in gas of vloeistof. Transport van hoge naar lage concentratie (afvalstoffen via diffusie naar het bloed
en intracellulair transport). Hoe kleiner de molecule des te groter is de bewegingssnelheid van moleculen,
C 1−C 2
atomen en ionen en andersom. Transport- intensiteit= Q = D A
L
C1- C2 = concentratie gradiënt. D= diffusiecoëfficiënt, A= doorsnede waardoor diffusie plaatsvindt, C1/C2=
concentratie op 2 locaties, L= afstand van deze 2 locaties. Dus optimalisatie door: A omhoog of L omlaag.
- Diffusie is zeer efficiënt over korte afstanden: 10 – 30 micrometer
- Over grote afstanden trager
- In de cel is diffusie belangrijk: daarom max. celdikte van 100 micrometer.
OSMOSE EN FILTRATIE
PERMEABILITEIT
Transport van water door semi-permeabel membraan= osmose. Gebied puur water gaat stromen naar gebied
van water met opgeloste stoffen doorheen een membraan de opgeloste stof trekt dus water aan, de conc.
Opgeloste stof is namelijk hoger.
Transport van water door een semi-permeabel membraan onder drukverschil= filtratie (druk is hart in
bloedbaan). De vloeistofdruk in water = hydrostatische druk (bloed bestaat voor 95% uit water) de
hydrostatische druk is de osmotische druk van de oplossing en deze druk is nodig om vloeistoftransport te
beletten.
De osmotische druk stijgt met het aantal opgeloste partikels water zal door partikels hoger gaan
stijgen in U-buis, waardoor je harder met piston zal moeten duwen= hogere druk (slide 018 hoofdstuk
1)
Iso-osmotisch= 2 oplossingen hebben dezelfde osmotische druk (OD)
Hypo-osmotisch= oplossing met de hoogste OD is hyper-osmotisch tov met de laagste OD ie met de laagste
is hypo-osmotisch tov die met de hoogste OD.
Water wordt aangetrokken naar de plaats waar de osmotische druk hoger is.
Druk= kracht/oppervlak 1 Pa= 1 N/m2
mmHg= druk op bodem Hg kolom.
Osmolariteit= aantal mol van opgeloste moleculen of ionen in 1 liter van de oplossing is afhankelijk van het
aantal actieve opgeloste deeltjes
- Glucose heeft osolariteit van 1 mili-osmol/l
- NaCl heeft 2 mili-osmol/l want dissocieert in 2 actieve partikels
Osmolaliteit= aantal opgeloste moleculen of ionen per kg water.
Wanden van capillairen hebben poriën die semi-permeabel zijn en filtratie toelaten. In principe is de HD in
capillairen groter dan de druk in weefselvocht tussen cellen, dus diffusierichting is naar buiten toe, uit de
capillairen.
OD in bloedplasma is hoger dan de OD van het weefselvocht, doordat bloed veel opgeloste stoffen bevat wordt
vocht naar de bloedbaan getrokken door osmose.
, Veterinaire fysiologie A
dus 2 tegengestelde mechanismen in bloed:
- Filtratie door bloeddruk vocht uit bloedbaan
- Osmose door opgeloste partikels in bloed vocht naar bloedbaan
Deze 2 mechanismen houden elkaar in evenwicht
CELMEMBRAAN
water transport gaat doorheen een celmembraan door osmose. Celmembranen bevatten proteïne kanalen die
specifiek toegankelijk zijn voor water = aquaporiën aantal aquaporiën kan variëren onder hormonale invloed
regelt membraan permeabiliteit (eigenschappen van membraan veranderen constant en is dus dynamisch).
Ook kan water zonder aquaporiën diffunderen.
Celmembranen zijn flexibel: cellen kunnen krimpen of zwellen. Plantencellen hebben stijve wand door turgor=
drukverschil HD in de cel > HD buiten de cel, toch bestaat turgor omdat de OD binnen > dan OD buiten de
cel (hierdoor wordt water naar de hogere druk kant getrokken). Dus zonder OD zou filtratie de overhand
nemen van hoge HD naar lage HD.
Water is de enige molecule die bestaat in gas, vloeistof en vaste vorm. 99% moleculen in lichaam zijn water.
Water is een dipool (delta – en + ).
Zweten doet de snelheid van de moleculen dalen, waardoor de temperatuur ook daalt, van vloeistof naar gas
moeten waterstofbruggen verbroken worden. Bij zweten treedt een daling van warmte-energie in de
overblijvende water moleculen op evaporatie van water is dus een manier om oververhitting tegen te gaan.
Ionen met watermantel= gehydrateerde ionen.
Ook niet-ioniserende moleculen kunnen water oplosbaar zijn. Lipiden lossen slecht op in water=hydrofoob.
Water is geen goed oplosmiddel voor alle verbindingen in het lichaam.
Organisme= massa water met opgeloste stoffen verpakt in een niet wateroplosbaar, vetbevattend membraan.
Hydrofobe delen: naar binnenzijde van membraan gericht
Hydrofiele delen: steken langs weerszijden uit membraan in waterige oplossingen
Veel moleculen hebben polaire en niet-polaire gebieden in waterig milieu: bolvorm met de binnenzijde
hydrofobe delen en buitenzijde hydrofiele delen hierdoor toch oplosbaar in water.
Hoofdstuk 2
TRANSPORT DOOR MEMBRANEN:
Actief transport: energie voor nodig, deze toevoer laat toe een substantie tegen de gradiËnt te laten
transporteren dus van lage conc. Naar hoge conc.
Passief transport wordt gestuurd door diffusie en osmose (concentratiegradiënten), elektrische
krachten en er kan energie vrijkomen tijdens het proces.
3 MECHANISMEN VOOR PASSIEF TRANSPORT:
Diffusie doorheen lipiden membraan
Vetoplosbare substanties lossen in de membranen op. Deze dringen verder door diffusie volgens de conc.
Gradiënt (zuurstof, koolstofdioxide, steroïden).
Diffusie doorheen ionenkanalen
Hydrofiele stoffen kunnen waterfase niet verlaten en kunnen ook niet oplossen in vetten. In membraan zitten
dus ionenkanalen: met water gevuld tunnels die hydrofiele substanties vervoeren meeste van deze kanalen
later enkel ionentransport toe.
, Veterinaire fysiologie A
Lading speelt dan een rol: indien het kanaal positief is zullen positieve ionen moeilijk passeren en indien kanaal
negatief is zullen negatieve ionen moeilijk passeren.
De ionenkanalen zijn nauw. Het transport wordt bepaald door concentratie en ladingsverschillen (binnen –
buiten de cel). Ionenkanalen zijn selectief.
Transport door binding aan transportproteïnen
Veel hydrofiele moleculen zijn te groot voor de ionenkanalen. Ze kunnen het membraan passeren door te
binden aan transport-eiwitten. Gefaciliteerde diffusie= van hoge concentratie naar lage concentratie, zonder
energie toevoer (slide 010 hoofdstuk 2).
Zonder de eiwitten zou er geen diffusie zijn van grote stoffen
PASSIEF TRANSPORT
Passief is water doorheen membraan. ondanks polariteit kunnen watermoleculen doorheen de lipidenlaag
diffunderen (alleen kleine watermoleculen) en water kan dus ook door de aquaporiën.
Celmembraan= semipermeabel en voor de meeste substanties ondoorlaatbaar.
Water diffundeert naar zijde met de hoogste osmolariteit= waar concentratie water het laagst is= osmosis.
Veranderingen in de extracellulaire osmotische druk laten cellen krimpen of zwellen. Celvolume wordt bepaald
door:
Osmolarieit van extracellulair vocht
Aantal opgeloste partikels in cel: wanneer het aantal actieve partikels stijgt, dan wordt er water
aangetrokken (door bv. Synthese in cel daalt het aantal partikels en treedt water de cel uit, waardoor
celvolume daalt).
Bij celzwelling: uitstoot van K+, Cl- of taurine waardoor ook water volgt celvolume daalt.
Cytosol: heeft hoge conc. Opgeloste organische moleculen die niet doorheen het membraan kunnen.
anorganische moleculen kunnen het celmembraan passeren dmv de ionenkanalen.
Door de aanvoer van ionen in de cel wordt water aangetrokken door osmosis celzwelling en cellyse tot
gevolg. Dit wordt tegengegaan door:
- De ionen die passief naar binnen toe lekken worden in evenwicht gehouden door actief ionen
transport naar buiten toe = membraanionenpomp zorgt voor evenredige verdeling van ionen langs
beide zijde van membraan = osmotisch evenwicht.
Isotoon= oplossing die celvolume niet veranderd
Hypotoon= oplossing die celvolume doet toenemen
Hypertoon= oplossing die het celvolume doet afnemen
RBC in water RBC barst water stroomt RBC in omdat de osmolariteit in RBC hoger is dan in water.
Wanneer je paard dagen geen water heeft gehad en daarna veel krijgt zal hij veel gaan drinken waardoor de
rode bloedcellen te veel omgeven worden met water en deze zo kunnen barsten paard plast bloed.
, Veterinaire fysiologie A
ACTIEF TRANSPORT
Dmv. Drager eiwitten: deze eiwitten zijn specifiek, kunnen verzadigd worden en zijn onderhevig aan competitie.
In tegenstelling tot passief kunnen deze dragers transport doen tegen de gradiënt in (ATP is hiervoor nodig).
De nodige energie kan op 2 manieren gebruikt worden:
Primair actief transport: energie komt vrij na hydrolyse van ATP door eiwit: natriumkaliumpomp
berust op actief transport 3 Na+ cel uit en 2K+ de cel in verlies aan positieve ionen, binnenkant
membraan wordt weer negatief tov buitenkant.
Secundair actief transport: geen directe koppeling met ATP. Ipv daarvan wordt door het uit de cel
pompen van ionen een elektrochemisch potentiaalverschil gecreëerd dat voor het transport zorgt.
Het celmembraan bevat transportproteïnen, die ionen doorheen het membraan stuwen via primair actief
transport (Na+ uit de cel).
Binnen in de cel is de concentratie Na+ laag en buiten de cel hoog wanneer kanalen open staan stroomt
natrium dus gemakkelijk de cel in. Om Na+ de cel uit te transporteren is veel energie nodig, want tegen de
gradiënt in. Daarbij is de binnenzijde van het membraan negatief geladen, waardoor het nog meer energie
vergt om de positieve lading uit te soten.
Wanneer Na+ de cel uit wordt gestoten stijgt de potentiële energie van het ion, die vrij komt wanneer Na+
terug de cel in stroomt (Na hangt aan soort elastiek wanneer Na naar buiten wordt geduwd rekt de elastiek
uit en moet er dus energie in gestoken worden, als deze E toevoer stopt springt Na terug de cel in). De
terugvloei van Na+ via drager-eiwitten is de meest voorkomende energiebron voor secundair actief transport.
Uniporter= drager-eiwit dat 1 soort molecule of ion transporteert
Co-transporter= drager-eiwit dat tegelijkertijd verschillende types ionen moleculen transporteert.
Symporter= transport van de verschillende ionen of moleculen in dezelfde richting.
Antiporter= transport van verschillende ionen of moleculen in tegenovergestelde richting.
ENDOCYTOSIS EN EXOCYTOSIS
Zijn speciale vormen van energiebehoevend transmembranair transport (actief): water-oplosbare substanties
of grote moleculen in kleine vesikels, zonder direct contact met de lipiden laag.
- Exocytose = uit de cel:
eiwitten worden geproduceerd in het ruw endoplasmatisch reticulum (voor export uit de cel of voor
incorporatie in de membranen). Deze eiwitten gaan naar het golgi-apparaat in vesikels. In golgi-apparaat
worden ze opnieuw verpakt in vesikels. Vanuit hier naar de celwand, waar een fusie optreedt met de celwand:
inhoud wordt naar extracellulair uitgestort.
fusie van vesikels met celmembraan wordt bewerkt door speciale eiwitten in beide membranen Speciale
eiwitten moeten binden voordat de fusie tot stand komt.
Neuronen/endocriene cellen: vesikels met transmittors of hormonen die zich in de buurt van membranen
bevinden. Na prikkeling wordt de vesikel-inhoud uitgestort door exocytose. Secretie gebeurt onmiddelijk na
stimulatie= gereguleerde exocytosis. Prikkel voor exocytosis is bij veel cellen een stijging van ce concentratie
Ca2+
- Endocytose= in de cel:
Opname van vloeistof, opgeloste substanties en extracellulaire partiekels in de cel. Mechanisme van
endocytosis:
Invaginatie thv klein deel van de celmembraan
Invaginatie wordt in cytosol afgesplitst vesikel inhoud in cytosol, maar wordt daarvan gescheiden
door membraan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anneswa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.