§1 Vergrijzing en ontgroening
De bevolking groeit:
Geboorteoverschot
NL neemt met ongeveer 200 personen per dag toe.
515 baby’s per dag in de wereld geboren, 375 mensen overlijden elke dag.
Geboorteoverschot is nu klein, eerste jaren na WOII enorm hoog.
Migratie
Gemiddeld 309 immigranten in NL per dag, 330 emigranten vertrekken op
een dag.
Migratiesaldo schommelt, periodes met meer immigranten of soms waar
migratiesaldo positief is (dus meer emigranten).
CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek
Minder jongeren:
Vruchtbaarheidscijfer: gemiddelde aantal kinderen dat een vrouw voortbrengt.
Na 1946 zijn er steeds minder kinderen geboren; het aantal kinderen daalt.
Er moeten gemiddeld 2,1 kinderen worden voorgebracht om de bevolking op peil
te houden.
Dit lukt niet meer doordat:
vrouwen kinderloos blijven.
het krijgen van kinderen vaak wordt beperkt tot maar twee kinderen.
Vrouwen krijgen op een pas ‘hoge leeftijd’ (gemiddeld 29,4 jaar) een kind.
Maatschappelijke en culturele veranderingen zijn ook belangrijke oorzaken van
afname aantal kinderen per vrouw:
invoering van de pil.
Invloed van religie is veranderd.
Afname aantal jongeren in de totale samenleving heet ontgroening.
Meer ouderen:
Vergrijzing: toename aantal ouderen in de gehele bevolking.
Vergrijzing begon al rond 1920, maar nu gaat de toename snel.
Oorzaken hiervan zijn:
Daling van kindertal; minder kinderen betekent meer ouderen.
Groep ouderen groeit flink in absolute getallen. Omdat na de WOII er een
geboortegolf kwam; toename geboortecijfers. Na 2010 zijn deze 65+
geworden. Dit was de babyboom generatie.
Sinds 1870 is levensverwachting meer dan verdubbeld.
Demografische druk:
Meeste jongeren en ouderen werken niet (verdiend door 20 t/m 65 jarigen). Door
vergrijzing neemt de zogenoemde grijze druk toe, samen met de groene
druk (de groep jongeren die niet werkt) zorgt voor een versterking van de
demografische druk.
Ergens tussen 2020 en 2030 zal er een sterfteoverschot komen. In deze
periode sterft de babyboom generatie uit. Waarschijnlijk wordt dit niet
, gecompenseerd door immigratie. Rond 2038 zal de bevolking afnemen. Dit heet
demografische krimp.
B109: veranderingen in bevolkingsaantal
Bevolking gebied verandert door twee factoren.
Natuurlijke veranderingen: veranderingen door geboorte en sterfte.
Geboorteoverschot
Sterfteoverschot
Vormt samen de natuurlijke bevolkingsgroei.
Migratie: verhuizen van ene woongebied naar een ander woongebied.
Vestigingsoverschot
Vertrekoverschot
vestiging en vertrek vormen samen bij elkaar opgeteld het migratiesaldo.
B110: Absoluut en relatief
Absolute getallen: aantallen of hoeveelheden.
Relatieve getallen: percentages (100%) of promillages (1000%).
Aantal geboortes of sterftegevallen per 1000 inwoners noem je het
geboortecijfer en sterftecijfer.
met migratie kun je dit bijvoorbeeld ook doen. Met relatieve getallen kun je cijfer
makkelijk met elkaar vergelijken.
B111: Demografische transitie
Veranderingen in de bevolkingsgroei door geboorte en sterfte over een langere
tijd bekend staan als demografische transities (overgang). Ze zijn beschreven in
het demografische transitiemodel. Laat zien hoe samenleving met hoge
geboorte- en sterftecijfer in vier fasen overgaat naar een samenleving met
een lage geboorte- en sterftecijfers.
B112: Bevolkingsdiagram
Een bevolkingsdiagram of bevolkingspiramide is een staafdiagram met de
leeftijdsopbouw van de bevolking.
B115: Demografische druk
Leeftijdsopbouw van bevolking onderscheid je vaak in drie groepen:
Jongeren (0t/m 19)
Productieven (20 t/m 65)
Ouderen (65+)
In de productieven zitten bijna alle mensen die werken, ze verdienen het geld
voor de andere groepen. De verhouding tussen de productieve leeftijdsgroep en
de niet-productieve groepen noem je de demografische druk.
Aantal 0 t/m 19 jaar + aantal 65+ =
x 100%
Aantal 20 t/m 65 jaar demografische druk
Druk uitsplitsen: de groene druk (0 t/m 19 jarigen) op het aantal 20 t/m 65
jarigen en de grijze druk is de verhouding tussen mensen ouder dan 65 en
aantal 20 t/m 65 jarigen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aisavw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.