WEEK 5: TRAUMA- EN STRESSORGERELATEERDE S TOORNISSEN
H OOFDSTUK 21 – T RAUMA - EN S TRESSORGERELATEERDE STOORNISSEN & H OOFDSTUK 11 –
P OSTTRAUMATISCHE STRESSSTOORNIS
Posttraumatische stressstoornis
, WEEK 5: TRAUMA- EN STRESSORGERELATEERDE S TOORNISSEN
PTSS kan worden beschouwd als het uiteinde van een spectrum aan verschillende vormen van verwerking en storingen in
de verwerking van ingrijpende gebeurtenissen. Veel reacties van mensen met PTSS zijn normale, niet-pathologische
reacties in een abnormale situatie. Zie hieronder de DSM-criteria
NB De volgende criteria zijn van toepassing op volwassenen, adolescenten en kinderen ouder dan 6 jaar.
A. Blootstelling aan een feitelijke of dreigende dood, ernstige verwonding of seksueel geweld op een (of meer) van de volgende manieren:
a. Zelf ondergaan van de psychotraumatische gebeurtenis(sen).
b. Persoonlijk getuige zijn geweest van de gebeurtenis(sen) terwijl deze anderen overkwam(en).
c. Vernemen dat de psychotraumatische gebeurtenis(sen) een naast familielid of goede vriend(in) is (zijn) overkomen. Bij een feitelijke of dreigende dood van een
familielid of virend(in), moet(en de gebeurtenis(sen) gewelddadig van karakter zijn of een ongeval betreffen.
d. Ondergaan van herhaaldelijke of extreme blootstelling aan de afschuwwekkende details van de psychotraumatische gebeurtenis(sen) zoals bij hulpverleners die
stoffelijke resten moeten verzamelen; politieagenten die herhaaldelijk worden geconfronteerd met de details van kindermisbruik).
NB Criterium A4 is niet van toepassing op blootstelling via elektronische media, televisie, films of foto's, tenzij deze blootstelling werkgerelateerd is.
B. De aanwezigheid van een (of meer) van de volgende intrusieve symptomen die samenhangen met de psychotraumatische gebeurtenis(sen) en die zijn begonnen nadat de
psychotraumatische gebeurtenis(sen) heeft (hebben) plaatsgevonden:
a. Recidiverende, onvrijwillige en intrusieve pijnlijke herinneringen aan de gebeurtenis.
NB: Bij kinderen die ouder zijn dan 6 jaar kan er sprake zijn repetitief spel waarin thema's of aspecten van de psychotraumatische gebeurtenis(sen) tot uiting worden
gebracht.
b. Recidiverende onaangename dromen waarin de inhoud en/of het affect van de droom samenhangt met de psychotraumatische gebeurtenis(sen).
NB: Bij kinderen kan er sprake zijn van beangstigende dromen zonder herkenbare inhoud.
c. Dissociatieve reacties (zoals flashbacks) waarbij de betrokkene het gevoel heeft of handelt alsof de psychotraumatische gebeurtenis(sen) opnieuw plaatsvindt(en).
(Dergelijke reacties kunnen zich op een continuum bevinden, waarbij de extreemste uiting de vorm kan hebben van een volledig gebrek aan besef van de actuele
omgeving).
NB: Bij kinderen kan het voorkomen dat ze de psychotraumatische gebeurtenis(sen) naspelen.
d. Intense of landurige psychische lijdensdruk bij blootstelling aan interne of externe prikkels die een aspect van de psychotraumatische gebeurtenis(sen) symboliseren of
erop lijken.
e. Duidelijke fysiologische reacties op interne of externe prikkels die een aspect van de psychotraumatische gebeurtenis(sen) symboliseren of erop lijken.
C. Persisterende vermijding van prikkels die geassocieerd worden met de psychotraumatische gebeurtenis(sen) die begon nadat de psychotraumatische gebeurtenis(sen) heeft
(hebben) plaatsgevonden, zoals blijkt uit één van de beide volgende kenmerken:
a. Vermijding of pogingen tot vermijding van pijnlijke herinneringen, gedachten of gevoelens over, of sterk samenhangend met de psychotraumatische gebeurtenis(sen).
b. Vermijding of pogingen tot vermijding van externe aspecten die aan de psychotraumatische gebeurtenis(sen) herinneren (mensen, plaatsen, gesprekken, activiteiten,
voorwerpen, situaties) die pijnlijke herinneringen, gedachten of gevoelens oproepen over, of sterk samenhangend met, de psychotraumatische gebeurtenis(sen).
D. Negatieve veranderingen in cognities en stemming, gerelateerd aan de psychotraumatische gebeurtenis(sen), die zijn begonnen of verergerd nadat de psychotraumatische
gebeurtenis(sen) heeft (hebben) plaatsgevonden, zoals blijkt uit twee (of meer) van de volgende kenmerken:
a. onvermogen om zich een belangrijk aspect van de psychotraumatische gebeurtenis(sen) te herinneren (gewoonlijk door dissociatieve amnesie en niet door andere
factoren, zoals hoofdletsel, of alcohol- of drugsgebruik).
b. Persisterende en overdreven negatieve overtuigingen of verwachtingen over zichzelf, anderen of de wereld (bijvoorbeeld "Ik ben slecht", " Je kunt niemand
vertrouwen", " De wereld is door en door gevaarlijk", "Mijn hele zenuwstelsel is voor altijd verwoest").
c. Persisterende, vertekende cognities over de oorzaak of gevolgen van de psychotraumatische gebeurtenis(sen), die ertoe leiden dat de betrokkene zichzelf of anderen er
de schuld van geeft.
d. Persisterende negatieve gemoedstoestand (bijvoorbeeld angst, afschuw, boosheid, schuldgevoelens of schaamte).
e. Duidelijk verminderde belangstelling voor, of deelname aan belangrijke activiteiten.
f. Gevoelens van onthechting of vervreemding van anderen.
g. Perststerend onvermogen om positieve emoties te ervaren (zoals onvermogen om geluk, voldoending of liefdevolle gevoelens te ervaren).
E. Duidelijke veranderingen in arousal en reactiviteit, gerelateerd aan de psychotraumatische gebeurtenis(sen), die zijn begonnen of verslechterd nadat de psychotraumatische
gebeurtenis(sen) heeft (hebben) plaatsgevonden, zoals blijkt uit twee (of meer) van de volgende kenmerken:
a. Prikkelbaar gedrag en woede-uitbarstingen (met weinig of geen aanleiding), gewoonlijk tot uiting komend in verbale of fysieke agressie jegens mensen of voorwerpen.
b. Roekeloos of zelfdestructief gedrag.
c. Hypervigilantie.
d. Overdreven schrikreacties.
e. Concentratieproblemen.
f. Verstoring van de slaap (zoals moeite met in- of doorslapen of onrustige slaap).
F. Duur van de stoornis (criteria B, C, D en E) is langer dan één maand.
G. De stoornis veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
H. De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel (zoals medicatie, alcohol) of aan een somatische aandoening.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller psychologiestudentx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.