100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Gedrag in Context $5.87
Add to cart

Summary

Samenvatting Gedrag in Context

 12 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van 24 pagina's voor het vak Gedrag In Context aan de HoWest (23 pagina's)

Preview 3 out of 24  pages

  • October 4, 2022
  • 24
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Gedrag in context
Thema 1: sociale psychologie
Les 1: Groepsperceptie
1. Sociale categorisatie
Wat: spontaan onderbrengen van situaties en mensen in overzichtelijke categorieën.
Fundamenteel:
 Eigen aan de mens
 Al vanaf peutertijd
 Orde aan hoe we de wereld zien
Op basis van:
 Oppervlakkige kenmerken: geslacht, leeftijd, kleding…
 Diepere kenmerken: persoonlijkheidskenmerken, vaardigheden…

1.1. Indelen van mensen
Waarom:
 Snellere informatieverwerking
 Sneller beslissen en handelen
Prototypes: elke groep  eigenschappen  groepen onderscheiden van elkaar
 Subjectief ingevuld
 Invulling verschilt tussen mensen
 Vervormt onze perceptie over die groep*
3 eigenschappen:
 Descriptief  ‘feitelijke’ kenmerken, beschrijvend
 Evaluatief  gevoelens dat het beeld oproept
 Prescriptief  gedrag dat de groep wel of niet mag stellen, verwachtingen
Zie vb dia 10-12 ppt
Dia 14 & 15: voorbeeldexamenvraag (D)

Hoe vervormt onze perceptie? *
Als buitenstaander naar een groep kijken  twee effecten:
1. Assimilatie: verschillen binnen groepen worden geminimaliseerd
2. Contrast: verschillen tussen groepen worden uitvergroot
Zie schema dia 16

1.2. Zelfcategorisering

Wat: manier waarop mensen zichzelf situeren binnen sociale categorieën  Ontstaan van de wij-
groep (in-group) en zij-groep (out-group).
Kenmerken:
Groepsprototype van de wij-groep:
 Descriptief: kenmerkend voor de eigen groep
 Evaluatief: doorgaans als positief beschouwd, deel van onze zelfwaardering
 Prescriptief: hoe de groep zich dient te gedragen
Verdere vertekening van onze perceptie (contrast- en assimilatie-effecten)
Functie: hoe we onszelf voelen en ons (behoren te) gedragen
Groepsperceptie:
1. Contrast: verschillen tussen de groepen nog vergroot
2. Zij-groep-homogeniteit: verschillen binnen de zij-groep geminimaliseerd
3. Verschillen binnen de wij-groep worden behouden
Zie schema dia 21

, Kader om experimenten te interpreteren
Waarom: vaak experimenten om bepaalde theorieën en bevindingen te staven.
Wat:
 Tracht variabelen te manipuleren
 Onderscheid tussen twee variabelen:
o Onafhankelijke variabele (OV): de oorzaak
o Afhankelijke variabele (AV): het gevolg

Experiment: Platz & Hosch (1988) (dia 24-25)

1.3. Ik, wij en de anderen

Sociale identiteitstheorie (SIT): de sociale categorieën waar we onszelf als lid van beschouwen zijn
bepalend voor ons zelfbeeld. We streven een positief zelfbeeld na.
Hoe:
 Via persoonlijke identiteit: individuele kenmerken  stabiel, moeilijk te veranderen
 Via sociale identiteit: afgeleid uit het lidmaatschap van sociale groepen  groepsprototype =
subjectieve constructie!
Zie dia 27-29
Ons zelfbeeld kan verhogen via lidmaatschap van een positief gewaardeerde groep
Kenmerken:
 Identificatie: groepsprestaties stralen af op het individu
o BIRGing: Basking In Reflected Glory  zelfbeeld verhogen, identificeren met een
succesvolle groep
o CORFing: Cutting Off Reflected Failure  zelfbeeld en reputatie bewaren, je niet
identificeren met een groep die niet succesvol is
 Wij-groep-favoritisme: eigen groep bevoordeeld
 Vervormen perceptie: positieve kanten wij-groep benadrukken
Zie vb dia 32
Zie vb dia 33-37




1.4. Minimale groepssituatie

Wij-groepfavoritisme ontstaat heel snel, ook bij minimale groepen.
Minimale groepen: toevallige groepsindeling op basis van een onbeduidende eigenschap
 Denkbeeldige constructie
 Niet gestructureerd
 Groepsleden kennen elkaar niet
 Lidmaatschap levert geen voordeel op

1.5. Houding tegenover zij-groep

Wij-groepfavoritisme = zij-groepbenadeling?
Niet noodzakelijk: ethische bezwaren: zomaar de zij-groep benadelen ondergraaft het positieve
zelfbeeld die men krijgt van de groep.
Rol van emoties: Gevoel van bedreiging, sterk negatief

, Wij-groepfavoritisme is een noodzakelijke, maar geenvoldoende voor zij-groepbenadeling!

1.6. Zij-groepbenadeling
Experimtent: Otten & Mummendey (2000) (dia 42)
Dia 43 voorbeeldexamenvraag (C)

2. Stereotypering

Wat: een mentale constructie over individuen uit een sociale categorie, die welbepaalde kenmerken
delen
 Beschrijvend in aard
 Vooroordelen: evaluatief geladen, sterkere rol van gevoel
Vb.: daklozen, nederlanders, soldaten…

2.1. (on)waarheidsgehalte

Stemt dit overeen met de werkelijkheid?
 Vaak herkenbaar en wijdverspreid
 Al van jongs af aan
 Lijkt logisch en vanzelfsprekend
 sterk vertekend beeld, te generaliserend

2.2. Herkomst

Gevolgen van categorisering: zij-groep-homogeniteit
Sociale leerprocessen:
 Vanuit eigen ervaringen
 Via derden (opvoeding, vrienden, media…)
Denkbeeldige correlaties: de neiging verbanden te leggen tussen fenomenen die in werkelijkheid
niets met elkaar te maken hebben. (bv: ‘geluksbrenger’)
 ook de neiging om negatief gedrag toe te schrijven aan minderheidsgroepen
Zie experiment Hamilton & Gifford (1976) (dia 53)
Ultieme attributiefout:
Fundamentele attributiefout: onderschatten rol v.d. situatie in gedrag v.e. ander en overschatten rol
v.d. persoonlijkheid  Zie schema dia 54
Op groepsniveau:
 Zij-groep:
o Negatief gedrag wordt intern geattribueerd
o Positief gedrag wordt extern geattribueerd
 Wij-groep:
o Negatief gedrag wordt extern geattribueerd
o Positief gedrag wordt intern geattribueerd
Zie experiment Birt Duncan (1976) (dia 57)

2.3. Stabiliteit

Waarom zijn stereotypes zo moeilijk te veranderen?
Selectieve informatieverwerking:
 Info die stereotype bevestigen  sneller verwerkt en onthouden
 Cognitieve schema’s  elementen die niet passen niet opnemen of herinterpreteren tot het
dat wel doet
Subcategorisering: iemand die tot een sociale categorie behoort, maar past niet bij stereotype
Uitlokken van stereotiep gedrag: zonder te beseffen stereotiepe gedrag uitlokken bij de
gestereotypeerde persoon of groep.  zichzelf waarmakende voorspelling (self-fulfilling prophecy)

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yote. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.87. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.87  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added