Vraag 25.
Robert wordt vervolgd voor straatschenderij (artikel 424 lid 1 Sr). De tenlastelegging op de correct
aan hem uitgereikte dagvaarding luidt als volgt: ‘dat hij op of omstreeks 1 januari 2016, in Nederland,
op of aan de openbare weg, tegen een goed enige baldadigheid heeft gepleegd, waardoor gevaar of
nadeel kon worden teweeggebracht, bestaande die baldadigheid en dat gevaar of nadeel uit het
urineren op/tegen een (politie)auto. (art. 424 lid 1 Sr)’ Stelling: Deze dagvaarding voldoet aan de
eisen die gesteld zijn aan de aan de inhoud van de tenlastelegging.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Vraag 26.
Als de rechtbank bij een voorvraag blijft steken, wordt die beslissing in het vonnis opgenomen en
gemotiveerd.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Vraag 27.
Voorbedachte raad is de zwaarste gradatie van opzet.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Vraag 28.
Hannah heeft al een tijd lang het idee om haar vriend Johan te bevrijden uit de gevangenis. Inmiddels
heeft zij daartoe allerlei spullen verzameld. Op een dag besluit zij ook nog een koevoet te stelen uit
een winkel. Hannah wordt echter betrapt, aangehouden en naar het politiebureau gebracht. Daar
zwijgt zij op alle vragen die haar worden gesteld. Ondertussen verricht de politie een doorzoeking in
haar huis naar spullen die kunnen dienen om de waarheid aan het daglicht te brengen. De politie
vindt een schroevendraaier, een bivakmuts en een plattegrond van de gevangenis waarop de cel van
Johan is gemarkeerd. Stelling: hier is sprake van strafbare voorbereiding van de bevrijding van een
gedetineerde (artikel 191 Sr).
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Vraag 29.
In het kader van een alcoholcontrole laat agent Gerard de bestuurders van een hele rij auto’s blazen.
Antoinette heeft flink gedronken op de vrijdagmiddagborrel. Op het moment dat ze haar raampje
naar beneden draait, komt de alcoholwalm Gerard al tegemoet. Hij vraagt onmiddellijk: ‘Zo, toch nog
achter het stuur kunnen kruipen in uw toestand, mevrouwtje?’ Daarop barst Antoinette in tranen uit
en smeekt Gerard om geen proces-verbaal op te maken, ondanks het feit dat ze veel te veel
gedronken heeft. Stelling: aangezien Gerard belast was met het houden van toezicht, hoefde hij de
cautie niet te geven.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Vraag 30.
Pagina 55 van 93
,Volgens de subjectieve pogingsleer is de verdachte strafbaar die poedersuiker over de grens
smokkelt waarvan hij denkt dat het cocaïne is.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Vraag 31.
Het opleggen van een voorwaardelijke straf dient het strafdoel van speciale preventie.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Vraag 32.
Opzet omvat mede de wederrechtelijkheid van de gedraging.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Vraag 33.
Bij culpa moet mede de objectieve onvoorzichtigheid van het gedrag worden bewezen.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist;
Vraag 34.
Indien een Nederlandse strafbepaling in strijd is met een richtlijn waarvan de omzettingstermijn is
verstreken, kan iemand die van overtreding van die strafbepaling wordt verdacht zich op de richtlijn
beroepen en moet de strafbepaling buiten toepassing worden gelaten.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Vraag 35. Als de rechter een deels voorwaardelijke gevangenisstraf heeft opgelegd, komt de
veroordeelde niet in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidsstelling.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Vraag 36.
Een verzoek van de verdachte om een getuige ter terechtzitting op te roepen, kan door de officier
van justitie worden geweigerd indien hij van mening is dat de verdachte door deze weigering
redelijkerwijs niet in zijn verdediging wordt geschaad.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Vraag 37.
Xandra kampt al jaren met een alcoholverslaving. Op een avond mishandelt zij in dronken toestand
haar man, Peter. De volgende dag kan zij zich niets meer herinneren, maar Peter wel. Hij doet
daarom aangifte van de mishandeling. Vanwege de dronken toestand en de verslaving van Xandra
kan haar de mishandeling niet worden toegerekend, nu niet kan worden gezegd dat zij verwijtbaar
heeft gehandeld.
Pagina 56 van 93
, a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Vraag 38.
Lagere overheden mogen geen strafvorderlijke bevoegdheden in het leven roepen.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Vraag 39.
Michel wordt veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf, waarvan twee jaar voorwaardelijk, wegens
een gewelddadige overval op de 87-jarige Souad in haar eigen woning. Daaraan kan de rechter de
bijzondere voorwaarde verbinden dat Michel een agressietraining volgt.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Vraag 40.
Het opnemen van wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving beperkt de reikwijdte van de
strafbaarstelling.
a. Dit is juist;
b. dit is onjuist.
Open vraag
Gebruik voor uw betoog het speciale antwoordblad dat u bij uw tentamen heeft gekregen.
Beschrijf de centrale positie van de officier van justitie in het Nederlandse strafrecht aan de
hand van het opportuniteitsbeginsel. Leg daartoe uit wat het opportuniteitsbeginsel inhoudt
en welke rol dit beginsel speelt bij het nemen van beslissingen over de vervolging. Betrek in
uw antwoord de met het opportuniteitsbeginsel samenhangende grondslagleer en de
mogelijkheden tot buitengerechtelijke afdoening.
Antwoordmodel tussentoets
Pagina 57 van 93
, Vraag 1 B Vraag 21 A en B
Vraag 2 B Vraag 22 A
Vraag 3 B Vraag 23 D
Vraag 4 D Vraag 24 C
Vraag 5 C Vraag 25 A en B
Vraag 6 B Vraag 26 A
Vraag 7 A Vraag 27 B
Vraag 8 C Vraag 28 B
Vraag 9 A Vraag 29 B
Vraag 10 B Vraag 30 A
Vraag 11 A en C Vraag 31 A
Vraag 12 A Vraag 32 B
Vraag 13 B Vraag 33 A
Vraag 14 C Vraag 34 A
Vraag 15 A Vraag 35 A
Vraag 16 B Vraag 36 A
Vraag 17 C Vraag 37 B
Vraag 18 D Vraag 38 A
Vraag 19 D Vraag 39 A
Vraag 20 C Vraag 40 A
Open vraag
1) Centrale positie officier van justitie en het opportuniteitsbeginsel
(4 pt, leerdoel 6: u kunt uitleggen op welke manier strafrechtelijk beleid in de Nederlandse
strafrechtspleging zijn uitwerking heeft)
A. Definitie/omschrijving opportuniteitsbeginsel (kennis, 1 pt)
Het opportuniteitsbeginsel houdt in dat de officier van justitie kan beslissen of tot vervolging wordt
overgegaan of niet, op gronden aan het algemeen belang ontleend (art. 167 Sv). Uit de omschrijving
van het opportuniteitsbeginsel moet blijken dat het opportuniteitsbeginsel de officier van justitie de
mogelijkheid geeft een haalbare zaak te seponeren om beleidsredenen. De beslissing om niet te
vervolgen wegens een gebrek aan bewijs of wettelijke vervolgingsbeletselen (bijvoorbeeld de dood
van de verdachte) is dus geen uitvloeisel van het opportuniteitsbeginsel.
Het opportuniteitsbeginsel is daarnaast niet hetzelfde als het vervolgingsmonopolie: uit het
vervolgingsmonopolie volgt dat het OM de vervolgende instantie is, uit het opportuniteitsbeginsel
blijkt dat het OM niet verplicht is om te vervolgen.
B. Omschrijving van het belang van het opportuniteitsbeginsel voor de centrale rol van het OM
(inzicht, 3 pt)
Studenten kunnen voor deze uiteenzetting verschillende relevante aspecten noemen, waaronder:
- het OM geeft invulling aan het opportuniteitsbeginsel door vervolgingsbeleid te
ontwikkelen, dat wordt neergelegd in richtlijnen;
- het OM is dominus litis, ‘heer en meester van het rechtsgeding’: bepaalt of, wie, hoe en
voor welk feit wordt vervolgd;
Pagina 58 van 93
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lawgirl32. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.