-Primaire goederen en diensten; Denk hierbij aan goederen en diensten welke noodzakelijk zijn om
te kunnen overleven. Deze goederen worden ook wel noodzakelijke goederen of diensten genoemd.
-Luxe goederen en diensten; Goederen en diensten die ver boven het bestaansminimum uitsteken.
-Statusgoederen; Goederen waarmee men wil laten zien wat ze hebben bereikt.
Substitutiegoederen = alternatieve goederen, koffiepoeder wordt duurder vraag naar koffiemelk
stijgt
Complementaire goederen = aanvullende goederen, dvd-speler duurder vraag naar dvd’s neemt af
Inferieure goederen = goederen die je vervangt voor hogere kwaliteit als je meer gaat verdienen
Productiefactoren, KANO:
Kapitaal; Hulpmiddelen welke noodzakelijk zijn voor de productie of welke de productie
vergemakkelijkt. We noemen deze hulpmiddelen ook wel kapitaalgoederen.
Arbeid; De inspanning van de werkenden. We noemen dit ook wel de inbreng van menselijk kapitaal.
Natuur; De concrete plaats waar de productie plaatsvindt en de grondstoffen welke voor de
productie worden gebruikt.
Ondernemerschap; Het initiatief om over te gaan tot productie.
Beperkte hoeveelheid middelen en oneindig veel behoeften schaarste
Schaarse goederen; beperkte hoeveelheid productiefactoren
Vrije goederen; geen productiefactoren aan vast
Tegenprestatie, beloning van de productiefactoren:
- rente; beloning voor kapitaal
- loon; beloning voor arbeid
- pracht; beloning voor natuur
- winst; beloning voor ondernemerschap
Budget; hoeveelheid geld te besteden over een bepaalde periode
Begroting; overzicht verwachte inkomsten en uitgaves
Budgettair probleem; verwachte uitgaves hoger dan verwachte inkomsten
-Dagelijkse uitgaves; uitgaven voor levensonderhoud
-Vaste uitgaves; uitgaven die iedere periode terugkomen
-Incidentele uitgaves; uitgaven die af en toe voorkomen
Budget maar één keer uitgeven, op = op
Opofferingskosten, waar je je geld niet aan uitgeeft
Indirecte ruil; om goederen en diensten te kunnen kopen heb je geld nodig
Directe ruil; goederen en diensten tegen andere goederen en diensten ruilen
Alleen ruilen als je aan kan tonen dat het ook echt van jou is, eigendomsrechten
Geld is fiduciair; mensen vertrouwen in het betaalmiddel
, Transactiekosten; kosten die iemand maakt om een ruilpartner te vinden
Intrinsieke geldwaarde = waarde van het materiaal waarvan het gemaakt is
Extrinsieke geldwaarde = waarde die op het geld staat vermeld
intrinsiek niet hoger dan extrinsiek!
Munten met goede kwaliteit werden achtergehouden, want intrinsieke waarde hoger Wet van
Gresham
Ek, kruislingse prijselasticiteit; hoe reageert de vraag van product A op prijs van product B
(complementaire goederen)
Prijselasticiteit; reactie van de vraag op een prijsverandering, Evp, prijsgevoeligheid
omzet = afzet x prijs
Constante kosten, TCK;
- afhankelijk van productiecapaciteit
- wordt productiecapaciteit verandert dan verandert TCK, op lange termijn
Variabele kosten, TVK;
- afhankelijk van de werkelijke afzet
- verandert productieomvang dan ook TVK, op korte termijn
Proportioneel variabele kosten; De verhouding tussen hoeveelheid en kosten blijft gelijk. /
Progressief variabele kosten; Naarmate de hoeveelheid toeneemt stijgen de kosten relatief. )
Degressief variabele kosten; Naarmate de hoeveelheid toeneemt dalen de kosten relatief. (
Opbrengsten – inkoopwaarde = BRUTOWINST ; omzet verminderd met de inkoopwaarde van omzet
Brutowinst – (overige) bedrijfskosten = NETTOWINST ; ook overige kosten van omzet af
Technische levensduur; wanneer het echt kapot is
Economische levensduur; hoe lang het economisch aantrekkelijk is om te gebruiken
Restwaarde; opbrengst bij tweedehands verkoop
Breakeven-afzet, BEA = geen winst geen verlies, bij afzet dus hoeveelheid
Breakeven-omzet, BEO = geen winst geen verlies, bij omzet dus opbrengst in geld
Breakeven-punt, BEP = plek in grafiek waar TO en TK lijn elkaar kruisen, hier ook BEA en BEO af te
lezen. Voor dit punt verlies, na dit punt winst
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noortjevanzoest. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.30. You're not tied to anything after your purchase.