2: enkele begrippen
2.2 geschiedenis van bestuur
We spreken van een staat wanneer:
Afgegrensd grondgebied
Geaccepteerd bestuursgezag
Te onderscheiden staatsvolk
Er liggen twee pijlers ten grondslag aan de inrichting van bestuur:
Scheiding tussen kern en staat
Scheiding tussen machten (trias politica)
Verschillende soorten samenlevingen:
1. Samenlevingen op basis van gelijkheid
2. Samenlevingen met rangorde
3. Samenlevingen met gelaagdheid: de bevolking is in verschillende groepen of standen
opgedeeld. Naast leiderschap zijn bestaansdelen niet voor iedereen toegankelijk.
In tegenwoordige westerse samenlevingen vormen drie machten de basis voor het staatsbestel
Trias politica:
1. Wetgevende macht: Staten-Generaal + regering (landelijk), Provinciale Staten (provinciaal),
gemeenteraad (gemeentelijk)
2. Uitvoerende macht: Regering (landelijk), Gedeputeerde Staten + CvdK (provinciaal), College
van B&W (landelijk)
3. Rechtsprekende macht: rechtspraak + Raad van State (landelijk), rechtspraak (landelijk +
gemeentelijk)
Horizontale machtenscheiding: er is geen vorm van hiërarchie tussen de verschillende machten
Codificatie: het op schrift stellen van recht. De overheid volgt de ontwikkelingen en stelt als reactie
wetten op
Modificatie: de overheid speelt continu in op de ontwikkelingen in de samenleving en probeert
hierop vooruit te spelen. De overheid gaat de samenlevingen sturen waardoor er een
verzorgingsstaat ontstaat.
Een belangrijke rol bij het vormgeven van de (post-)verzorgingsstaat spelen de politieke stromingen:
Liberalisme: vrijheidsbeginsel
- Staat voor vrijheid van het individu, streeft naar een overheid van beperkte omvang en
kent de markt als zelfregulerend mechanisme een belangrijke rol toe
, Christendemocratie: christelijke beginselen
- Belangrijke rol van het maatschappelijke middenveld
Socialisme: gelijkheidsbeginsel
- Staat voor een rechtvaardige samenleving met meer sociale gelijkheid. De overheid moet
haar kernwaarde gelijkheid realiseren
2.3 het begrip overheid
Definitie overheid: het geheel van bestuurders en bestuurlijke colleges in een staatsverband en het
daarbij horende ambtelijke apparaat.
Kenmerken van de Nederlandse overheid:
Trias politica
Gedecentraliseerde eenheidsstaat: veel taken en bevoegdheden zijn aan andere
overheidsorganen dan de centrale overheid zijn verdeeld
- Taken en bevoegdheden verdeeld over drie bestuurslagen:
Rijk: draagt zorg aan de taken die niet aan de lagere overheden kunnen worden
toebedeeld
Provincie: coördinerende taak
Gemeente: uitvoerend werk
Verticale machtenscheiding: het verdelen van bevoegdheden tussen de rijksoverheid, provincies en
gemeentes:
Territoriale decentralisatie: andere overheidsorganen besturen een bepaald gebied
(gemeente, provincie)
Functionele decentralisatie: een ander overheidsorgaan is ingesteld ter behartiging van een
bepaald doel
Autonomie: de gemeentes en provincies hebben exclusieve taken en bevoegdheden waar andere
overheden zich niet mee mogen bemoeien
Medebewindstaken: het uitvoeren van rijkstaken door lagere overheden
Deconcentratie: het fysiek over het land verspreiden van delen van een overheid. Er vindt geen
overdracht van taken en bevoegdheden plaats.
Verschillende grondrechten in NL:
Klassieke grondrechten: beschermen je tegen de overheid:
Artikel 1: gelijke behandeling en discriminatieverbod
Artikel 2: Nederlanderschap
Artikel 4: Kiesrecht
Artikel 6: vrijheid van godsdienst
Artikel 7: vrijheid van meningsuiting
Artikel 11: onaantastbaarheid van lichaam
Artikel 12/13: huisrecht en briefgeheim
Sociale grondrechten: eisen dat de overheid actie onderneemt:
76 voorstemmen 2e kamer
2e kamer ontbonden
Nieuwe verkiezingen 2e kamer
2/3 leden voorstemmen 2e kamer
2.4 het begrip algemeen belang
De taak van de overheid: het behartigen van het algemeen belang.
Algemeen belang: Er zijn veel uiteenlopende deelbelangen en de overheid moet kiezen welke
deelbelangen zij behartigd.
2.5 het begrip beleid
Betekenissen beleid: het streven naar het bereiken van bepaalde doeleinden met bepaalde middelen
en bepaalde tijdskeuzes.
Plan: stelsel van doelen en middelen
Alles wat de overheid doet
8: de centrale overheid
De centrale overheid bestaat uit:
De Staten-Generaal (wetgevende macht)
De regering (wetgevende macht)
De departementen (uitvoerende macht)
Overige organen:
De hoge colleges van staat
De adviescolleges
Staten-Generaal:
De 1e en 2e kamer
Zij vertegenwoordigen de inwoners van Nederland op rijksniveau
Zij hebben een wetgevende functie
Tweede kamer:
150 leden
Om de vier jaar gekozen
De politieke partijen kiezen welke personen er als Kamerleden verkiesbaar zijn
Kamervoorzitter: gekozen door de leden uit de 2 e kamer
Taken tweede kamer:
Wetgevende taak:
- De 2e kamer is samen met de 1e kamer bevoegd wetten te maken
- 2e kamer heeft het:
Recht van initiatief: wetsvoorstellen indienen
Recht van amendement: wetsvoorstellen wijzigen
, Controleren van de regering: kan op de volgende manieren
- Het vragenrecht:
Ieder kamerlid mag vragen stellen aan een minister
Schriftelijk: vraag indienen bij de Kamervoorzitter
Mondeling: tijdens het vragenuurtje
- Het recht van interpellatie:
Als de meerderheid het er mee eens is kan een minister naar de kamer geroepen
worden om verantwoording af te leggen
Motie: een verzoek van een Kamerlid aan een minister om iets te doen of te laten
Motie van wantrouwen: wanneer de minister de motie niet opvolgt terwijl de
meerderheid van de kamer dat wel wil
- Het enquêterecht:
De kamer benoemd een commissie die een specifiek onderzoek doet
Iedereen die door de commissie wordt opgeroepen moet verschijnen
- Het budgetrecht:
Alle begrotingen worden aan de ministers aangeboden in de vorm van een wet. De
Kamerleden moeten deze goedkeuren voordat ze van kracht gaan
Wetsvoorstel procedure:
De regering stelt een wetsontwerp op
Dit ontwerp wordt in de ministerraad besproken
Hierna wordt de Raad van State om advies gevraagd
Daarna komt het wetsvoorstel in het parlement terecht
76 leden voorstemmen
Na akkoord 2e kamer gaat het wetsvoorstel naar de 1 e kamer
Helft + 1 = 38 leden voorstemmen
Wet aangenomen
Ondersteunende ambtelijke dienst: ondersteunende dienst voor de tweede kamer met aan het
hoofd de Griffier
Taken van de griffier:
Adviseren van de kamer
Adviseren van de voorzitter
Adviseren van het presidium:
- Voorzitters en ondervoorzitters
De griffier adviseert over alle staatsrechtelijke en procedurele aspecten van het werk van de tweede
kamer
Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven (BOR): geeft de kamer gevraagd en ongevraagd adviezen. Het
ondersteund de kamer bij alle vormen van onderzoek.
De 2e kamer kent drie vormen van onderzoek:
1. Onderzoek uitbesteden aan organisaties of instellingen buiten de Kamer (andere
onderzoeksinstellingen)
2. Onderzoek laten uitvoeren door medewerkers van de 2 e kamer (BOR)
3. Onderzoek laten doen door Kamerleden zelf, en hiervoor een parlementaire enquête
instellen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jobvdwind52. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.16. You're not tied to anything after your purchase.