1. Wat is sociologie?
Max Weber omschreef de sociologie als de wetenschappelijke poging om het sociale handelen te begrijpen,
met de bedoeling op die manier tot een causale verklaring van het verloop en de effecten van dat handelen
te komen. Dus een wetenschappelijke poging om sociale handelingen te verklaren en ook de gevolgen ervan.
De sociologische verklaring van Weber neemt de vorm van oorzaak-gevolg relaties.
Niet alle sociologen zijn het eens met de definitie van Weber. De sociologie is eigenlijk moeilijk
definieerbaar. De oorzaak van deze moeilijkheid is dat definities wel geschikt zijn om verschijnselen
vast te leggen maar minder geschikt zijn om verschijnselen te begrijpen. Sociologie is bovendien een
levendige wetenschap die voortdurend veranderd en haar eigen inzichten vernieuwt. Er is dus
geen precieze definitie en de meningen zijn verdeeld.
2. Wat de sociologie ons leert
2.1 De belangrijkste les: “Alles is contingent, maar daarom niet arbitrair”:
- Contingent: Iets is contigent als het niet noodzakelijk of onmogelijk is. Het had dus ook anders
had kunnen zijn dan het nu is. Bv. polygamie is verboden in de westerse samenleving maar
mag wel bij bv. islam en mormonen. Contingentie speelt een belangrijke rol in de sociologie.
- Niet-arbitrair: Alles had anders kunnen zijn maar dat betekent daarom nog niet dat er geen goede
redenen zijn dat iets zo is. Wat er nu is, is dus niet toevallig of willekeurig. Bv. er kunnen goede
redenen zijn geweest om bij ons polygamie te verbieden maar het wel toe te laten in de islam
of bij de mormonen.
Bv. de antropoloog George Murdock (“Murdock”-files) stelde vast dat monogamie in amper 20%
vande door hem geïnventariseerde culturen voorkomt, ten opzichte van 80% polygamie.
2.2 Contingentie
Wat afwijkend gedrag is binnen één samenleving is het daarom niet noodzakelijk in een andere. De normen
die we hanteren om afwijkend en crimineel gedrag te beoordelen zijn van sociale oorsprong. Volgens de
socioloog Howard Becker heeft de sociologie m.b.t. afwijkend gedrag een dubbele taak:
1) Verklaren waarom bepaalde individuen afwijkend gedrag vertonen.
2) Verklaren waarom bepaalde gedragingen in sommige samenlevingen afwijkend zijn en in
anderen niet. Bv. Verkrachting binnen het huwelijk bestaat in sommige samenlevingen niet
omdat de man recht heeft op seks met zijn vrouw, terwijl in andere samenlevingen de
instemming van de vrouw centraal staat, ook binnen het huwelijk, en verkrachting binnen
het huwelijk daarom wordt verboden en bestraft.
1
, 3. Contingent, maar niet arbitrair
Het besef van het contingente betekent het besef dat de organisatie van de samenleving niet meer het
gevolg is van een goddelijke wil of een natuurlijke noodzaak maar wel het resultaat is van conventies (=
afspraken binnen de samenleving).
Daarop vroeg Jean-Jacques Rousseau zich af hoe men mensen de wet kan doen eerbiedigen, als zij er zich
van bewust worden dat zij die wet zelf hebben gemaakt en dat de wet dus niet langer is opgelegd door Gods’
wil of door de natuur. Rousseau vond geen oplossing buiten de religie. Volgens hem moesten zgn. “civiele
religies” (= een samenhang van samenlevingswetten) bijdragen tot burgerdeugd. Een religie is immers een
externe autoriteit die niet in vraag gesteld kan worden. Civiele religies vindt men vandaag nog terug in de
vorm van personencultus: mensen waarderen hun leiders als Goden.
Maar volgens Karl Marx betekent het feit dat wetten en reglementen door de mens zelf zijn gemaakt,
daarom nog niet de totale beheers- en maakbaarheid van de samenleving (“mensen maken hun eigen
geschiedenis, maar niet onder de voorwaarden die ze zelf kiezen”).
De vraag waarom het contingente niet-arbitrair is, is de rode draad doorheen de sociologie. Er is nog
geen pasklaar antwoord voor maar er zijn wel 3 manieren waarop deze vraag zich heeft gesteld
doorheen de geschiedenis van de sociologie:
3.1 Verlichting en Tegen-Verlichting
Na de Franse Revolutie stonden aanhangers en tegenstanders van de Verlichting tegenover mekaar.
De aanhangers van de Verlichting verwierpen religie als ordehandhaver en vonden dat de eigen rede
en het wetenschappelijk denken de basis van een goede samenleving moesten zijn. De tegenhangers
van de Verlichting – de Tegen-Verlichting – verwierpen de eigen rede omdat ze vreesden dat deze tot
egoïsme, sociale ontreddering en vervreemding zou kunnen leiden. In de plaats daarvan vonden zij dat
godsdienst en gezag nodig waren om de samenleving te regelen.
Het conflict tussen Verlichting en Tegen-Verlichting vormde de basis van de sociologie. De vroege
sociologie heeft geprobeerd om de Verlichting en de Tegen-Verlichting met elkaar te verzoenen. Uit de
Verlichting haalde de eerste sociologie de principes van “Inzicht”, “respect”, “sociale orde groeit niet
zelf”. Uit de Tegen-Verlichting haalde de eerste sociologie de principes van “de maakbaarheid van mensen
en de samenleving”.
2
, 3.2 Grondlegger van de sociologie: August Comte (1798-1857)
Auguste Comte is de uitvinder van de term “sociologie”. Hij pleitte voor een wetenschappelijke sociologie, nl.
een sociologie die steunt op wetenschappelijke observatie en logica (een soort “sociale fysica”: de sociale
werkelijkheid moest op een positieve, wetenschappelijke manier benaderd worden). Volgens hem moest
de sociologie vragen onderzoeken die beantwoord konden worden en dus geen metafysische vragen (=
vragen over de uiteindelijke oorsprong, bestemming en doelen van de mens). Men moet aandacht geven
aan het ontdekken van regelmaten en wetmatigheden in het menselijk gedrag en dan de waargenomen
feiten coördineren tot grote gehelen dankzij kennis en theorie. Met deze stelling was Comte een erfgenaam
van de Verlichting. Hij onderscheidde drie opeenvolgende stadia in de ontwikkeling van de menselijke
denkwijze:
• De religieuze stadia: De waargenomen verschijnselen worden verklaard ahv bovennatuurlijke
krachten.
• De metafysische stadia: De waargenomen verschijnselen worden verklaard ahv
onpersoonlijke abstracties.
• De stadia van het wetenschappelijk denken: Kennis wordt verworven dmv waarnemingen
en vergelijkingen van verschijnselen. Het menselijk handelen en de samenleving worden door
de rede geleid.
Tegelijk vroeg Comte zich af hoe en waarom mensen wetten en normen zouden respecteren als zij
zouden beseffen dat dit slechts conventies of menselijke creaties zijn. Bij de aanhangers van de Tegen-
Verlichting haalde Comte het idee dat een maatschappelijke orde niet spontaan voortvloeit uit de
menselijke rede maar wel uit een (bij)geloof of uit een onverklaarbaar respect voor gezag (=
irrationale grondslag). Voorts onderzocht Comte de manier waarop mensen zich bewust konden
worden van de rol van de mensheid in het scheppen van een sociale orde. Volgens hem wordt het
menselijke handelen niet alleen geleid door de rede (= wetenschappelijk denken) maar ook door
impulsen, gevoelens en emoties (= religie). Maar omdat de oude religies de rede onvoldoende hadden
aanvaard, creëerde hij een nieuwe religie, nl. de religie van de Mensheid, waarin niet God maar wel
de mens centraal staat.
3.3 Debat tussen Habermas en Luhmann
De vraag hoe mensen kunnen leven met het contingente vinden we ook terug in hedendaagse
discussies, bv. tussen de Duitse sociologen Jürgen Habermas (1929) en Niklas Luhmann. Zij
discussieerden over de vraag hoe mensen gezamenlijk hun lot in eigen handen kunnen nemen, zonder
dat hun samenhang steunt op macht en/of misleiding.
Jürgen Habermas gelooft dat de wetenschap ons een methode aanreikt om op een open wijze met elkaar te
communiceren (“ongedwongen communicatie”). Dmv een open en wetenschappelijke communicatie
kunnen redelijke en eerlijke mensen ervoor zorgen dat de regels en de instellingen die de mens zelf maakt,
ophouden willekeurig en arbitrair te zijn want alle eerlijke en redelijke mensen zouden deze regels en
instellingen onderschrijven.
Niklas Luhmann is het oneens met Habermas en vond dat ook redelijke en eerlijke mensen het grondig
oneens met elkaar kunnen zijn over wat wenselijk en prioritair is, zelfs na een open discussie. Hij vond
daarentegen dat we met het contingente moeten leren leven door het arbitraire op een aantal punten te
aanvaarden. Omdat mensen het over doelen nooit eens kunnen worden, is bv. de meerderheidsregel
bedacht (nl. de helft van de stemmen plus één). Een wet die de juiste procedure (bv. via de
3
, meerderheidsregels) tot stand is gekomen, moet worden gerespecteerd, ook al vinden we deze wet
onrechtvaardig (= “rechtspositivisme”).
Habermas verwerpt het rechtspositivisme van Luhmann omdat hij vindt dat het recht rechtvaardig
moet zijn en moet kunnen worden bekritiseerd. Ook de meerderheid moet kunnen worden
bekritiseerd.
Habermas’ stelling is het verlengde van de Verlichting: door open communicatie zullen de regels en de
instellingen die de mens zelf maakt, ophouden willekeurig en arbitrair te zijn want alle eerlijke en
redelijke mensen zouden ze onderschrijven. Luhmann’s stelling is het verlengde van de Tegen-
Verlichting: hij geloofde niet dat we onze doelen en regels kiezen op een manier die voor iedereen
bevredigd en rechtvaardig is. Om de chaos te vermijden moeten de keuzemogelijkheden van mensen
worden beperkt en moeten we hen laten geloven dat de bestaande orde onvermijdelijk is. Zulk geloof
kan worden bevorderd door religie, door het geloof dat de bestaande orde natuurlijk is of door een
respect voor tradities.
4. Waarom al die zorgen om orde?
Het sociologische” probleem van orde” verwijst naar het behoud van de mogelijkheid om tot nageleefde
regels te komen. Het verwijst dus niet naar het behoud van regels, wetten en machtsverhoudingen. Op de
vraag hoe we tot deze nageleefde regels komen, bestaan er verschillende antwoorden.
Gemeenschappelijk aan al deze antwoorden is dat “sociale orde” steeds verwijst naar een mate van
voorspelbaarheid en berekenbaarheid (men kent de gevolgen).
In de sociologie staan twee fundamentele sociologische vragen centraal:
1. Het probleem van de orde: Dit betreft de vraag hoe worden voorspelbaar en orde
gerealiseerd?
2. Het probleem van de niet-arbitraire contingentie: Dit betreft de vraag welke regels er
absoluut nodig zijn en dus niet arbitrair zijn?
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller studentdorien. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.20. You're not tied to anything after your purchase.