Dit document is een samenvatting van het tweede boek van de complete set 'handboek gedrag op school'. In dit document zijn de hoofdstukken 6,7,9 en 12 samengevat. Het is een erg overzichtelijk document en je kunt het gebruiken voor de kennisbasistoets 'passend onderwijs'.
Hoofdstuk 6 ASS
Paragraaf 1: Kenmerken
Autisme is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Volgens de DSM doen de symptomen van ASS zich voor
in twee kerndoelen:
1. Sociale communicatie en interactie
2. Herhalingsgedrag en specifieke interesses
Kenmerken zijn: detailgericht zijn, moeite met verbeelding, over-/onder gevoeligheid voor prikkels,
contextblindheid, letterlijk opvatten van taal en tragere informatieverwerking.
Autisme komt voor in drie gradaties:
1. Graad 1: geldt als het kind ondersteuning nodig heeft. Zonder ondersteuning zijn er tekorten in sociale
communicatie, flexibiliteit en levenssituaties.
2. Graad 2: geldt als het kind wezenlijke ondersteuning nodig heeft. De problemen zijn voor iedereen
overduidelijk en het kind komt zonder ondersteuning in nood.
3. Graad 3: betekent dat het kind zeer wezenlijke ondersteuning nodig heeft. Ernstige tekorten in verbale
en non-verbale sociale communicatie.
Hieronder zijn er een aantal sterke punten benoemd, maar die soms ook kunnen veranderen in een zwak punt:
Grote motivatie Te lang doorgaan met een taak
Eerlijk en loyaal Soms bot kunnen overkomen bij andere mensen, vrienden beschermen en zelf in de
problemen komen.
Heel nauwkeurig werken Een taak kan extra tijd kosten
Groot technisch inzicht Eenzijdige aandacht voor techniek en minder voor sociale interactie
Scherp waarnemen Overprikkeld raken in onrustige ruimtes
Oog voor details Moeite met overzicht houden en prioriteiten stellen.
Kinderen met autisme hebben ook een aantal zwakke(re) kanten:
Moeilijk kunnen omgaan met onvoorspelbaarheid Voor een kind met autisme is de school onoverzichtelijk
Minder gebruikmaken van de context Het kind koppelt betekenissen aan één context, als die context
wijzigt, wordt de wereld op dat moment onveilig.
Weinig verbeeldend vermogen De kinderen kunnen geen zaken voorspellen op basis van eerder
opgedane ervaringen.
Minder wederkerigheid in relaties Het kind legt meestal moeilijker contact en relaties zijn vaak op
een andere manier wederkerig dan tussen mensen zonder
autisme.
Een disharmonisch profiel Er is een groot verschil tussen sterke en zwakke kanten binnen het
intelligentieprofiel, of een groot verschil tussen wat je weet en wat
je ook daadwerkelijk kunt uitvoeren.
Bij meisjes zijn er eigenlijk twee groepen te onderscheiden:
1. De eerste groep heeft dezelfde kenmerken als de jongens. Ze hebben beperkingen in de sociale
interactie en communicatie en zijn rigide.
2. De tweede groep is nauwelijks te ontdekken. Ze vallen minder op omdat hun gedrag als horend bij
meisjes wordt beschouwd.
Er bestaan verschillende verklaringen en theorieën over autisme:
De Centrale Coherentie-theorie: kinderen met ASS zien wel de losse onderdelen van iets, maar het
geheel zien zij slechts met grote moeite.
Autisme als contextblindheid: mensen met autisme gebruiken de context onvoldoende en daardoor
verlopen zaken moeizaam.
Theory of Mind (ToM): mensen met autisme hebben volgens sommige wetenschappers beperkte
Theory of Mind. Dit is het vermogen om je voor te stellen welke gedachten en gevoelens anders
hebben, en om te begrijpen dat die niet hetzelfde zijn als je eigen gedachten en gevoelens.
, De executieve functie-theorie: kinderen met autisme hebben vaak minder goed ontwikkelde
executieve functies. Daardoor kunnen ze niet altijd goed anticiperen, niet of minder goed plannen en
organiseren.
De Predictive Coding-theorie: het brein van een kind met autisme maakt meer fouten in
voorspellingen wat tot stress en overprikkeling kan leiden.
De High, Inflexible Precision Prediction Errors in Autism (HIPPEA)-theorie: stelt eveneens dat het
brein van iemand met autisme niet goed kan omgaan met voorspellingsfouten.
De prikkelverwerkingstheorie: overprikkeling = als prikkels zo hard binnenkomen dat ze pijn doen of
zo overweldigend zijn dat je al snel overbelast raakt, beïnvloedt dat je hele functioneren.
onderprikkeling = je beleeft de prikkels minder intens dan anderen. Ze voelen bijvoorbeeld geen
honger, dorst of pijn.
De Mental Age Spectrum within 1 Person (MAS1P)-theorie: deze theorie gaat ervan uit dat mensen
met autisme zich als het ware ‘omgekeerd’ ontwikkelen.
Paragraaf 2 Prevalentie
Meisjes worden over het hoofd gezien omdat de DSM eigenlijk gericht is op de verschijnselen bij mannen. Bij
meisjes uit autisme zich over het algemeen anders. Uit het onderzoek blijkt dat meisjes die naast algemene
autismekenmerken ook emotionele en gedragsproblemen hebben, vaker een diagnose autisme krijgen dan
meisjes zonder die problemen.
Paragraaf 6.4 Wat zie je in de klas?
Rituelen en obsessies Kinderen met autisme hangen vaak erg aan rituelen en kunnen obsessies
ontwikkelen.
Woede-uitbarstingen Als het kind geen veiligheid ervaart doordat dingen onbekend zijn, is hij voortdurend
in een staat van alertheid.
Sociaal gedrag Kinderen met autisme hebben moeite met sociaal gedrag. Ze begrijpen dingen niet
die de meeste mensen ‘als vanzelf’ begrijpen.
Conflicten met andere kinderen Kinderen met autisme denken vanuit zichzelf: ze kunnen niet anders.
Kans op buiten de groep vallen Het functioneren op een jonger niveau maakt dat dit niet aansluit bij wat de andere
kinderen doen.
Spelgedrag Bij kleuters zie je dat hun spelgedrag afwijkt van het spel van andere kinderen.
Eenzijdige interesses Ze praten alleen maar over het onderwerp wat hen op dat moment interesseert.
Detailgerichtheid Kinderen met autisme zijn meer gericht op details.
Paragraaf 6.5 Wat kun je doen in de klas?
Verhelder de context
Kinderen met autisme vinden het lastig om de context te gebruiken. Als leerkracht moet je de context daarom
blijven duidelijk maken.
Auti-communicatie
Om kinderen met autisme beter te ondersteunen, moet je op een andere manier communiceren dan je
gewend bent. Dit wordt ook wel auti-communicatie genoemd. Denk aan concreter zijn of communiceren met
beeld. Wat is duidelijk communiceren? Gebruik ‘geef me de vijf’: wat, wanneer, met wie, waar en hoe.
Hieronder een aantal basisregels die de communicatie kunnen vergemakkelijken:
Vertel wat er wel moet gebeuren, geef positieve feedback
Mimiek en lichaamstaal is erg belangrijk
Dwing het kind niet om je aan te kijken, gebruik korte zinnen
Maak communicatie zoveel mogelijk visueel
Geef bedenktijd als je vragen stelt, zorg eerst voor aandacht
Bied ruimte, praat zo concreet mogelijk en gebruik geen beeldspraak
Stel concrete vragen, benoem de context
Voer regelmatig een gesprekje
Open en gesloten activiteiten en opdrachten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shannonfeenstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.37. You're not tied to anything after your purchase.