Eiwitten zitten allemaal op een andere plek maar eiwitten worden allemaal gemaakt door
ribosomen. Ribosomen drijven rond in het cytosol of zitten op het ER membraan.
Eiwit dat ergens heen moet in de eukaryote cel geeft een bepaald signaal af in een specifieke
volgorde van aminozuren.
Voor elke richting is een bepaalde aminozuurvolgorde nodig. Deze volgorde wordt door
andere eiwitten in de cel herkend. Een eiwit zonder lokalisatiesignaal bevindt zich in het
cytosol.
Eiwitten voor mitochondriën, chloroplasten of in de kern worden in het cytosol
geproduceerd. Deze eiwitten worden verplaatst door middel van post-translationele
translocatie.
Post-translationele translocatie = dat een eiwit actief door een membraan verplaatst wordt
na afronding van de synthese
De celkern
De celkern is omgeven door een dubbel membraan. In dit membraan zitten nucleaire pore
complex.
Nucleaire pore complex = complex dat eiwitten (die nodig zijn) de kern in importeert.
Nucleaire pore complex is een soort zeef waardoor eiwitten kleiner dan 40KDa door diffusie
de kern binnen kunnen komen. Eiwitten <40KDa kunnen dus in de kern of in het cytosol zijn.
Eiwitten >40KDA moeten actief geïmporteerd worden in de kern (actief proces). Hiervoor is
GTP nodig.
De aminozuurvolgorde zit altijd in het midden van de aminozuursequentie.
Voor import wordt het nuclear lokalisatie signaal (NLS) genoemd.
Voor export wordt het nuclear exporation signaal (NES) genoemd.
Sommige eiwitten hebben NLS & NES waardoor ze steeds kunnen wisselen tussen kern en
cytosol.
Hoe komt het eiwit moleculair gezien de kern in? Hiervoor heb je nuclear import receptoren
nodig. Nuclear import receptoren drijven in de cel rond. Ze herkennen nuclear lokalisatie
signaal van een cargo (eiwit met nucleaire lokalisatie signaal) waardoor ze aan elkaar binden
en de kern in meenemen.
Als ze door de porie heen zijn gekomen komt er een eiwit (Ran) met GTP. Dit eiwit bindt aan
nucleaire import receptor. Als dat gebeurt laat de nucleaire import receptor z’n cargo los.
Hierdoor komt het eiwit dat de kern in moet los van de import receptor.
Dan kan het eiwit z’n werk doen.
,Na dit alles gaat de nucleaire import receptor terug naar het cytosol. Hier wordt het GTP
verbroken naar GDP. De energie is dan dus verbruikt. Het Ran (als GDP) komt dan weer los
van het nucleaire import receptor. Nucleaire import receptor is dan weer vrij om het
volgend eiwit naar binnen te brengen.
Bij export van rDNA of ribosomale eiwitten moet het de kern uit. Hierbij bindt RAN-GTP aan
nucleaire export receptor. Tegelijkertijd bindt het eiwit aan de export receptor.
Dit samen gaat de kern uit. Hierbij gebeurt hetzelfde. RAN-GTP wordt RAN-GDP. Energie is
dan dus verbruikt waardoor het complex wat buiten de celkern moet zijn los laat. RAN-GDP
laat ook los. Nucleair export receptor is weer in z’n eentje om z’n volgende eiwit op te halen.
Mitochondriën
+H3N = n-terminaal start van het aminozuurketen.
Ribosoom produceert eiwit dat bestemd is voor mitochondriën. Deze mitochondriale
eiwitten worden opgepikt door chaperone eiwitten. Deze mitochondriale eiwitten zijn nog
ongevouwen & voorlopereiwitten. Chaperone eiwit bindt dus aan mitochondriaal,
ongevouwen voorlopereiwit. Deze chaperone eiwit geeft dit aan de receptor genaamd TOM
(translocase of outer membrane). Als het mitochondriaal eiwit nodig is in het buitenste
membraan geeft TOM het eiwit door aan SAM. SAM importeert dat eiwit naar buitenste
membraan van mitochondriën.
Als het mitochondriale eiwit ergens anders nodig is geeft TOM of aan:
- TIM22 → brengt eiwit in het binnenste mitochondriale membraan
- TIM23 → brengt eiwit door het binnenste membraan zodat eiwit in het binnenste terecht
komt van mitochondriën
,Al deze stappen is een actief proces. Hiervoor is dus energie nodig.
Het endoplasmatisch reticulum
Hoe komt een ribosoom terecht op het ER membraan?
Ook weer met een signaalsequentie. Begint met +H3N. Dit zit op het lokalisatiesignaal zodat
bij aanvang van translatie eiwit gelijk naar het ruwe ER gaat en co-translationele
translocatie in het ER kan plaatsvinden. Hier vandaan wordt het eiwit verder gesorteerd
voor lokalisatie naar o.a. het golgi.
Als er geen n-terminaal ER signaal zit transleert het ribosoom het eiwit in het cytosol.
Als er wel n-terminaal ER signaal zit transleert het ribosoom het eiwit op het ER-membraan.
Er komt signaalsequentie uit de kont van het ribosoom. Een eiwit genaamd signal
recognition particle (SRP) herkent n-terminale aminozuursequentie dat uit het ribosoom
komt. De SRP bindt hieraan en verandert van vorm. SRP buigt om en zorgt ervoor dat de
translatie van het ribosoom stopgezet wordt. Dit gebeurt tijdens de translatie (co-
translationeel).
Het geheel drijft rond totdat het opgepikt wordt door een SRP receptor dat bindt aan SRP.
SRP receptor brengt het geheel aan een tunnel eiwit; translocator (in foto lichtblauwe met
kuiltje = translocator).
Op de translocator wordt het hele ribosoom opgezet. Als ribosoom erop wordt gezet laat
SRP los en gaat de translatie verder terwijl de aminozuursequentie door het ribosoom in het
ER gepompt wordt.
Dit heet dus co-translationele translocatie → tijdens het transleren wordt het eiwit door het
membraan heen gebracht.
Stel je hebt een eiwit dat naar een bepaald celorganel moet. Hoe gaat dat? Dan gaat het
eiwit naar ER → van het ER kan het eiwit verzonden naar het celorganel waar het naartoe
moet.
Hoe gaat dit precies?
In het cytoplasma wordt er een eiwit afgeschreven. Signaalsequentie wordt herkend door
SRP. SRP pakt dit hele geheel vast en brengt dit naar het ER. Bij het ER wordt het naar binnen
gehaald. Dit heet co-translationele translocatie; het eiwit wordt afgeschreven en meteen
naar het ER gehaald
Wat gebeurt er binnen? → eiwitten gaan naar binnen en die eiwitten zijn nodig voor bulk
transport; je wilt veel eiwitten tegelijkertijd ergens hebben in een celorganel in de cel. Dit
gaat via golgi → lysosoom → secretie (uitscheiding).
Eiwitten worden gemaakt in het ER → van het ER komen de eiwitten in blaasjes ( vesicles) →
vesicles gaan verder naar de CIS-zijde van het golgi-apparaat → vesicles gaan het golgi-
apparaat in → eiwitten komen aan de TRANS-zijde van het golgi-apparaat weer uit → hier
vormen de eiwitten buisjes (lange structuren) → deze gaan naar buiten (exocytose).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sevvalyurdakul. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.91. You're not tied to anything after your purchase.