100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Alle hoorcolleges van het vak Pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie $6.34   Add to cart

Class notes

Alle hoorcolleges van het vak Pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie

 9 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Alle hoorcolleges van het vak Pedagogische systemen in de kindertijd en adolescentie

Preview 4 out of 34  pages

  • October 7, 2022
  • 34
  • 2021/2022
  • Class notes
  • Unknown
  • All classes
avatar-seller
Hoorcollege 1


Socialisatie  proces waarbij kinderen kennis, vaardigheden en gedragingen
verkrijgen/aanleren en overtuigingen, waarden en normen eigen maken die eigen zijn aan
een bepaalde cultuur/samenleving, waardoor ze in staat zijn te participeren in de
samenleving. Richtingen socialisatie:
- Unidirectioneel  één richting (bv ouders op kinderen).
- Bidirectioneel  beide participanten dragen bij, waardoor verschillende invloeden
ontstaan.
- Transactioneel  proces over de tijd heen, meerdere bidirectionele interacties.
Additief effect  variabelen hebben afzonderlijk van elkaar invloed op een andere variabele.
Ze lopen parallel aan elkaar.

Socialisatie door de tijd heen
Psychodynamische benadering  socialisatie wordt gezien als een manier om impulsen te
reguleren, theorie van Freud.
Driften uiten zich in gedrag, uiting van instinctieve agressie of seksuele impulsen. Impulsief
gedrag wordt opgewekt door sterke innerlijke energie. Dit is in conflict met de omgeving,
ouders zijn belangrijk om dit ongewenste gedrag tegen te gaan. Er is in eerste instantie
sprake van externe controle, vervolgens verplaatst dit naar interne controle.
Freud:
- Id  primitieve driften.
- Ego  reguleert impulsen.
- Superego  geweten.
De taak van de ouders volgens Freud: kind helpen om impulsen te beheersen, om te buigen,
of uit te stellen, omdat een kind dit niet zelf kan.

Zelfregulatie onderzoek
1970 Block & Block: ego-controle stond centraal (bv inhibitie of expressie van impulsen),
maar ook ego-resiliency.
- Ego-resiliency  mate van impuls-controle (bv aanpassing van ego-controle aan de
eisen van de omgeving of situatie).
1990 Rothbart: veel onderzoek naar effortful control. Er werd onderscheid gemaakt in
verdelen of focussen van aandacht en waarnemend sensitief zijn.
- Waarnemend sensitief  je kijkt naar de situatie en je kijkt wat wenselijk is voor
bepaald gedrag.
Door die zelfregulatie krijg je een lage intensiteit van plezier. Socialisatie staat dus onder
druk van de normen en waarden van de groep waar je bij hoort.

Langeveld: kind in het eerste jaar zo veel mogelijk met rust laten, niet teveel affectie.
Dit was begin 20e eeuw de manier hoe men naar opvoeding keek. Doel opvoeding Langeveld:
uiteindelijk kinderen leren mondig te worden en zelfverantwoordelijke zelfbepaling
ontwikkelen. Ouders moeten het kind hierbij helpen.
- Mondig  het kind kan moreel en betrouwbaar deelnemen aan de samenleving.

,Spock: zorgde ervoor dat affectie belangrijker werd in de opvoeding
Begin 20e eeuw: socialisatie werd gezien als een conditioneringsprincipe, behavioristisch
perspectief.
- Klassieke conditionering  nadruk op uiterlijk gedrag, bepaalde associaties kunnen
versterkt worden (bv little Albert, Pavlov).
Watson: geloofde dat een kind een tabula rasa is (onbeschreven blad). Was van mening dat
alleen nurture belangrijk is.
Halverwege 20e eeuw: behavioristisch perspectief.
- Operante conditionering  gewenst gedrag kan aangeleerd worden door
bekrachtiging (bekrachtigen negatief of positief gedrag, bestraffen ongewenst
gedrag). Ouders ‘vormen’ hun kind.
o Bekrachtiging  kan zorgen voor toename bepaald gedrag door het
uitvoeren van een actie
 Positieve bekrachtiging  zorgt voor toenemen van positief iets.
 Negatieve bekrachtiging  wegnemen van een negatief iets.
Patterson: coercion cycle.
- Coercive cycle  proces van wederzijdse versterking waarbij ouders onbedoeld het
probleemgedrag van hun kinderen versterken en kinderen het dwingende
ouderschap van hun ouders versterken.
Bandura: sociaal cognitieve leertheorie.
- Sociaal cognitieve leertheorie  leren door observeren/imiteren. Er moet
onderscheid gemaakt worden tussen performance versus learning. Het echt doen
hangt af van motivatie en self-efficacy. Ouders moeten een goed model zijn voor het
kind.
o Self-efficacy  vertrouwen van een persoon in de eigen bekwaamheid om
met succes invloed uit te oefenen op zijn of haar omgeving door een bepaalde
taak te volbrengen of een probleem op te lossen.
Socialisatie is een resultaat van evolutie. Bowlby en Ainsworth spraken veel over
gehechtheid. Het kind heeft de aangeboren neiging om bescherming te zoeken in geval van
stress, gevaar of ziekte/ gebruikt ouder om omgeving te ontdekken. De taak van ouders is
dan dat ze ingaan op de behoefte aan bescherming of steun.
Lorenz: ethological theory (bv imprinting bij ganzen). Taak van de ouders: in
kritische/sensitieve perioden het kind iets aanleren.
Harlow: onderzoek dmv aapjes (koestering belangrijker dan voedsel).

Wat is een theorie?
- Door de mens geconstrueerd beeld van de werkelijkheid.
- Anders dan de waarneembare werkelijkheid (empirie), maar poging deze begrijpelijk
en inzichtelijk te maken.
- Een theorie geeft verbanden aan.
- Hypothesen worden afgeleid uit de theorie.
- Een theorie kan worden weergegeven in een schema of model.
- Empirisch onderzoek kan de theorie ondersteunen of verwerpen.

,Gedrag kind als gevolg opvoeding
Opvoeden als democratie, Lewin, Lippitt & White:
- Autoritaire stijl  veel controle van de ouders. Deze stijl blijkt gerelateerd te zijn aan
ongewenste ontwikkeling.
- Democratische stijl  besluiten worden in overleg genomen, communicatie speelt
een grote rol. Deze stijl gaf de beste resultaten voor de ontwikkeling van een kind.
- Laissez-faire (permissief)  veel warmte, weinig controle. Baumrind: Laissez-faire
eveneens schadelijk.
Baumrind had het veel over de verschillende opvoedingsstijlen:
- Autoritair  hoge mate controle, lage responsiviteit.
- Autoritatief  hoge mate controle, hoge responsiviteit.
- Onverschillig  lage mate controle, lage responsiviteit.
- Permissief  lage mate controle, hoge responsiviteit.
Helicopter-parenting/ hyperouders  ouders zijn overbetrokken, willen kinderen voor alles
beschermen.
Scientific democracy  manier van opvoeden waarbij het begrip democratie wordt gebruikt.
De ouders maken zich emotioneel los van het kind, zijn afstandelijk. Er is een sprake van
autoriteit door de ouders.

Opvoedingsdimensies:
- Ondersteuning/warmte  beschermende, verzorgende omgeving creëren. Voorzien
in affectieve behoeften van het kind. Doel: gericht op fysiek en emotioneel welzijn
van het kind, kind voelt zich begrepen en geaccepteerd.
- Controle  overdracht van kennis, waarden en normen, bieden van structuur.
o Negatieve aspecten: machtsuitoefening door autoritaire controle.
o Positieve aspecten: beroep doen op verantwoordelijkheid/zelfstandigheid van
het kind door niet alleen dingen op te leggen.

Opvoeding als gevolg gedrag kind
Evocatieve processen  kindkenmerken kunnen de omgeving beïnvloeden.
Problemen bij adoptieouders leiden alleen tot antisociaal gedrag bij adoptiekinderen met
een genetisch risico (antisociale biologische ouders).
Voorbeeld: angst bij het kind zorgt voor ouderlijke controle, de ouders anticiperen op de
angst van het kind. Door deze controle wordt het kind angstiger. De perceptie van dreiging
neemt toe, de perceptie van zelfcontrole over dreiging neemt af, zo is er geen gelegenheid
voor het kind om de omgeving te verkennen en vaardigheden te ontwikkelen. Angst van de
ouders modelt vermijding. Uit onderzoek is gebleken dat er bij meer angst van het kind meer
controle van de ouders ontstaat.

Sociale ontwikkeling kind als gevolg van gedrag kind x opvoeding (interactie)
Moderator effect  interactie tussen gedrag kind en opvoeding, wat resulteert in sociale
ontwikkeling kind. Bijvoorbeeld: bepaald gedrag zorgt voor ontwikkeling, maar dit kan
beïnvloed worden door opvoeding. Dit kan ook andersom: opvoeding zorgt voor
ontwikkeling, wat beïnvloed kan worden door bepaald gedrag.

, Interacties kind en omgeving:
- Diathesis-stress model  veerkrachtige individuen reageren redelijk stabiel op een
bepaalde omgevingsinvloed, die invloed kan negatief of positief zijn. Bij kwetsbare
individuen zullen negatieve aspecten zorgen voor een negatieve uitkomst
- Differential susceptibility model  ook hier reageren veerkrachtige individuen
redelijk stabiel op zowel een positieve als negatieve omgevingsinvloed. Bij ‘vormbare’
individuen zal een negatieve invloed negatieve effecten hebben, maar zal een
positieve invloed ervoor zorgen dat deze individuen meer floreren dan veerkrachtige
individuen zouden kunnen.

Ontwikkeling als gevolg van gedrag kind via opvoeding
Mediatie/ indirecte effecten  gedrag kind via opvoeding, wat resulteert in sociale
ontwikkeling kind. Er is een direct effect (bv vriendelijkheid resulteert in prosociaal gedrag),
maar dit kan ook indirect zijn (bv vriendelijkheid betekent een warmere opvoeding, wat
zorgt voor proscociaal gedrag).



Hoorcollege 2


Gehechtheid
- Een baby speelt een actieve rol in de totstandkoming van een gehechtheidsrelatie.
- Gehechtheidsrelatie  sterke, duurzame band tussen kind en gehechtheidsfiguur.
- Een belangrijk onderdeel van gehechtheid is het samenspel tussen exploratie en
nabijheid zoeken.
- De meest voorkomende gehechtheidsstijl in Nederland is veilig.
- Gehechtheidsstijlen:
o Veilig  er is een balans tussen het verkennen van de omgeving (exploreren)
en het zoeken van de nabijheid van de ouder. Zolang de ouder in de buurt is,
voelt het kind zich op zijn gemak en kan het de omgeving verkennen. Maar
zodra het kind bang of verdrietig is, staakt het kind zijn spel om de nabijheid
van de ouder op te zoeken.
o Ambivalent  kinderen zijn onzeker door het sterk wisselende, inconsistente
gedrag van hun ouders. Ze zoeken voortdurend nabijheid, zijn soms erg
aanhankelijk, passief of boos.
o Vermijdend  kinderen hebben geleerd geen beroep meer te doen op hun
ouders als ze stress ervaren, doordat ze veelvuldig zijn afgewezen. Deze
kinderen richten hun pijn, verdriet of angst eerder naar binnen, of reageren
agressief bij spanning.
o Gedesorganiseerd  deze kinderen zijn opgegroeid met ouders die zowel een
bron van steun als bron van angst zijn. Het jonge kind kan zich niet aanpassen
aan deze onoplosbare paradox en laat daarom vreemd, gedesorganiseerd
gedrag zien, zoals nabijheid zoeken bij vreemde mensen, of gaan huilen als
het zijn ouder weer ziet na een korte scheiding.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ravolphen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.34. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.34  1x  sold
  • (0)
  Add to cart