100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Observatiemethodieken - samenvatting $3.75
Add to cart

Summary

Observatiemethodieken - samenvatting

 4170 views  6 purchases
  • Course
  • Institution

Observatiemethodieken samenvatting 1e jaar bachelor orthopedagogie

Preview 8 out of 24  pages

  • January 27, 2016
  • 24
  • 2013/2014
  • Summary
avatar-seller
1. Observeren
1.1. Inleiding en definitie
Definitie: observeren is bewust en doelgericht waarnemen.
Nodig om info te krijgen over cliënt. de orthopedagogische vraagstelling is van belang, de
ondersteuningsnood zoeken.

1.2. Soorten observaties
Gedragsobservatie  Voorwerp observatie is de mens
Dagelijkse  Verschillend van systematisch!!
observatie  Dagelijks: niet speciaal afgesproken over waarop gelet
wordt en niet echt observatieformulier gemaakt.
 Observerende grondhouding: zoeken naar probleem maar
toch met achtergrond, geen vast tijdstip.
 beleving ban observator centraal en deze observatie is
behoorlijk subjectief
Systematische  Wie, wat, wanneer, hoe lang?
observatie
Participerende  Observator neemt deel aan situatie die hij observeert
observatie  Kan daardoor invloed uitoefenen op gedragingen van
kinderen die hij observeert (= niet goed)
Niet-participerende  Observator neemt niet deel aan de situatie die hij
observatie observeert
Zelfobservatie  Jezelf van een afstand bekijken
 Ook helikopterview genoemd.
 Gebruikt door bewoner bevragen naar bepaalde
gedragingen, gedachten of gevoelens

1.3. Doelstelling van de observatie
Wat is het doel van observatie?
 Eenduidig: voor slechts één uitleg vatbaar
 Doel = de onderzoeksvraag
 Verschil tussen doel & subdoel (voorbeeld)
o Doel: nagaan of de dosering van de medicatie van Raya moet worden
bijgesteld
o Subdoel: welke bijwerkingen van de medicatie heeft Raya
Wat zijn de vraagstellingen van de observatie?
 Eenduidig en eindigt met vraagteken!
 Observatiedoel omzetten in enkele deelvragen  concretiseren
 Voorbeeld: welke veranderingen in de depressieve stemming van Raya zien wij? Of
Welke bijwerkingen van de medicatie zijn wij bij Raya?
Welke gedragingen worden geobserveerd?
 Vraagstelling of deelvragen omzetten naar concrete gedragingen 
Operationaliseren
 Gedrag = zichtbaar en meetbaar maken! Enkel uiterlijk waarneembaar gedrag
 Voorbeeld: hoeveel tijd brengt Raya alleen door? Hoe laat gaat ze slapen?...



Is er een 0-meting?
 = base-rate
 = nagaan of er veranderingen zijn moet je beginsituatie weten (0-meting)

, Soms beginsituatie niet meer kunnen in kaart brengen: goed om veel vaker standaard
gebruik te maken van systematische observaties
 Nadeel: taaklastvergroting (meer administratieve taken)
Hoe brengen we de observatie in kaart?
 Registratie- en observatiesystemen
 Eigen moeten ontwerpen vanwege specifieke karakter van observatie: voor iedere
observator moet duidelijk zijn hoe gedragingen in kaart worden gebracht!
Welke taal gebruiken we?
 Eenduidigheid van taal
 Multi-interpretabel: soms, weinig, vaak, erg, ernstig, zorgelijk,… : duidelijke afspraken!
 Beter: woorden omzetten in concrete gedragingen




Voorbeeld
1
In de leefgroep (6 kinderen lager onderwis) verloopt het slapengaan ’s avonds niet naar
wens. De opvoeders die betrokken zijn bij de avonddienst omschrijven het naar bed gaan
van de kinderen als ‘moeilijk’. Er verloopt teveel tijd tussen de aankondiging van de
bedtijd en het effectief n bed liggen van alle kinderen; er wordt getreuzeld, gemord, men
zoekt uitvluchten,… dit ergert de opvoeders en zorgt voor een gespannen en
onaangename sfeer. Men beslist de avondsituatie te observeren om een duidelijker zicht
te krijgen op het gebeuren.

Doel Deelvraag Concrete gedrag
(concretiseren) (operationaliseren)
Zicht op slapen  Hoe is de sfeer voor het  Gedrag tov. Elkaar,
gaan slapengaan begeleiders: rondlopen,
hoe gedragen? roepen, tv-kijken,…
Zicht op slapen  Hoe reageren de  Staan op en stoppen met
gaan kinderen op spelen
aankondiging  Rollen met de ogen,…
Zicht op slapen  Hoe lang duurt het voor
gaan ze slapen




Voorbeeld 2
Vader met baby: filmpje
Doelstelling: hoe verloopt de interactie tussen vader en kind?
Vraagstelling: wat doet de vader? Wat doet de baby?
Concrete gedragingen: zie linkerkolom
Gedrag Vader Baby
Aanraken wrijven III
Praten, geluiden
maken

,Bewegingen:
ledematen II
bewegen III
tong uitsteken I
grijpen Kijkt vader aan
oogcontact
hoofd draaien
opnemen kind
Conclusie: observatie is moeilijk en gedragingen heel goed specificeren is een must!
Conclusie van de test: er is positieve interactie want vader is bezig met de baby, kind
vertoont ook hechtingsgedrag.
Observeren is waarnemen, registreren en interpreteren


2. Waarnemen
2.1. Waarnemen via de zintuigen
Start met stimulus/prikkel (waarnemen door aandacht, en afhankelijk van persoonlijke
werking van zintuigen)
Verschillen tussen mensen bij heoveelheid prikkels die worden waargenomen.
Voor we stimulus kunnen waarnemen: bepaalde drempelwaarde overschreden zijn.
 ZIEN visuele
 HOREN auditieve
 RUIKEN olfactorische
 SMAKEN gustatieve
 VOELEN tactiele

2.2. Perceptie en selectie
2.2.1. Perceptie
o Ontvangst prikkels
o Drempelwaarde en aandacht
 2 processen:
o Bottom-up:van delen naar geheel
o Top-down: van geheel naar delen
 Geur, kleur,.. is geen kenmerk fysische realiteit is
resultaat van bepaalde processen in
waarnemingsapparaat: je ruikt enkel als je cellen
dit opnemen
 Mens structureert zijn waarneming tot
betekenisvolle gehelen: Gestaltpsychologie
 ‘Actieve inbreng’ blijkt ook uit perceptuele
constantie
perceptuele constantie: iets waarnemen vanuit wat je weet (deur niet zien als
trapezium)
Waarnemen is een ACTIEF en CREATIEF gebeuren

2.2.2. Selectie
 10.000 zintuiglijke indrukken / seconde
 Selectie = noodzakelijk!
 Ik selecteer
o Wat mij boeit
o Wat ik ken
o Wat ik denk
o Wat ik voel
o Wat ik verwacht
o …

, Tal van subjectieve factoren spelen een rol !
 Over algemeen vooral waarnemen wat dichtbij is en wat beweegt en wat anders is
dan we verwachten of juist wat we herkennen en waar we gevoelig voor zijn op dat
moment.
 We zien de persoon voor ons en niet de achtergrond: door aandacht!
Conclusie:
Waarnemen is een actief, creatief en heel persoonlijk gebeuren
Waarnemen is geen absoluut objectief gegeven
Wees u hier goed van bewust!

2.3. Invloed van het geheugen
 Korte termijngeheugen
 Lange termijngeheugen
Vooral begin en einde onthouden: ook bij dienst tenzij iets je aandacht heeft getrokken
tussenin
Ons geheugen kan ons bedriegen! (als je denkt iets te gaan zien, dan kan het lijken of je
het ook echt hebt gezien)
We zijn ook enorm beïnvloedbaar
Zintuigen + geheugen kunnen je bedriegen dus!

2.4. Verbaal en non-verbaal waarnemen
 Horen en zien belangrijkste zintuigen
 Onderscheid wat wordt er gezegd & wat wordt er gedaan
 Congruentie verbale en non-verbale taal?

2.5. Gedragsketens
 Mensen observeren = complex gebeuren
 Mensen gedragen zich niet NA maar NAAST elkaar
 Gedragsketens  ordenen waarnemingen
Gedragsketens = chronologisch geordende waarnemingen gedrag persoon (situatie)

Waarnemen is een actief, creatief en heel persoonlijk gebeuren. Waarnemen is geen
absoluut objectief gegeven



3. Betrouwbaarheid en validiteit
3.1. Objectiviteit versus subjectiviteit
 ‘objectief’ observeren?!
o Zich bepalend tot de feiten
o Niet beïnvloed door eigen gevoel of vooroordelen
 BESTAAT NIET !
(hoe we prikkels decoderen afhankelijk van vorige ervaringen en
associaties
 Perceptie en selectie
o Selectie van prikkels
o Associaties
 Zo objectief mogelijk observeren
 Bewust zijn van subjectiviteit van observatie en die proberen te beperken
Subjectiviteit beperken
1) Maak de doelstelling van de observatie duidelijk
2) Omschrijf de deelvragen (vraagstellingen)
3) Omschrijf de concrete gedragingen die bij de vraagstelling horen
4) Welke concrete gedragingen? Waar, door wie, wanneer en hoe lang
5) Bepaal hoe je zal registreren (voluit schrijven, observatieformulier)
6) Wees jou bewust van jouw manier van waarnemen (vooral zien en horen)

, 7) Weet waar je aandacht op richt

3.2. Observator-bias
Observator-bias: fouten die een observator maakt tijdens zijn observaties
Letterlijk: afwijking van de observator, de neiging om een bepaalde kant op te
gaan
Door eigen persoon, perceptie, associaties, vooroordelen en belangstellingen
Oorzaken:

Aandacht Observator richt zijn aandacht op bepaalde zaken/personen
Selectie Observator kijkt vooral naar wat zijn belangstelling heeft of de
observator gebruikt voornamelijk een zintuig
Perceptie Gebruikt eigen associaties, herinneringen, betekenissen,…
Plaats Observator beïnvloed door omgeving
Tijd Vooral eerste en laatste onthouden
Wat vooraf Eerste agressief gedrag: gedrag erna komt relaxter over
ging
Persoonlijke Thuissituatie kan invloed hebben op observaties: ene dag zonniger
omstandighe zien dan andere
den


3.3. Factoren die het observeren beïnvloeden
3.3.1. Storende factoren die te maken hebben met de observandus

Contrastwerking
Persoon bepaalde eigenschappen toeschrijven vanuit contrast (invloed)omgeving
Vb. 2 mensen die praten in stille klas opvallender dan wanneer de hele klas rumoerig is


Camouflage
Bepaalde eigenschappen valt niet op doordat persoon zich anders of tegenovergesteld
gedraagt
Vb. iemand verbergt zijn verveling achter gespeelde vrolijkheid
Afweermechanismen
 Rationalisatie
= rationeel aanvaardbare reden aanhalen ter verantwoording van een (voor de
persoon onaangenaam) gebeuren of gedrag (is niet de echte reden, is vaak verklaring
achteraf)
vb. slechte punten omdat je niet aankan en zeggen dat je niet genoeg hebt gedaan
 Compensatie:
= bepaald gedrag als reactie op mislukking of frustratie
vb. rookverslaafd of dergelijke verslaving vaak compensatiegedrag

Suggestieve werking
Halo-effect
 Door een (aantal) positieve eigenschap(pen) bij iemand, vallen ons ‘nog meer’
positieve eigenschappen op of gaan we ze ‘veronderstellen’
 vb; schoon kind, braaf kind
Horn-effect
 Door een (aantal) negatieve eigenschap(pen) bij iemand, vallen ons ‘nog meer’
negatieve eigenschappen op of gaan we ze ‘veronderstellen
 Vb. een slordig gekleed iemand zal ook wel een nonchalant iemand zijn

 Neiging om te positief / negatief te beoordelen

,3.3.2. Storende factoren die liggen bij de observator

Sympathie en antipathie
Personen dat men minder graag heeft: minder gunstige kwaliteiten teveel naar voor &
omgekeerd

Projectie
Eigenschappen, verlangens, gevoelens, drijfveren, denkbeelden, gedachten,… die we zelf
bezitten toekennen aan anderen
Vb. zelfzuchtig persoon gelooft dat andere mensen alleen maar aan zichzelf denken

Vooroordelen
Ongegronde of voorbarige opvattingen over personen of situaties. Oordeel dat reeds
vastgelegd is vooraleer we grondig kennis genomen hebben van de zaak
Stereotiepen: over gehele groep

Generaliseren
Het zich te vlug een algemeen oordeel vormen op de grond van slechts enkele
gebeurtenissen. Te vlug veralgemenen op basis van een te beperkte persoonlijke ervaring
Vb. iemand komt te laat en dit enkele dagen geleden ook dus we veralgemenen en
zeggen ‘die persoon komt nooit op tijd’
Opm. een vooroordeel kan een veralgemening inhouden, maar een veralgemening bevat
niet noodzakelijk een vooroordeel




Houding, opinie en verwachtingen die men heeft t.a.v. iets of iemand
Door al iets te weten over iemand kan men een verwachting creëren. Men ziet dan een
bevestiging van zijn eigen mening of verwachting
Toepassing: self fulfilling prophecy: men gaat verwachtingen die men heeft tov de ander
meestal onbewust zelf waarmaken door de wijze waarop men zich tov die ander gedraagt

Identificatie
Neiging van de waarnemer om zich te vereenzelvigen met de waargenomene.
Vb. opvoeder kan zich vereenzelvigen met een bepaald kind omdat hun
levensgeschiedenis identieke trekken heeft. Observator geneigd om gedrag voortdurend
te interpreteren in functie van zijn eigen anamnese, maar niet in functie van de te
observeren persoon, door eigen ervaringen zal hij, wanneer het kind moeilijk is, de schuld
op de omstandigheden schuiven

Gewenning
Observator gewoon aan zekere gedragingen en die vanzelfsprekend beschouwen.

Taalbeperking
Juist ‘formuleren’ van gemaakte observaties, moeite met overgang van objectief
observeren en begrijpen van het gedrag naar het neutraal schrijven ervan in
verstaanbare begrippen

Affectieve verbondenheid
Gevoelsmatige verbondenheid tussen observator en observandus (zowel positief als
negatief) kan gevolg hebben dat waarneming subjectief wordt
Vb. ‘mijn kind, schoon kind’. Stage bij broer lukt niet: broerrol en opvoederrol

Plaats observandus
Goed overzicht van situatie nodig, en ervoor zorgen dat het gedrag van de
geobserveerde niet wordt beïnvloedt

Concentratie
Niet gestoord worden door vermoeidheid of gebrek aan concentratie

,3.4. Oefening
1. “Aan dat punkkoppel wil ik mijn huis niet verhuren hoor” zegt meneer Peeters.

vooroordeel
2. De nieuwe vriend van Joke speelt gitaar… het zal wel een toffe knul zijn zeker.

Halo-effect
3. De docent vindt dat student Jan tijdens zijn stage zeer weinig zaken in vraag
stelde. “Wat zijn de studenten van tegenwoordig toch weinig kritisch” zucht hij
tegen een andere docent.

generaliseren
4. “Michael Jackson een pedofiel? Onmogelijk!” schreeuwden zijn fans tijdens het
proces.

identificatie
5. “Ik ben niet verkozen tot praeses van de studentenclub. Pff… uiteindelijk was ik
toch niet echt geïnteresseerd in die functie.” zegt Bart.
Camouflage = rationaliseren
6. “Ik vond de spreker een zeer interessant man, want zijn ideeën stemmen goed
overeen met mijn eigen opvattingen”.
identificatie
7. Mijn kind – schoon kind!

Affectieve verbondenheid
8. Alle bezitters van vechthonden zullen ook wel een beetje crimineel zijn.

vooroordeel
9. Ambtenaren zijn lui.

Vooroordeel (stereotiep)
10. In de leefgroep trekt de enige jongen van Afrikaanse afkomst meteen de aandacht
van de nieuwe stagiair.

, contrastwerking
11. “Ja, het is weer een vrouw…” zegt de politieman tegen zijn collega wanneer ze de
chauffeur zien die bij het parkeren een ander voertuig ramde.

Vooroordeel
12. Die slonzige stagiair zal wellicht weinig gezag over de kinderen hebben”, denkt de
directeur van de voorziening tijdens het kennismakingsbezoek.  Horn-effect
13. De ouders gaan niet akkoord met de straf die hun zoon op school kreeg; ze
kunnen niet geloven dat hij een dergelijke straf zou verdiend hebben  Affectieve
verbondenheid
14. Zoals de waard is, zo vertrouwt hij zijn gasten.  Projectie



3.5. Betrouwbaarheid
 Een observatie is betrouwbaar als je bij herhaling hetzelfde resultaat hebt
o Hoe meer de uitkomsten bij herhaling overeenkomen, hoe betrouwbaarder
de observatie
 Inter-observatie betrouwbaarheid
o Mate van overeenkomst tussen de observaties van verscheidene
observatoren
 Intra-observatie betrouwbaarheid
o Mate van overeenkomst tussen de observaties van eenzelfde observator

3.6. Validiteit
 Een observatie is valide als je meet wat je wilt meten
 Voorwaarde voor valide observaties is goed operationaliseren
o Vb. lastig of depressief concreet maken!
 Soorten validiteit
o Constructvaliditeit: meet je wat je wilde meten
o Inhoudsvaliditeit: hoe groot is de inhoud van de meting?
Validiteit hangt deels samen met betrouwbaarheid omdat een observatie die niet
betrouwbaar is ook niet valide zal zijn. Toch kan het zijn dat een observatiemeting zeer
betrouwbaar is maar toch niet valide. (zie tekening p 36)

--------------------------------------- ----------------------- -----------------------------------
---




Betrouwbaar betrouwbaar Betrouwbaar
Valide Valide Valide


4. Registreren
4.1. Inleiding
Wat is registreren?
 Vastleggen van observaties
 Zo objectief mogelijk
Waarom?
 Verhoogt betrouwbaarheid

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Emly. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.75  6x  sold
  • (0)
Add to cart
Added