1. De leerkracht laat de kinderen vijf plaatjes zien, een kaas, een bijl, een appel, een
deur en een fiets. Zij vraagt: ‘Zoek een woord dat rijmt op ‘pijl’.
Op welke deelvaardigheid heeft deze oefening betrekking?
A. Klankpositiebepaling.
B. Auditieve synthese.
C. Auditieve discriminatie.
D. Auditief geheugen.
Wat is de juiste volgorde van makkelijk (1) naar moeilijk (2)?
A. 2-4-1-3
B. 4-1-2-3
C. 1-2-3-4
D. 2-3-1-4
3. De leerkracht zegt: ‘Ik zeg een zin: ‘/ Wim gaat naar huis/’. Wat is het laatste
woord in de zin?’
Welke deelvaardigheid wordt hier geoefend?
A. Temporeel ordenen.
B. Auditieve discriminatie.
C. Auditieve analyse.
D. Auditieve synthese.
4. Een leerkracht vraagt: ‘Wat hoor ik vooraan in raam?’
Welke deelvaardigheid is dit?
A. Auditieve discriminatie.
B. Auditieve synthese.
C. Klankpositie bepalen.
D. Auditieve analyse.
5. Juf Elien (groep 2) zegt: ‘steek je hand op als je een woord van twee stukjes hoort’.
Welke deelvaardigheid wil juf Elien oefenen met haar leerlingen?
A. Auditieve objectivatie.
B. Auditieve discriminatie.
C. Temporeel ordenen.
D. Auditieve analyse.
, 6. De leerkracht zegt: “Hak het woord ‘boom’(b-oo-m) en het woord ‘auto’ (au-to)”
Wat is de juiste deelvaardigheid?
A. Auditieve objectivatie.
B. Auditieve synthese.
C. Auditieve discriminatie.
D. Auditieve analyse.
7. Een leerkracht zegt: “Zijn deze twee woorden hetzelfde: ‘man’ en ‘maan’?”
Welke deelvaardigheid is dit?
A. Auditieve analyse.
B. Auditieve objectivatie.
C. Auditieve synthese.
D. Auditieve discriminatie.
8. Welke oefeningen zijn allebei gericht op het aanleren van auditieve discriminatie?
A.
- De leerkracht biedt drie klanken aan waarvan er twee hetzelfde zijn,
bijvoorbeeld o-a-o. Het kind moet zeggen welke klank twee keer voorkwam.
- De leerkracht noemt vier worden die door de groep worden nagezegd.
B.
- De leerkracht biedt drie klanken aan waarvan er twee hetzelfde zijn,
bijvoorbeeld o-a-o. Het kind moet zeggen welke klank twee keer voorkwam.
- De leerkracht noemt een reeks onsamenhangende woorden. Elke keer als
een bepaald woord wordt genoemd, moet het kind de hand opsteken.
C.
- De leerkracht noemt een reeks onsamenhangende woorden. Elke keer als
een bepaald woord wordt genoemd, moet het kind de hand opsteken.
- De leerkracht zegt: b-a-l en het kind zegt: bal.
D.
- De leerkracht biedt drie klanken aan waarvan er twee hetzelfde zijn,
bijvoorbeeld o-a-o. Het kind moet zeggen welke klank twee keer voorkwam.
- De leerkracht zegt: b-a-l en het kind zegt: bal.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lincykuijpers. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.