Een uitwerkingen van de leerdoelen van probleem 1 van de werkgroepen rechtsgeleerdheid Erasmus Universiteit.
Leerdoelen over: beperkte rechten en genotsrechten
Leerdoelen probleem 1
Leerdoel 1: Welke beperkte genotsrechten zijn er?
Denk aan de subvragen:
- Welke beperkte genotsrechten zijn er?
Vruchtgebruik, gebruik en bewoning, erfdienstbaarheid, erfpacht en opstal
- Waarvoor kan ieder beperkt genotsrecht worden gebruikt? Wat is de functie?
Erfdienstbaarheid houdt een dulden of niet-doen in van het dienend erf
Erfpacht geeft de erfpachter het recht een onroerende zaak te gebruiken als eigenaar
Opstal geeft een doortrekking op de natrekkingsregel
Vruchtgebruik geeft recht op gebruik van goederen, het genieten van de vruchten
- Waarop kunnen deze rechten worden gevestigd? Op welke types van goederen?
Erfdienstbaarheid: art. 5:70 noemt onroerende zaken
Erfpacht: 5:85 noemt onroerende zaken
Opstal: 5:101 heeft het over gebouwen, werken of beplantingen bovenop een onroerende zaak
Vruchtgebruik: 3:201 noemt 'goederen'
- Wat is de duur van ieder beperkt genotsrecht?
Erfdienstbaarheid
Erfpacht: art. 5:86, het wordt zelf bepaalt.
Opstal: onderscheid tussen zelfstandig en afhankelijk opstal. Bij zelfstandig wordt de duur zelf bepaalt (art. 5:104 lid 1 jo. 5:86),
bij het afhankelijk opstal ligt het aan het moederrecht.
Vruchtgebruik: art. 3:203 lid 2
- Hoe zit het met een eventuele vergoedingsplicht voor de beperkt gerechtigde?
Bij erfdienstbaarheid (5:71 lid 2) en opstal (5:101 lid 3) kennen we retributie en bij erfpacht de canon (5:85 lid 2).
Leerdoel 2: Hoe kan men beperkte genotsrechten vestigen?
Alle genotsrechten vallen onder de algemene regels van beperkte rechten, inclusief die over de vestiging.
De meeste genotsrechten zullen ontstaan door vestiging. Door de schakelbepaling van 3:98 zijn de vereisten van overdracht van overeenkomstige
toepassing: dus OTLB. Alleen noemen we het nu OTVB, er moet in plaats van een geldige titel, een geldige vestigingsformaliteit zijn. Dit gaat wel
alsnog overeenkomstig de regels van overdracht. Hierbij zijn de artikelen 3:89-95 voor nodig, afhangend over welk goed het gaat.
Verder kunnen de beperkte rechten ook worden verkregen door verjaring (3:99)
Leerdoel 3: Wat is de werking van beperkte genotsrechten ten aanzien van derden? (Geen derdenbescherming
uitwerken, maar de prioriteitsregel, zaaksgevolg en afhankelijkheid)
Goederenrechtelijke rechten hebben een absolute werking (werken tegenover iedereen).
Overigens zijn op een goed meerdere (beperkte) rechten mogelijk. Hierbij geldt wel de prioriteitsregel, die houdt in dat het oudere (het eerst
gevestigde) recht voor het jongere gaat. Dit komt onder meer in uiting in 3:21.
Bij gebruiksrechten komt dit erop neer dat de jongere gebruiksgerechtigde bij de uitoefening van zijn recht rekening moet houden met de rechten
van de oudere gebruiksgerechtigde door de uitoefening daarvan te dulden.
Verder kennen we ook het zaaksgevolg (droit de suite) houdt twee dingen in.
Ten eerste is een beperkt recht een absoluut recht, dit brengt droit de suite van het vorderingsrecht mee, dit houdt in dat de rechthebbende zijn
recht kan uitoefenen ongeacht onder wie het object zich bevindt.
Ten tweede brengt het zaaksgevolg van het beperkte recht zelf mee dat het recht op het bezwaarde goed blijft rusten wanneer dit overgaat van
het ene vermogen in het andere.
Leerdoel 4: Hoe zit het als men op de grond van een ander bouwt? Wie is eigenaar van een gebouw?
Bestanddelen zijn onderdeel van een zaak op grond van de ideële op materiële band (3:4). De bestanddelen volgen de status van de hoofdzaak
(natrekking: 5:3).
3:3 zegt wat wel en niet roerend is, en het criterium 'duurzaam met de grond verbonden' moet worden uitgelegd naar het Portacabin arrest. Dit
arrest geeft het bestemmingscriterium: het gebouw of werk moet naar aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatste te blijven.
5:20 lid 1 zegt dat eigendom al hetgeen van de grond omvat. In principe is een gebouw gebouwd op de grond van eigenaar A, dus eigendom van A.
We kennen echter het recht van opstal: dit is een beperkt recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander, gebouwen, werken of
beplantingen in eigendom te hebben (5:101 lid 1).
Leerdoel 5: Welke verbintenisrechtelijke alternatieven bestaan er voor beperkte rechten, in het bijzonder voor de
erfdienstbaarheid?
- Kettingbeding
- Kwalitatieve rechten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isajumelet1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.