1
DIERKUNDE 1
- Deel I: Inleiding -
1. De Wetenschap Zoölogie
1.1. Situering
Reële en ideële objecten, geestes- en natuurwetenschappen, biologie
1.2. Leven
Unieke en complexe moleculaire organisatie, complexe hiërarchische
organisatie, reproductie, genetische code, onttrekken van nutriënten aan hun
omgeving, specifieke levenscyclus, interactie met zijn omgeving,
communicatie
1.3. Structuur van de zoölogie
SYSTEMATIEK
Orde scheppen, dynamisch, taxonomie, diagnostiek, classificatie
fysiologisch, biochemisch, serologisch, embryologisch, ecologisch,
ethologisch en genetisch
MORFOLOGIE
Vorm, anatomie, vergelijkend, histologie, cytologie, karyologie
FYSIOLOGIE
Levensprocessen, stofwisselings, zenuw- en zintuig, vergelijkend,
biochemie, moleculaire biologie
DIERPSYCHOLOGIE
Subjectieve en objectieve beweegredenen, handelingen, ethologie
ECOLOGIE
Wisselwerking organismen en omgeving, abiotische en biotische factoren,
autecologie, demecologie, synecologie, tritrofische en intraguild interacties
ZOÖGEOGRAFIE
Verspreiding, passief en actief
ONTOLOGIE
Ontwikkelings- en groeiprocessen, van ei tot dood, embryologie
FYLOGENIE
Afstammingsleer, paleozoölogie, evolutieleer
GENETICA
Overerving
, 2
1.4. Beschrijvend en verklarend
Ook verklarende wetenschap, oorzaken van waargenomen feiten,
grote complexiteit van het dier, causaliteit en finaliteit
2. Diversiteit, Eenheid en Evolutie
2.1. Verscheidenheid en éénheid in de biosfeer
Som van alle levende organismen op aarde, grote verscheidenheid
macroscopisch, grote eenheid microscopisch,
gelijkaardige biochemische processen (ATP, nucleïnezuren, reproductie)
2.2. Biologische evolutie
Progressieve ontwikkeling van dieren en planten uit voorouders met
verschillende en in regel minder complexe morfologie en fysiologie,
macro- en micro-evolutie, niet experimenteel te bewijzen, hypothese,
indirecte bewijzen, postulaat
2.3. De verklarende evolutietheorieën
Anaximandros, fixisme
2.3.1. De theorie van De Lamarck (= lamarckisme) (1744-1829)
Overerfbaarheid van tijdens het leven verworven eigenschappen, mileu,
eerste wet: veel gebruik geeft ontwikkeling, weinig gebruik geeft degeneratie,
onjuist: modificaties zijn niet erfelijk (tweede wet)
2.3.2. De theorie van Darwin (= darwinisme) (1809-1882)
Natuurlijke selectie, waarnemingen en conclusies, struggle for life,
seksuele selectie, half-natuurlijke selectie, kunstmatige selectie,
‘succesvol’ zijn, geslachtsrijp nageslacht voortbrengen, voortdurende
verandering, gemeenschappelijke afstamming, vermenigvuldiging
van de soorten, geleidelijkheid
2.3.3. De mutatietheorie van Hugo de Vries
Sprongsgewijs, mutaties, spontaan
2.3.4. Het neo-darwinisme
Mutaties in rekening, geslachtelijke voortplanting, aantal nakomelingen
2.3.5. De synthese-theorie (Huxley: modern synthesis, 1942)
Genetisch standpunt, populatiegenetica, mutaties, geslachtelijke
voortplanting, natuurlijke selectie, kolonisatie,
de afzondering (geografisch, ecologisch, reproductief, genetisch)
2.4. Indirecte bewijzen van de evolutietheorie
2.4.1. Argumenten uit de paleontologie
Overblijfselen of aanwijzingen van aanwezigheid, uit oudere aardlagen een
eenvoudigere bouw, ontwikkelingsreeksen, missing links, continue reeks
2.4.2. Argumenten uit de vergelijkende morfologie
Eenzelfde bouwplan, homologe en analoge organen, rudimentaire organen,
atavismen, eukaryote cel
, 3
2.4.3. Argumenten uit de vergelijkende embryologie
Biogenetische wet van Haeckel: de ontogonie is een korte en gewijzigde
herhaling van de fylogenie of ontogenie is de recapitulatie van de fylogenie,
palingenese, kaenogenese, biochemische recapitulatie
2.4.4. Argumenten uit de zoögeografie
Continentendrift, 250 Ma: Pangea gevormd, 180 Ma: Pangea weg,
geografische isolatie, vinken van Darwin
2.4.5. Argumenten uit de vergelijkende biochemie en fysiologie
Belangrijste principes gelijk, metabolische stoffen
2.5. Fylogenie en systematiek
2.5.1. Structuur van een taxonomisch systeem
Verwantschap door afstamming, taxa, fundamentele en intermediaire taxa,
binominaal, auteur, tussen haakjes, trinominaal, internationale codex van de
zoölogische nomenclatuur, prioriteitswet, studiedomeinen, soort is de enige
biologische realiteit, hypothese, monofyletisch, polyfyletisch, parafyletisch
2.5.2. Hoe deelt men in?
Vergelijkende wetenschap, homologie, synapomorfie, convergente evolutie,
analogie, homoplasie, macromoleculen, nucleotiden- en
aminozuursequenties, vergelijking van eiwitten, vergelijking van DNA en RNA
(DNA-DNA-hybridisatie, restrictiemappen en DNA sequentieanalyse)
identificaties en vergelijkingen van homologe DNA-sequenties, voorouder,
genetische afstand (aantal verschillen), bio-informatica, cladistische analyse
2.6. Indeling van de biosfeer: een poging tot orde
2.6.1. Het twee-rijken systeem
Planten en dierenrijk, eencelligen?
2.6.2. Het drie-rijken systeem
Protoctista of Protista (vuilbak, eencelligen, wieren)
2.6.3. Het vier-rijken systeem (Copeland)
Prokaryoten, Monera, Protista, Plantae (Metaphyta), Animalia (Metazoa)
2.6.4. Het vijf-rijken systeem (Whittaker)
Verschillende voedingswijze: dieren, planten, fungi
Monera, Protista, eukaryotisch-meercellig en meerkernig:
dieren (consumenten), planten (producenten), fungi (reducenten)
2.6.5. Never ending story
8-rijken systeem: Monera —> Bacteria en Archaea,
Protista —> Archaezoa, Protista en Chromista,
3-domeinen systeem: Bacteria, Archaea en Eucarya