- Ontological: wat is er in de realiteit echt gebeurd?
o Het maakt niet uit wat er echt is gebeurd, het gaat erom hoe de
betrokkenen de realiteit definiëren, want op basis daarvan voeren ze ook
de vervolgacties uit (consequenties);
- Epistemological: (Hoe) kan je te weten komen wat er is gebeurd?
o Gaat om verklaren, empirisch bewijs verzamelen, verklaringen vinden voor
je empirische waarnemingen, meten, schuld of onschuld bewijzen, goed
nadenken, empathie opbrengen voor betrokkenen, vergelijkende verhalen
vinden, erachter komen waarom het is gebeurd, erachter komen hoe
mensen het hebben geïnterpreteerd.
Video 1.2: Ontology for social actors
- Ontology: er wordt onderscheid gemaakt in 2 vormen van ontologie
o Philosophical ontology: zijnsleer, wat is realiteit, 2 vormen:
- Realism: er is een realiteit buiten bewustzijn;
- Idealism: er is geen realiteit buiten bewustzijn;
o Social ontology: gaat niet om algemene realiteit maar om sociale
realiteit, heeft 2 dimensies:
- Dimension of reality:
Single social reality: er is een aparte sociale realiteit met
sociale feiten;
Multiple social reality: er zijn meerdere sociale realiteiten;
- Dimension of dependency on social actors:
Dependent: afhankelijk van de sociale actoren;
Independent: onafhankelijk van de sociale actoren;
- Ontologische standpunten:
o Objectivism/realism: sociale fenomenen bestaan als sociale feiten;
- Sociale fenomenen zijn onafhankelijk van sociale actoren;
- Er bestaat zoiets als een culturele identiteit;
o Constructivism: sociale realiteit bestaat niet, hij wordt gevorm door
sociale actoren, het is afhankelijk van sociale actoren;
- Sociale fenomenen worden geconstrueerd;
- Sociale fenomenen zijn afhankelijk van interacties;
- Er zijn meerdere sociale realiteiten en mensen gebruiken
verschillende aspecten in lokale interactie en construeren zo een
nieuwe realiteit;
o Pragmatism (critical/subtle realism): er is een sociale werkelijkheid,
maar het is wel afhankelijk, het wordt gebruikt;
- Sociale fenomenen zijn alleen waar zolang ze werken;
- Sociale fenomenen zijn deel afhankelijke van interacties, niet
volledig, maar wel een beetje;
o Belangrijkste is dat er 2 dimensies zijn: is er sociale realiteit en hoe
afhankelijk van actoren is die realiteit (zie het als een schema met 2
dimensies).
Video 1.3: Ontology for social researchers
- Kwalitatieve onderzoekers focussen zich vooral op de onderste laag van de
ontologie van sociale actoren, dit is de laag van sterke afhankelijkheid van
actoren met een of meerdere sociale werkelijkheden (zie video 1.2), gaat dus om
types constructivisme en pragmatisme want sociale werkelijkheid is een construct
die wij construeren;
, - Thomas theorem: If men define situations as real, they are real in their
consequences;
o Dit is een pragmatische kijk, het maakt namelijk niet uit of er een echte
realiteit bestaat, zolang de schijnbare realiteit maar bruikbaar is, het gaat
om hoe mensen realiteit construeren;
o Er is echter ook kritiek op deze zin omdat het alleen om de subjecten gaat,
maar onderzoekers zelf construeren ook een werkelijkheid met gevolgen
van dien, onderzoekers zijn dus zelf ook sociale actoren, Hammersley and
Atkinson noemen dit een naturalist (naturalism – je kan door
observeren of interviewen een realiteit waarnemen zonder
problemen)
o Als je bovenstaande betrekt op de dimensies uit video 1.2 betekent dit, dat
onderzoekers die pretenderen een sociale realiteit te onderzoeken waarvan
er maar 1 is (1 sociale realiteit) en dat ze denken dat ze die realiteit
volledig kunnen begrijpen en meten, dan is dat een meer objectivistische
aanpak, daarom stellen H&A het subtiel realisme voor
- Subtle realist: er is een sociale realiteit, maar het is deels
gevormd door de onderzoekers zelf, onderzoekers zijn deel van de
sociale wereld die we onderzoeken, we construeren samen mee,
maar toch zijn er sociale fenomenen buiten de gedachte (realisme).
Video 1.4: Epistemology
- Epistemology: wat is kennis en hoe leren we die kennis, kunnen we die kennis
begrijpen of moeten we die kennis meten;
o Er is een onderscheid in 2 standpunten:
- Positivisme:
Wordt gekeken vanuit een natural science methode:
o Empiricisme: kennis is vergaard via zintuigelijke
ervaring, alles moet obserbaar en meetbaar zijn;
o Deductief: testen van theorie (hypothetico-
deductive);
o Inductief: bouwen van theorie (logical positivists);
o Objectief: waarde vrij onderzoek;
o Scientific vs normative statements;
- Interpretativisme:
Sociale realiteit heeft een specifieke betekenis en relevantie
structuur voor de wezens die binnen die realiteit leven,
handelen en denken;
Iedereen reageert anders, we zijn geen atomen, de
betekenis die we geven is bij iedereen verschillend;
Focus ligt op de betekenis van sociale actie;
Gaat uit van verstehen (weber) begrijpen van het
subjectieve perspectief;
Het gaat om het perspectief van de actoren;
De wereld zien vanuit de ogen van de onderzochte groep;
o Bovenstaande indeling is te simpel, daarom een diepere indeling in
meerdere dimensies (in het filmpje maakt Gerben er een schema van met
meerdere assen):
- Objectief versus subjectief;
- Verstehen (begrijpen van betekenisgeving) versus explanation (a
leid naar b, causaliteit);
- Falsificatie (alle zwanen zijn wit, maar we testen of er ook een
zwarte kan zijn) versus verificatie (elke keers als je een witte zwaan
ziet kan je verifiëren dat alle zwanen wit zijn);
- Empirisch (focus op zintuiglijke ervaring) versus rationeel (denken
over sociale realiteit, theoriseren);
, DEZE INDELING IS ONMOGELIJK, HET IS TE SIMPEL, ER
KUNNEN DIMENSIES TOE GEVOEGD BLIJVEN WORDEN;
Elk onderzoek heeft meerdere dimensies en dubbele kanten,
positivisme en constructivisme past niet in een hoek van alle
dimensies.
Video 1.5: Hermeneutics
- Hermeneutics:
o komt van Plato, elke boodschapper moet de boodschap interpreteren om
hem door te kunnen geven;
o Aristoteles schreef er voor het eerst over, hij zei:
- Elocutio: de tekst zelf;
- Interpretatio: de interpretatie van de tekst;
- Explicatio: de tekst van de interpretator;
o Belangrijke traditie binnen hermeneutics is die van:
- Bilbical hermeneutics: de heilige boeken moeten de boeken
interpreteren want ze geven leiding in het leven, gaat echt om
religie;
Augustine of Hippo zei: als je een tekst leest en je
interpreteert hem dan heb je tekst zelf en jouw interpretatie
daarvan en als je de tekst nog eens leest ga je je
interpretatie weer aanpassen, back and forth;
Spinoza zei: als je naar teksten kijkt, interpreteer je niet
alleen, je moet ook kijken naar de context, op klein tot grote
schaal en dan weer terug;
Beide ideeën gecombineerd is: knowledge can not be
considered independently of the knowing person & every
person and all knowledge is imbedded in a certain context;
Dit alles heeft te maken met onderzoek omdat we de wereld
vaak plaatsen in tekst (observaties, interviews, etc.).
Video 1.6: Phenomenology
- Phenomenology:
o Komt uit het begin van de 20e eeuw in Duitsland onder professors van
universiteiten;
o Definitie:
- De echte betekenis van een fenomeen kan alleen begrepen worden
op subjectief en intuïtief niveau (the pure meaning of
phenomenon can only be understood subjectivly and intuitivly
grasped in its essence), alleen door empathie kunnen we elkaar
begrijpen (in tegenstelling tot logisch denken);
- 2e aspect is dat fenomenologie de bewuste ervaring van iets
onderzoekt zoals het ervaren is door het subject of de onderzoeker
(phenomenology studies concious experience of something as
experienced by the subject or the researcher);
Het woord something is hierbij van belang omdat je dus
bewust bent van IETS en niet zomaar bewust in het
algemeen;
o Drie verschillende methodes van interpretatie:
- Pure description of a lived experience: stel kat gaat dood, dat
geeft bepaald gevoel, fenomenologie probeert dat gevoel zo puur
en precies te omschrijven als mogelijk;
- Interpretation of a kind of experience by relating it to
relevant context: relateren aan een relevante context, zoals
voorbeeld hierboven bij het voorbeeld dan het gevoel van verlies
relateren aan een soortgelijk gevoel;
, - Analysis of the form of an experience: analyseren hoe zo’n
gevoel dan precies werkt voor andere of voor jezelf;
Dus: DESCRIPTION INTERPRETATION ANALYSIS;
o Bracketing: natural knowledge is placed between brackets as if it is just
an appearance to grasp the essence of a phenomena (bracketing
betekent zoiets het tussen haakjes plaatsen van de wereld om zo tot een
onbevooroordeelde benadering van de werkelijkheid te komen);
- Elke sociale actor ziet de sociale wereld als “natuurlijk”;
- Om met de wereld om te kunnen gaan, maakt een actor typificaties
van mensen en situaties en formuleert typische recepten voor
acties;
- Iedereen heeft dus een eigen aanpak, verschillende recepten:
First order construct: het standaard recept (standaard
typificaties);
Second order construct: constructen van de sociale
wetenschap gaan vaak verder dan natuurlijke constructen,
maar ze blijven constructen, daarom gebruikt de
fenomenologische benadering twijfel en bracketing, hierbij
ga je verder dan het natuurlijke er wordt twijfel gebruikt,
constructen worden op een hoger niveau gevormd, toch
blijven het typificaties.
Video 1.7: Pragmatisme
- Pragmtism:
o Gestart in de US aan eind van 19e eeuw;
o Centrale idee is dat pragmatisme van de onderzoeker vereist dat hij zich
exclusief bezig houdt met praktische problemen;
- Praktische problemen: problemen die relevant zijn voor de
praktijk van het leven en de wetenschap;
o Pragmatisten kijken naar alle aspecten van sociaal leven die praktische
relevantie hebben om te onderzoeken, die geanalyseerd kunnen worden;
o Er is dus een grote focus van dit onderzoek, niet op iets specifieks;
- Fallibalist: men kijkt naar kennis als iets tijdelijks, die kennis is
alleen nuttig zolang het praktisch is, als je het niet meer kan
gebruiken dan is het nutteloos en zet je het aan de kant, aan de
andere kant kan je ook verkeerde kennis gebruiken, zolang het
maar praktisch inzetbaar is;
- Pragmatist maxim: betekenis van een term ligt in de concrete waarneembare
veranderingen die zij bewerkstelligt en onze omgeving en niet in een soort
abstracte, absolute, metafysische realiteit (je moet iets aan kennis hebben, het
moet pragmatisch inzetbaar zijn, ook al is het niet waar);
o Gaat er dus ook van uit dat als we situaties als echt bestempelen, dan
maakt het niet echt uit of ze echt zijn, de gevolgen zijn hetzelfde;
- Is dit allemaal echt nodig om te weten? Ja en nee, als het praktisch is
dan gebruik je het, anders niet.
Kwalitatief Onderzoek – Coursera Week 2
Video 2.1: Ethnography
- Ethnography: belangrijke methode, observatie speelt een grote rol, het is meer
dan een methode, het is een epistemologie, wat is etnografie:
o Idea: onderzoeker is onderdeel van sociale setting voor een langere
periode;
o Method: participerende observatie, vaak met een verscheidenheid aan
andere methodes;
o Objective: begrijpen van cultuur, normen en waardes, sociale omgeving
van een groep;
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller barendlast. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.