1.Klassieke theorieën
Persoonlijkheidspsychologie richt zich op verschillende analyse niveaus. De klassieke
theorieën vertrekken vanuit een universele benadering: zich afvragen wat fundamentele en
psychologische processen zijn voor alle mensen. Hoe dat mensen in het algemene
beschreven kunnen worden. Het accent bij klassieke theorieën ligt meestal op; wat geldt voor
iedereen. Dat zagen we bij persoonlijkheidspsychologie: Sigmund Freud zijn
persoonlijkheidsstructuur is universeel: iedereen heeft id, ego en super ego.
Als we kijken naar hedendaags onderzoek, dan is men geïnteresseerd hoe individuen net
verschillen tonen in persoonlijkheid; bv mannen en vrouwen. Omdat de nadruk ligt op
verschillen, noemt men dit differentiële psychologie. Binnen differentiële psychologie gaat
elke onderzoeker zich specialiseren in een perspectief. Bv in de medische wereld zijn er ook
specialisten. Zo heb je ook in de psychologie specialisaties: cultuur, biologie, klinische… als je
gaat kijken naar ouders, dn wil je iets weten over emoties, cognitie etc. Je gaat de kennis van
de specialisten eigenlijk samenbrengen om het geheel te kunnen zien. Een manier om
specialisaties te bundelen, is erkennen dat er verschillende, even belangrijke kennisdomeinen
bestaan. De uitdaging is integratie van alle kennis. Men gaat dus interdisceplinair werken om
alle kennis samen te leggen. Ook in onderzoek gaan verschillende specialisten tezamen, met
elk hun kennis een onderzoekvraag benaderen om deze beter te kunnen uitleggen. Dus
iedereen brengt zijn steentje (kennis) bij vanuit zijn domein.
2.Kennisdomein
Het kennisdomein (van de verschillende specialisten), dat is een gespecialiseerd gebied
binnen psychologie van waaruit psychologen zich richten op het leren over specifieke en
beperkte aspecten van de menselijke natuur. Een specialisatie is een beperking, omdat je
maar een deeltje van het volledige beeld kent. Elke specialisatie heeft zijn eigen expertise en
kennis maar je zal moeten streven naar het volledig beeld van wat persoonlijkheid inhoudt.
,4. Cognitief en ervarings-
5. Sociale en culturele
6. Aanpassing (komt aanbod bij gezondheid-en klinische psychologie)
(examen: je moet het domein herkennen bij een voorbeeld dat zij kan geven)
Het dispositionele domein, daar legt men vooral de aandacht op: de manier waarop
individuen verschillend zijn van elkaar. Dit domein doorkruist alle andere domeinen en sluit
dicht aan bij differentiële (is bijna dezelfde definitie). Het richt zich op disposities van je op
een bepaalde manier te gedragen. Individuen kunnen dus op verschillende disposities
verschillend zijn: bv op vlak van emoties of zelfconcept. Het dispositionele domein gaat
handelen over de trekken/temperament waarmee iemand geboren wordt en de trekken die
zich tijdens het leven ontwikkelen. Centrale vraag: hoe verschillen individuen op dat vlak dan
van elkaar. Centrale doel: wat zijn fundamentele disposities en die gaan identificeren. Maar
nu gaan het accent leggen op de belangrijkste manier waarop individuen verschillend zijn. Bv:
wat is de oorsprong van die ontwikkeling? Hoe ontwikkelen die over de tijd?...
Het biologische domein gaat ervan uit dat men naar mensen wil kijken als verzamelingen
van biologische systemen. Deze systemen zijn de bouwstenen voor gedrag, denken en
emoties. We kijken naar de genetische basis van persoonlijkheid (tweelingenonderzoek),
fysiologische benadering (hormonen) en naar evolutionaire benadering (adaptaties aan
omgeving).
Het intrapsychische domein zagen we bij persoonlijkheidspsycholgoie. Daar gaat het over
mentale mechanismen van persoonlijkheid, meestal op onbewust niveau.
Cognitieve en ervaringsdomein dat heeft aandacht voor cognitieve een subjectieve
ervaringen zoals bewuste gedachten, gevoelens, overtuigingen en verlangens. Hierbij hebben
we zelf en zelfconcept, streefdoelen, emotionele ervaringen en intelligentie. Wie voelt zich
gewoonlijk verdrietig of gelukkig? Zo van die dingen.
Het sociale en culturele domein gaat erover dat persoonlijkheid beïnvloedt én wordt
beïnvloed door cultuur en sociale contexten. We zien naar culturele verschillen tussen
groepen (agressie) en ook individuele verschillen in culturen (hoe komt persoonlijkheid tot
uiting in een sociale context?). Bv beinvloedingstactieken. Hieronder valt persoonlijkheid en
sociale interactie, geslachtsverschillen en persoonlijkheid, cultuur en persoonlijkheid.
Het domein van de aanpassing. Hier heeft persoonlijkheid de sleutelrol, het gaat
aanpassen met dagelijkse gebeurtenissen. Persoonlijkheid staat in verband met gezondheid
en staat in verband met problemen bij coping en aanpassing. Ook persoonlijkheidsstoornissen
komen hier (klinische psychiatrie).
(hier wordt overal verder nog dieper op ingegaan in de volgende hoofdstukken).
2
, 2. Persoonlijkheidstrekken over de tijd:
stabiel vs verandering; dispositioneel
domein (les 1 na intro)
Het accent ligt hier op individuele verschillen over de tijd. Trekken over de tijd blijven stabiel
ofwel gaan ze veranderen. Een belangrijk begrip: coherentie. Dit is ook een vorm van
stabiliteit, geeft aan dat de trek stabiel blijft, maar de uiting kan wel verschillen!! Bv als baby
kan het zijn dat je van alles houdt dat er gebeurt rond jou, je houdt van avontuurlijke dingen.
Dit wordt een extraverte persoon. De trekt: avontuurlijk, extravert krijgt een andere uiting. Je
gaat als baby met eten spelen, maar als tiener ga je graag uit gaan, je gaat misschien graag
naar een pretpark,… Dus de trek blijft avontuurlijk en extravert maar je uit deze trek op een
andere manier naarmate je ouder wordt/verandert.
Enkele belangrijke vragen: hoe evolueert een persoonlijkheid doorheen de tijd/ hoe stabiel zijn
de verschillend tussen mensen over de tijd? Wat verandert er en wat blijft er stabiel? Kan je
van kleinsaf al in verschillen tussen kinderen de verschillen zien in latere volwassenheid?
Als je denkt aan de tijd dat je 12-16 jaar was, en je denkt hoe je toen was? Wat was je hobby,
interesse, waaraan was je gehecht? Ben je hetzelfde, een beetje veranderd of echt helemaal
anders? Er zijn wel dingen veranderd zoals je attitude naar een relatie toe, meer matuur maar
op andere vlakken blijf je ietwat gelijk. Sommige aspecten (de kern) blijven gelijk en andere
aspecten gaan veranderen (soms grote aspecten). Bij de meesten herkennen ze de
persoonlijkheid wel, maar andere kwaliteiten kunnen door ervaring veranderen.
1.Conceptuele begrippen
Persoonlijkheidsontwikkeling: enerzijds gaat het over samenhang, consistentie en
stabiliteit van je eigenschappen maar tegelijk ook over de wijze waarop mensen
veranderen doorheen de tijd (interesses en hobby’s). Er zijn veel vormen van zowel
stabiliteit als verandering.
Stabiliteit: (examen: ze kan een voorbeeld geven en dan moet je zeggen of het over
stabiliteit of verandering gaat). Er zijn twee vormen van stabiliteit. Rangorde stabiliteit
en gemiddelde niveau stabiliteit. Ten eerste rangorde stabiliteit: ergens tussen
gordend. Gaat over jouw relatieve positie t.o.v. Anderen. Als deze behouden wordt, dan
is het rangorde stabiliteit. Bv op het examen: lengte, ze kan vragen ‘welke vorm van
stabiliteit is hier van toepassing? Tussen de leeftijd van 15-20 jaar groeien mensen
(lengte verandert). Maar degene die op 14 jaar bij de kleinste behoren, zijn dit
(meestal) ook op de leeftijd van 20. Als je de jongste van jouw klas bent in het eerste
leerjaar, dan ben je meestal de jongste van jouw klas in het vijfde leerjaar. Stel dat je
3
, verandert van school dan kan het zijn dat deze uitspraak niet meer correct is. Als we dit
toepassen op trekken: agressie. Als degene zeer agressief zijn op 14 jaar in vergelijking
met anderen, dan zijn ze dat meestal ook nog op hun 20 jaar. Als deze relatieve positie
niet behouden wordt dan heb je rangorde wijziging!! Rangorde is relatief!!
Ten tweede hebben we gemiddelde niveau stabiliteit. Dan bekijk je het op
groepsniveau/bevolkingsniveau. Het gaat over de score van de groep. Dit is het idee
dat de bevolking hetzelfde blijft doorheen de tijd. Men wordt wel ouder, maar
gemiddeld niveau van agressie verandert niet. Je leeftijd neemt toe, je wordt ouder,
maar de agressie blijft hetzelfde. Conservatisme verandert wel met de leeftijd, als
mensen ouder worden, worden ze conservatiever. Maar !! Je moet een gelijke groep
mensen over de tijd gaan vergelijken.
Verandering: het moet intern zijn en het moet aanhoudend zijn. Als je in een andere
groep verschillend gedrag toont, wil dat NIET zeggen dat er verandering is. Er moet een
verandering zijn in de persoon. Maar misschien is er wel een andere uiting: een
autoritaire persoonlijkheid. Iemand die belang heeft hieraan is vaak dominant, soms
agressief. Maar omdat autoriteit belangrijk is, kan het zijn dat hij onderdanig is. Het kan
zijn dat (omdat hij autoriteit belangrijk vindt) hij zelf autorair zal zijn (dominant) of naar
iemand autoritair wil luisteren (onderdanig). Er is dus geen verandering. Als hij zijn
respect voor autoriteit verliest en altijd begint dominant te worden, dan is er wel een
verandering want er is een verandering in het belang voor autoriteit. Het mag ook niet
iets tijdelijks zijn, het moet echt blijvend aijn. Iets dat tijdelijk is: als nuchter bent ben je
een beetje verlegen maar als je dronken bent word je opeens open en extravert. Ook
als je slecht nieuws krijgt ben je somber (tijdelijk).
Voorbeeld voor stabiliteit: Gandhi Mohandas. Hij was een leider van de geweldloze opstand
van het Indiase volk tegen de Britse heersende koloniale maatschappij. Hij was als kind
bescheiden, eenvoudig, verzoenend. Hij was een van de grote wereldfiguren en een van de
grondleggers van de moderne Indiase staat. Ondanks de tumultueuze gebeurtenissen rond
hem bleef hij bescheiden, zelf ontzeggend etc. Hij veranderde dus niet. Hij werd in 1948
vermoord door 3 kogels door de fanatieke Hindoe. Deze vond dat Gandhi tegen moslims was
terwijl het eigenlijk omgekeerd was.
Een voorbeeld van verandering: Stanley Tookie Wiliams was de oprichter van de straatbende
Crips in L.A en was verantwoordelijk voor verschillende moorden. Uiteindelijk werd hij ter
dood veroordeeld (geëxecuteerd) . Hij was altijd gewelddadig, koel en impulsief maar werd
later vreedzaam en een activist tegen geweld en straatbendes. Hij werd een auteur van vele
kinderboeken, waarschuwend voor geweld. Hij werd dus vredelievend, minzaam etc.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LAVADESTE. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.36. You're not tied to anything after your purchase.