Een complete en duidelijke samenvatting van alle hoorcolleges van het vak Inleiding Communicatiewetenschap (1e jaar Universiteit van Amsterdam). Het tentamen heb ik met een 8,6 afgerond.
Zender: informatie die we overbrengen, productie van nieuws, hoe
worden boodschappen overgebracht?
Boodschap: inhoud van de boodschap.
Ontvanger: wat voor effecten hebben bepaalde boodschappen,
interpretatie van berichten en het gebruik van communicatiemiddelen.
Hoofdstuk 1: Theorie & Communicatie
1. Theorie
Wat is een theorie?
• “...a theory consists of a set of systematic, informed hunches about the
way things work.”: "... een theorie bestaat uit een reeks systematische,
geïnformeerde ingevingen over de manier waarop dingen werken.
➢ Set of hunches: ideeën over een verklaring.
➢ Informed: rekening houdend met wat al bekend is.
➢ Systematic: specificatie van relaties tussen begrippen, hoe preciezer hoe
beter.
➢ Toetsbare voorspellingen > je laat zien dat er bewijs is.
Een theorie is dus niet slechts een idee!
Wat doet een theorie? - metaforen
• Theories as nets (metafoor): we hebben theorieën nodig om ‘de wereld’
te begrijpen.
• Theories as lenses (metafoor): theorieën beïnvloeden hoe we bepaalde
dingen zien, ze leggen nadruk op bepaalde aspecten (waardoor andere uit
het zicht worden gelaten).
• Theories as maps (metafoor): we hebben theorieën nodig om ons te
leiden, laten zien hoe dingen werken en hoe dingen aan elkaar
gerelateerd zijn.
, 2. Communicatie
Wat is communicatie?
• “Communication is the relational process of creating and interpreting
messages that elicit a response.”: "Communicatie is het relationele proces
van het creëren en interpreteren van berichten die een reactie uitlokken."
➢ Messages: boodschappen, via bijvoorbeeld televisie. Dit staat centraal bij
communicatiewetenschap.
➢ Creation of messages: hoe berichten worden gemaakt door bijvoorbeeld
journalisten en bedrijven en hoe deze worden ontwikkeld.
➢ Interpretation of messages: wat voor ideeën hebben mensen over
bepaalde berichten.
➢ Relational process: hoe komt het dat ene bericht een bepaald effect heeft.
➢ Messages that elicit a response: wat is de impact van een bericht.
Hoofdstuk 2: Theoretische perspectieven
Twee hoofdperspectieven:
1. Objectieve perspectief
2. Interpretatieve perspectief
1.Objectieve perspectief
• 1 objectieve waarheid
• Gedrag van mensen is onderhevig aan oorzaak en gevolg
• Toetsbare theorieën: zijn meetbaar
• Empirisch bewijs: wordt getoetst en vastgelegd met cijfer in onder andere
grafieken.
• Observeren, meten, voorspellen en verklaren van menselijk gedrag
doormiddel van:
➢ Experimenten > het meten en samenvatten in getallen: kwantitatief
➢ Vragenlijsten
• Kijkt naar het effect op mensen van bijvoorbeeld een reclame
• Gaat ervan uit dat dingen grotendeels al vastliggen
Voorbeeld: “Gewelddadige media zorgen voor meer gewelddadig gedrag”.
2. Interpretatieve perspectief
• Betekenis van tekst en taal
• Binnen bepaalde context
• Niet 1 objectieve waarheid > er kunnen meerdere waarheden bestaan
• Gedrag vastleggen en ordenen
• Meer subjectief > visie wetenschapper zelf speelt een belangrijke rol
• Er wordt dieper in gegaan op de mening van mensen: kwalitatief
, • Verschillende interpretaties in verschillende contexten
• Interpretatieve wetenschap gaat om verschillende interpretaties in
verschillende contexten
• Kijkt veel meer naar de symbolische betekenis van bijvoorbeeld
een reclame
Voorbeeld: “Hoe interpreteren mensen stereotyperende reclames?”.
> hoe kijken mannen en vrouwen hiernaar en mensen uit verschillende
culturen?
Verschil tussen objectieve perspectief en interpretatieve
perspectief:
Objectieve wetenschappers ervan uitgaan dat zij altijd dezelfde resultaten
zullen vinden bij gebruik van verschillende onderzoeksmethoden, terwijl
interpretatieve wetenschappers rekening houden met het gegeven dat
elke wetenschapper weer een andere interpretatie kan hebben en hierin
zijn ze ook geïnteresseerd.
→ Beide perspectieven/ soorten wetenschap proberen wat te zeggen over de
waarheid op een andere manier:
• Objectieve wetenschap: 1 objectieve waarheid
• Interpretatieve wetenschap: verschillende waarheden afhankelijk van
interpretatie
→ Beide perspectieven/ soorten wetenschap proberen wat te zeggen over
determinisme – Objectief (gaat erover dat gedrag zou worden bepaald
door voorspellers zoals omgeving en media > invloeden van buitenaf
zorgen ervoor dat je bepaald gedrag gaat vertonen) op een andere
manier:
(Voorbeeld determinisme: wanneer je veel naar gewelddadige media
kijkt, zal je gewelddadiger gedrag vertonen).
• Objectieve wetenschap: gedrag wordt bepaald door voorspellers
• Interpretatieve wetenschap: vrije keuze van gedrag in bepaalde situatie
Theorieën zijn vaak niet zuiver alleen objectief of interpretatief: sommige
theorieën vallen in het midden en andere zijn weer wat meer objectief of
interpretatief.
Objectief niet ‘belangrijker’ of meer ‘wetenschappelijk’ dan interpretatief:
beide perspectieven vullen elkaar aan en zijn nodig om de kennis van
mensen over de media te vergroten.
, Machtige Media
Begon rond de 20e eeuw, bij komst televisie en radio.
➢ Gaat over de ontwikkeling van media
“De klassieke bril”: media hebben invloed op mensen.
Samenvattend:
De klassieke bril bekijkt en beschouwd de media als machtig.
4 aannames wanneer er wordt gesproken dat media zulke sterke effecten
hebben:
• Machtige media bereiken iedereen
• Weerloze, passieve gebruikers
• Sterke en slechte effecten
• Uniforme effecten: geldt voor iedereen en heeft in iedere situatie
hetzelfde effect
➢ Wordt ook wel “magic bullet” of “hypodermic-needle” model genoemd).
Hierbij heeft mediagebruik een sterk effect op de gebruiker.
Magic bullet: Je hebt een kogel en die gaat op zijn doel af > je hebt de
media en die schiet als het ware een kogel die iedereen raakt en
beïnvloed: oorzaak-gevolg.
Hypodermic-needle: Je hebt een naald waarmee je wordt geïnjecteerd en
iedereen wordt hierbij op dezelfde manier geïnjecteerd met mediabeelden
en deze hebben op iedereen hetzelfde effect.
Het is slechts een aanname en een klassiek model > dit wil zeggen dat
deze aannames niet altijd kloppen. Maar dit klassieke model is de ‘basis’
en vanuit hier kijken we naar andere modellen.
➢ Media is niet per se heel machtig, maar dit is slechts een aanname. We
zien namelijk nuances in de wetenschap.
Oorzaak-gevolg relatie in de media: je hebt de media en die beïnvloed
ons.
Context
1. Ontwikkeling van massamedia
• Drukpers, kranten en boeken (15e – 20e eeuw)
• Radio, film en televisie (1e helft 20e eeuw)
• Video en games (2e helft 20e eeuw)
• Computer en internet (laatste deel 20e eeuw)
• Mobiele media (eerste deel 21e eeuw)
De ontwikkelingen gaan steeds sneller.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller onikaoskam. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.45. You're not tied to anything after your purchase.