1.2 In de praktijk: vertellen over trollen en ridders
Vertelling als midden: inhouden van een vak overbrengen op de kinderen doormiddel
van een verhaal vertellen. Het vertellen bij vakken komt veel voor, vooral in de hogere
groepen.
1.2 Verdieping: vertellen en voorlezen, waarom en hoe?
Emotionele ontwikkeling: luisteren naar verhalen draagt bij aan de emotionele
ontwikkeling van kinderen. Verhalen doen een sterk beroep op inleving en verbeelding.
Doordat kinderen zich kunnen inleven in het verhaal ontwikkelen zij hun emotionele
ontwikkeling. Ook maken ze kennis met andere leefwerelden, gevoelens, normen en
waarden, dan die van henzelf.
Creativiteit: verhalen brengen kinderen in hun fantasie in andere landen en tijden. Ze
moeten zich die andere omstandigheden kunnen voorstellen, en dat doet beroep op hun
fantasie.
Cultureel erfgoed: Verhalen leiden kinderen in in het cultureel erfgoed. Kinderen leren
hoe het in andere landen er aan toe gaat. Ook maken ze kennis met sprookjes, sage,
geschiedenisverhaal, mythe en dergelijke.
Boekoriëntatie: de kinderen zien samenhang tussen tekst en illustratie. Kinderen raken
bij het voorlezen uit prentenboeken bekend met de samenhang. Ze merken dat de
leerkracht of ouder van links naar rechts leest. Na verloop van tijd kunnen zij zelf ook een
prentenboek lezen (zelfs aan de hand van alleen de plaatjes).
Verhaalbegrip: kinderen hebben zoveel besef van wat een verhaal is, dat ze op basis
van de titel en illustraties, een verhaal samenvatten en gebeurtenissen en personen uit
een verhaal beschrijven en benoemen.
Etnische ontwikkeling: door een goede keuze te maken van een boek laat je de
kinderen genieten van het verhaal. Je legt een basis voor het zelf lezen van boeken, en
motiveert hen om zelf te gaan lezen. Door een goede keuze te maken draag je bij aan de
ontwikkeling van hun smaak.
Levensbeschouwelijke opvoeding: verhalen zijn bij uitstek het middel van
levensbeschouwelijke opvoeding. De grote wereldgodsdiensten hebben hun geschriften,
zoals de bijbel en de koran. Deze boeken bevatten verhalen die voor de aanhangers van
een religie van buitengewoon grote betekenis zijn. In het onderwijs worden die verhalen
doorverteld op een voor hen begrijpelijke manier om zo hun godsdienstige ontwikkeling
te stimuleren.
Werkvorm: Vertellen en voorlezen vormen een geschikte werkvorm in verschillende
soorten lessen bij vele vakken. Je kunt zelf een verhaal vertellen of voorlezen zodat de
kinderen het beter begrijpen. Ook kun je de kinderen zelf een tekst laten lezen of laten
voorlezen.
Voorlezen
- je hebt een verhaal gekozen waarvan je denkt dat je de leerlingen het spannend,
humoristisch, informatief vinden. Je leest het een paar keer goed door om de
gebeurtenissen, personages, sfeer goed te leren kennen.
- Je let goed op het taalgebruik van de schrijver, want je gaat zijn tekst straks ‘tot
leven’ brengen.
- Je bepaalt ook of je bij een verhaal een leestafel inricht. Daarop kun je boeken en
tijdschriften leggen die over hetzelfde onderwerp gaan.
- Je wilt de kinderen actief bij het verhaal betrekken. Dat kan onder andere door hen
tijdens het voorlezen regelmatig aan te kijken, hun reacties te peilen en zelf het
verhaal met gezichtsuitdrukkingen te ondersteunen. Je laat hen tussentijds het
verhaal samenvatten of laat hen het verloop van het verhaal voorspellen.
- Je oefent de tekst hardop te lezen. Je let op duidelijkheid en tempo.
- Ook let je op de voordracht, waardoor je de gewenste sfeer oproept.
, - Lees je verhaal voor en neem dat op, op video of geluidsopname. Let bij het
beluisteren op de aandachtspunten die hiervoor genoemd zijn.
- Lees het verhaal voor aan een medestudent of docent en vraag om commentaar.
Vertellen
- Sta of zit ik ontspannen?
- Kijk ik de kinderen aan en reageer ik goed op hen?
- Spreek ik rustig en duidelijk?
- Gebruik ik mijn stem goed?
- Zijn de personages levensecht?
- Bied ik moeilijke woorden op een goede manier aan?
- Is het verhaal inhoudelijk juist?
- Je vraagt je af of je materiaal wilt laten zien om het verhaal sterker te maken.
- Je vertelt je verhaal en neemt het op, kijk daarna wat je kan verbeteren.
Fonemisch bewustzijn: het besef dat klanken verschillen of overeenkomen, dat
woorden of zinnen lang of kort zijn.
Ontwikkelingslijn ‘opgroeien met boeken’
0-1 jaar: boeken zijn nog grotendeels speelgoed. Baby’s herkennen in hun boeken graag
voorwerpen uit hun omgeving. Ze houden van herhaling en van rijmpjes en liedjes.
1-3 jaar: peuters houden van aanwijsboekjes en van eenvoudige verhaaltjes waarin ze
hun eigen leefwereld herkennen, met waarin de hoofdpersonen soms toch een beetje
tegendraads zijn. De boeken moeten wel altijd goed aflopen.
3-6 jaar: kleuters houden van prentenboeken en voorleesverhalen waarin ze hun eigen
wereld herkennen of waarbij ze nieuwe dingen ontdekken. In de boeken is vaan aandacht
voor het verwerken van emoties zoals bang zijn of alleen zijn, maar ook voor fantasie.
6-10 jaar: fantasieverhalen blijven favoriet, maar ook realistische verhalen zijn populair. In
veel boeken komen morele dilemma’s voor, zoals pesten. Vanaf een jaar of 8 kunnen
kinderen dikkere boeken lezen.
10+ jaar: de boeken worden dikker. Detective- en sciencefictionachtige verhalen, of
fantasie zijn populair. Maar kinderen blijven ook van realistische verhalen houden.
Interactief lezen
Cognitieve ontwikkeling: er is een leesaanpak waarbij de lezer de kinderen uitnodigt
om te reageren. Deze aanpak zorgt voor de cognitieve ontwikkeling van de kinderen. Ze
leren zich verplaatsen in situaties, voorspellen van verloop, redeneren.
Woordenschat: de woorden die de kinderen al kennen. Ze leren steeds meer woorden
door boeken te lezen of boeken voorgelezen te krijgen.
Beginnende geletterdheid: boekoriëntatie en verhaalbegrip. (zie begrippen vorige
blz.)
Preteaching: je bereidt een toekomstige vertelling voor met kinderen van wie je
verwacht dat ze bepaalde woorden niet kennen. In een voorbereidende les in een klein
groepje maak je hen vast vertrouwd met de woorden. Je biedt ze aan, en laat concreet
materiaal zien, beeld begrippen uit met gebaren en tekeningen en praat over
synoniemen.
Reteaching: dit vindt plaats nadat je gemerkt hebt dat niet alle begrippen uit een
verhaal bekend waren. In een volgende interactieve voorleesles besteed je aandacht aan
die woorden.
Kenmerken van een verhaal
- De gebeurtenissen in een verhaal omvatten een zekere tijd: een dag, een week,
vele jaren. Dit kan op chronologische manier verteld worden, maar het kan ook op
andere manieren.
- Omdat een verhaal iets weergeeft wat gebeurd is, ligt het voor de hand de
gebeurtenissen in de verleden tijd of voltooide tijd te vertellen.
- De personen in een verhaal hebben soms een uitgesproken karakter. Als een
karakter zich in de loop van het verhaal ontwikkelt noem je dat een round
character.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dewidv. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.