Onderwijskunde B1a
Samenvatting bijlage 2.4: Ontwikkeling van concepten
1. Inleiding
Een van de doelen van het onderwijs is om de leerlingen kennisstructuren aan te
leren die rijk en krachtig van aard zijn.
2. Misconcepties
Leerlingen vormen beelden bij wat er geleerd wordt. Dit beeld kan incompleet zijn of
half begrepen. Misconcepties zijn opvattingen over de werkelijkheid die
(gedeeltelijk) onjuist zijn.
Voorbeelden van zulke misconcepties:
- denken dat de aarde plat is
- denken dat de zon om de aarde draait
- denken dat de kinderen van de ooievaar komen
- denken dat een kilo lood zwaarder is dan een kilo veren
- denken dat kansen bij elkaar opgeteld kunnen worden (bijv. denken dat na
vier keer kop gooien, de kans op munt groter is dan bij de eerste keer werpen)
- denken dat het ‘s nachts donker wordt omdat iemand de zon uitdoet
- denken dat iets wat groot en zwaar zal zinken in water en iets dat klein en licht
is zal blijven drijven.
Gardner (1991) heeft belangstelling voor de manier waarop misconcepties
plaatsvinden. Hij heeft hier onderzoek naar gedaan en daar zijn de volgende
resultaten uit gekomen:
- misconcepties vertonen de kenmerken van minitheorieën in die zin dat ze het
gedrag van leerlingen beïnvloeden
- misconcepties zijn resistent tegen verandering. Zelfs na jaren onderwijs
vertoonden natuurkunde studenten nog bepaalde misconcepties;
- misconcepties lijken soms op ideeën die onze voorvaderen hadden over de
werkelijkheid, voordat via de wetenschap bepaalde inzichten waren
verworven.
3. Onderwijsstrategie voor conceptontwikkeling
Nieuwe kennis en informatie moeten bij goed onderwijs worden toegevoegd aan de
al bestaande voorkennis. Het gaat erom dat de aanwezige kennis zo verandert of
wordt bijgesteld dat de nieuwe kennis geaccepteerd en overgenomen wordt.
Als eerste moet er besef zijn dat de leerlingen enige eigen voorkennis en ervaringen
hebben. (pre)concepties van leerlingen wordt dit genoemd.
, Bij de haltes openen, delen, ervaren en verwerken wordt er gekeken naar de
voorkennis van de leerlingen. Deze vier haltes staan bij de didactische route en
conceptontwikkeling een belangrijke positie.
4. Ontwikkeling van concepten
De bestaande opvattingen van de leerlingen zijn verbonden met de alledaagse
ervaringen. Hierdoor zijn ze ook gelijk moeilijk te veranderen, want ook deze kunnen
misconcepties bevatten.
Bestaande kennis is gerangschikt in kennisstructuren. De nieuwe kennis moet een
meerwaarde hebben. Nieuwe kennis wordt pas opgenomen als het, waardevol,
plausibel en nuttig is. Ook moet het aansluiten bij de voorkennis. Er zijn twee
manieren waarop bestaande kennisstructuren kunnen worden veranderd: assimilatie
en accommodatie
Assimilatie: hier wordt bij de aanwezige kennisstructuur nieuwe kennis toegevoegd.
Er vindt een uitbouw van de bestaande kennis plaats.
Accommodatie: Nieuwe kennis wordt niet toegelaten tot de bestaande kennis. Als
dit zo is, dan moet de leerling de eigen kennisstructuur veranderen of vervangen. Dit
wordt het cognitief conflict genoemd.
Kritiek op het onderwijs van nu is dat er vaak sprake is van het toevoegen van kennis.
Het gevaar van het toevoegen van kennis is dat het niet wordt aangesloten op de
voorkennis en het dus geen verbinding maakt met wat de leerling al weet. Als dit zo
is dan is de kans groot dat de leerling het niet zal onthouden.
5. Voorwaarden voor het veranderen van bestaande kennis
De nieuwe kennis moet aan bepaalde voorwaarden voldoen voordat het wordt
opgepikt door de huidige kennis. Er moet een cognitief conflict optreden waardoor
de leerling ontevreden is met de oude kennis. Het aanbieden van nieuwe stof moet:
- Voor de leerling intelligent zijn. Nieuwe kennis moet een betere verklaring
bieden dan de leerling tot nu toe met de oude kennis kon geven.
- Voor de leerling plausibel zijn. Het moet begrepen worden en aansluiten bij
andere kennis die de leerling heeft.
- Voor de leerling vruchtbaar zijn. De nieuwe kennis moet zinvol en nuttig zijn.
6. Onderwijsaanpak in de didactische route
1. In de eerste fase moet de concepten van de leerlingen geactiveerd
worden. De start bij dit model is bij de kolom leerling en hiervoor
worden de haltes openen en delen ingezet.
2. In de tweede fase moeten de leerlingen ervaren dat de kennis in
conflict gaat met wat er geleerd gaat worden. Dit kan gebeuren in de
kolom leefwereld met de halte ervaren. De leerling gaat de informatie
beoordelen en er proberen mee te werken. Dit vindt plaats in de halte
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller thomaslegebeke. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.