Hoofdstuk 2: Ontwikkeling van mondelinge
vaardigheden
2.1
Tweetalig opgevoed worden: beide talen worden afgewisseld en ook door elkaar
gesproken, afhankelijk van het onderwerp, de gesprekpartner of de plaats waar
het gesprek plaatsvind.
Het is voor deze kinderen het best als ze van jongs af aan tweetalig worden
opgevoed en niet eerst één taal leren. Wanneer een kind één taal veel beter
spreekt dan de ander wordt dat taaldominantie genoemd. Dit kan nog
verschuiven in de loop van de jaren.
In de jaren ’60 en ’70 waren de Molukken en Surinamers de belangrijkste groepen
NT2-verwervers. In de jaren ’80 en ’90 de Turken en Marokkanen en in de laatste
jaren vooral Polen en andere Oost-Europese kinderen die pas op school voor het
eerst met het Nederlands in aanraking komen.
Productieve taalvaardigheid (actief): alleen kijken naar wat het kind kan
zeggen
Receptieve taalvaardigheid (passief): Kijken naar wat het kind al begrijpt
Sommige NT2 kinderen doen pas na een jaar hun mond open, dit is omdat ze
bezig zijn met taalverwerving. Ze luisteren goed en zijn daarbij actief bezig de
taal te leren kennen. Dit wordt de stille periode genoemd.
2.2 Hoe verwerven kinderen een tweede taal?
Bij het aanleren van taal bij kinderen is het volgens de theorie van Skinner
uitermate belangrijk om als volwassene kinderen positief te bekrachtigen over
hun taal. (reïnforcement of bekrachtiging) en om kinderen woorden te laten
imiteren.
De gewoonte uit hun moedertaal (T1) wordt overgedragen in het leren van hun
nieuwe taal (T2). Dit wordt transfer (overdracht) genoemd. Denk hierbij aan
woordenschat, zinsopbouw en uitspraak. Je zal bij een Duitser die al 20 jaar in
Nederland woont nog steeds horen dat hij oorspronkelijk niet een Nederlandse
nationaliteit heeft. Het maken van fouten (bijvoorbeeld in de zinsopbouw) hierin
wordt interferentie genoemd. Wanneer Turkse en Marokkaanse kinderen fouten
maken in woordenschat, zinsopbouw of uitspraak wordt er snel gedacht aan
interferentie. Het hiervan uitgaan wordt de interferentiehypothese genoemd.
Achteraf bleek deze opvatting niet te kloppen,. De voorspelde fouten die
gemaakt zouden worden werden niet gemaakt en de fouten die niet voorspeld
waren werden juist wel gemaakt. Bovendien werden de fouten van de NT2
kinderen ook gemaakt door de eentalige kinderen. Doordat de
interferentiehypothese niet klopte stond niet langer de imitatie en de eerste taal
van de tweetaalleerder zelf in de belangstelling, maar de creatieve vermogens
van de lerende zelf en de overeenkomsten tussen de beide talen.
Tweetalige kinderen, maar ook peuters proberen vaak zelf woorden uit. Zoals ik
vielde, ik koosde, ik heb geloopt. Ze proberen de consequentere
woordvormingsregel uit. Dit wordt tussentaal genoemd. Ervan uitgaan dat
kinderen deze fouten zullen maken heet de universalistische
taalverwervingshypothese.
, Door te horen dat een meervoud –en achter een woord krijgt, doet de NT2-er dit
ook bij andere woorden in het meervoud, zoals sleutel. Dit fenomeen heet
overgeneralisatie: hij past een regel toe in ALLE gevallen. In zijn omgeving
hoort hij dat dit fout is en stelt dit dus bij. Dit proces heet creatieve
constructie.
Taalaanbod (input): Hetgeen wat de NT2-er meekrijgt van zijn of haar
omgeving.
Interactieve benadering: taal aanleren door plaatjes te gebruiken en aanwijst
wat je bedoeld als je iets vraagt
Outputhypothese (bedacht door Swain): taalverwervers die gedwongen
worden de tweede taal te spreken, gaan vervolgens bewuster om met de
vormelijke kenmerken in het aanbod dat ze krijgen. Ze proberen erachter te
komen hoe morfologische en syntactische regels in elkaar zitten, of reproduceren
grote taaleenheden en zetten die in verschillende combinaties. Feedback is
hierin wel heel erg belangrijk.
Belangrijkste theorieën in verband met taalleren
Behaviorisme (Skinner, Lado):
Vat taalleren op als een proces van gewoontevorming, waarin imitatie
en bekrachtiging een belangrijke rol spelen. De invloed van eerste taal
op tweede taal is heel groot
Nativisme (Chomsky, Pinker):
Gaat ervan uit dat mensen ter wereld komen met een aangeboren
taalverwervingsmechanisme, zoals in de ‘universele grammatica
theorie’ het bestaan van een zogenoemd LAD (language aquisition
device) aangenomen wordt. De tussentaal bij taalverwerving is heel
systematisch en voorspelbaar
Interactionisme (piaget, long):
Benadrukt het belang van interactie tussen biologische en sociale
aspecten van taalverwerving. Frequentie van taalaanbod, herhaling en
interactie spelen de belangrijkste rol in taalverwerving
Een hoge aanbodfrequentie en veel herhaling hebben een positieve invloed
op taalverwerving.
2.3 Hoe snel verwerven kinderen een tweede taal?
De 4 aspecten van taalvaardigheid:
1. Klankvaardigheid (voltooid op 9 jaar, afgezien van moeilijk uit te spreken
klanken)
2. Woordenschat
3. Veiligheid in woord- en zinsbouw (komt rond 7/8 jaar, onregelmatige
werkwoorden en onregelmatige meervouden blijven een struikelblok).
4. Gespreksvaardigheid (gaan snel vooruit, vanaf groep 6 bijna niet meer
te onderscheiden van nt1 kinderen
2.4 Welke factoren spelen bij het tweedetaalverwervingsproces een rol?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dewidv. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.