nieuwe schepping na de catastrofe,
kwamen er nieuwe soorten. Dat leverde, volgens Cuvier, na elke natuurramp ook
andere fossielen op in de afzettingslagen.
De Lamarck kwam als eerst met een evolutietheorie. Hij wilde hiermee verklaren
hoe soorten veranderen en nieuwe soorten ontstaan. Hij constateerde dat fossielen
uit verschillende afzettingslagen overeenkomsten in bouw hadden. De Lamarck ging
ervan uit dat een organisme de aanpassingen aan zijn omgeving, die hij tijdens zijn
leven ontwikkelde, doorgaf aan zijn nakomelingen.
Uitgangspunten voor de evolutietheorie van Charles Darwin:
In een populatie individuen verschillen in eigenschappen en de leefomgeving een
selectiedruk uitoefent op hun overlevingskansen -> struggle for life (‘strijd’ om
het bestaan). Individuen die beter zijn aangepast aan hun omgeving leven langer en
krijgen meer nakomelingen = survival of the fittest.
Dit is anders dan de theorie van De Lamarck, die gebaseerd is op de aanpassingen
van het individu aan zijn omgeving.
Deze theorie kon geen verklaring geven voor het overerven van eigenschappen of
voor het ontstaan van een nieuwe soort. Erfelijkheidswetten van Mendel waren een
aanvulling. Ook de ontdekking van DNA en mutaties vullen de evolutietheorie aan.
Bipedie = het lopen op twee benen
De meeste wetenschappers zijn het erover eens dat de moderne
mens (Homo sapiens) ongeveer 200 000 jaar geleden in Afrika is ontstaan: de ‘out
of Africa’ hypothese.
, Migratiepatronen = patronen van de migratie van voorouders van huidige
bevolkingsgroepen.
Via het DNA op het Y-chromosoom (H4), leiden ze zo de herkomst af van de
gemeenschappelijke mannelijke voorouder of Y-chromosomale Adam. De herkomst
van de gemeenschappelijke vrouwelijke voorouder, de mitochondriale Eva, leiden ze
af via mitochondriaal DNA.
§7.2
Bij de metromug lijk je te kunnen spreken over evolutie.
Selectiedruk = de invloed die de omgeving uitoefent op de overlevingskansen van
individuen
Co-evolutie = evolutie waarbij soorten zich aan elkaar aanpassen en gezamenlijk
evolueren (ruwe salamander en de kousenbandslag).
Allopathische soortvorming = evolutie van soorten door het splitsen van een
populatie door een barrière (zoals een zee of een berg).
Ook zonder een barrière kunnen nieuwe soorten ontstaan: sympatrische
soortvorming (= de evolutie van soorten doordat individuen binnen hetzelfde
gebied zich uitsluitend voortplanten binnen een kleine deelgroep).
Er kunnen zo wel honderden soorten naast elkaar leven, waarschijnlijk als gevolg
van seksuele selectie = de selectie die plaatsvindt bij het uitkiezen van een
sekspartner binnen de eigen soort, seksuele selectie heeft daardoor invloed op de
allelenmix van de nakomelingen.
Jaren geleden zijn mensen planten en dieren gaan domesticeren = het kweken van
wilde planten en fokken van wilde dieren om een nuttige functie te gaan vervullen.
Kunstmatige selectie = selectie waarbij mensen een rol spelen (klassieke
veredeling, het creëren van nieuwe ecosystemen, jacht en het introduceren van
soorten in een nieuwe omgeving). Dit in tegenstelling tot natuurlijke selectie waarbij
mensen geen rol spelen.
§7.3
Fossielen kunnen op verschillende manieren ontstaan. Dat maakt het lastig een
alles omvattende definitie van ‘fossiel’ te geven. Fossilisatie (het proces waarbij
fossielen ontstaan) heeft verschillende oorzaken:
1. Verstening. Als een gewerveld dier sterft breken minor-organismen de zachte
delen van het lichaam meestal snel af. De zachte delen vergaan, maar het skelet
en de tanden blijven langer intact. Door de hoge druk verstenen de lagen
sediment en deze houden de resten van het dier gevangen in een steenlaag. In
water opgeloste mineralen dringen de ingesloten resten binnen en vervangen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliavermaas. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.