1. Op welke manieren ontwikkelden zich de Engelse koloniën in de Amerika’s (185-1833)?
2. Waardoor werd India in de 19e eeuw de belangrijkste kolonie binnen het Britse Rijk (1765-1885)?
3. Welke rol speelden de koloniën in sociaaleconomische ontwikkelingen in Groot-Brittannië (1750-1900)?
1.1 Nieuwe samenlevingen
Spanje en Portugal verdienden veel geld aan hun koloniën in Midden- en Zuid-Amerika → dit klonk
aantrekkelijk voor Engeland, zeker nu Spanje en Engeland oorlog hadden.
De oostkust van Noord-Amerika was nog niet gekoloniseerd, Engeland wilden hier haar rijkdommen vinden.
Als dit mislukte, was het gebied een handige uitvalsbasis voor in de oorlog tegen Spanje: vanuit Noord-
Amerika konden de Spaanse zilver- en goudvloten beter onderschept worden dan vanuit Europa. Een andere
reden om de kust van Noord-Amerika te verkennen, was de hoop op een nieuwe route naar Azië waar veel
kostbare producten verhandeld werden → de al bekende route was in handen van de Portugezen.
Sommige Engelse koloniën in Noord-Amerika bestonden maar kort: de oogsten mislukten en gevechten met de
indianen eisten veel slachtoffers. Virginia, in het zuidelijke deel van Noord-Amerika, was de eerste Engelse
kolonie die succesvol werd.
Na de reizen van Columbus had Europa kennisgemaakt met tabak, de vraag groeide te snel voor het aanbod.
De indianen in Virginia verbouwden wel tabak, maar niet in grote hoeveelheden. Toen de Engelse kolonist John
Rolfe tabakszaden te pakken kreeg, veranderde dit → met behulp van de plaatselijke indianen lukte het om
tabak met grote hoeveelheden te verbouwen en verwerken. Het klimaat hier bleek erg geschikt te zijn voor het
verbouwen van gewassen op plantages. Rolfe legde de basis voor de plantage-economie in het zuiden van
Noord-Amerika.
Virginia was de belangrijkste producent van tabak voor Europa geworden. Het succes van Virginia werd
overschaduwd door oorlogen tussen kolonisten en indianen → de wederzijdse irritatie nam steeds verder toe:
er kwamen steeds meer kolonisten en die gebruikten steeds meer grondgebied (wonen en landbouw).
In november 1620 kwam in de oostkust van Noord-Amerika een groep mensen die zich de Pilgrim Fathers
noemden. Dit waren strenggelovige protestanten: de katholieke Engelse koning had hen verboden hun geloof
in Engeland op hun manier te volgen → ze besloten naar Noord-Amerika te gaan en er een kolonie te stichtten
(New England). Hier hoopten ze onafhankelijk van anderen hun eigen sobere samenleving te kunnen
opbouwen en hun strenge geloofsovertuigingen te kunnen volgen.
Met behulp van de inheemse bevolking kwamen de Pilgrim Fathers de winter door, de jaren hierop bleven deze
kolonisten samenwerken met de plaatselijke indianen. De contacten waren gericht op handel.
De Pilgrim Fathers stuurden positieve berichten naar Engeland, wat als gevolg had dat in de eeuw na 1620 nog
twaalf andere Engelse koloniën gesticht werden. De meeste kolonisten waren gelovigen die zich niet thuis
voelden bij de Kerk in Engeland. Een andere reden om naar Amerika te trekken, was de bevolkingsgroei in het
moederland.
In de andere kolonies vestigden zich ook steeds meer kolonisten op het grondgebied van de indianen → de
koloniën groeiden, maar het aantal conflicten en oorlogen ook. De Engelsen wonnen deze oorlogen (1) door de
betere wapens en de gevechtstactieken en (2) doordat de verschillende indianenvolken geen eenheid
vormden, waardoor ze niet samenwerkten in de strijd tegen de gezamenlijke oorlog. Het gewonnen
grondgebied van de indianen werd meteen ingenomen door nieuwe kolonisten.
, Dat kolonisten en indianen dicht bij elkaar woonden, leidde tot handel en oorlogen, maar ook tot verspreiding
van Europese ziekten onder de indianen → zij hadden nog geen afweerstoffen en waren gemakkelijke
slachtoffers voor die ziektes. De oorlogen en de Europese ziekten zorgden ervoor dat een groot deel van de
oorspronkelijke bevolking, de indianen, van de aardbodem verdween.
Het verbouwen en verwerken van tabak en andere plantagegewassen was arbeidsintensief. In Virginia werkten
de kolonisten met een systeem waarbij nieuwkomers de kosten van hun reis konden afbetalen door te werken
op bestaande plantages, daarna kregen deze landarbeiders een stuk land om zelf een plantage te beginnen en
gebruikten dit systeem op hun beurt weer.
In 1619 bracht een Hollands schip Afrikaanse slaven naar Virginia: zij moesten werken op de plantages. In
eerste instantie werd met hun dezelfde afspraak gemaakt als met de andere nieuwkomers, maar na een paar
jaar werd deze regel aangepast → mensen die je onbeperkt als slaven kon gebruiken, waren een winstgevende
investering. De Afrikanen werden onder dwang aan het werk gezet: ze bleven dus in slavernij werken op de
plantages. De trans-Atlantische slavenhandel en de plantage-economie in het zuiden van Noord-Amerika
raakten met elkaar verbonden.
De koloniën in het noorden (vestigingskoloniën: landbouw, visserij, handel en nijverheid → welvarende
kolonies) ontwikkelden zich anders dan de koloniën in het zuiden (plantagekoloniën: tabak, rijst en katoen voor
de export → groot aandeel slaven). Deze verdeling kwam vooral tot stand door de verschillen in grond en
klimaat, waardoor de bewoners zich op verschillende economische aspecten gingen focussen.
Terwijl het Engelse koloniale gebied in Noord-Amerika zich snel uitbreidde en ontwikkelde tot dertien
winstgevende koloniën, keken de Engelse machthebbers ook naar andere gebieden in Amerika om te
koloniseren. In 1627 koloniseerden de Engelsen het eiland Barbados en in 1655 wisten ze de Spanjaarden te
verjagen van Jamaica. Deze eilanden waren populair bij Europese investeerders omdat het klimaat geschikt
was voor het verbouwen van het populaire suikerriet → het werk werd gedaan door Afrikaanse slaven.
Barbados en Jamaica werden de belangrijkste suikerproducenten ter wereld en zorgden voor grote winsten
van de investeerders.
Met het toenemen van de handel tussen de overzeese gebieden van het Britse Rijk, ontwikkelden zich vaste
routes. Hoe minder vaak een schip met een leeg ruim de zeeën over hoefde te varen, hoe hoger de winst voor
de investeerders → ze hadden een vaste vaarroute met vaste handelsproducten uit de verschillende gebieden.
Engeland richtte voor deze winstgevende driehoekshandel (Europa: wapens, textiel en luxe goederen → Afrika:
slaven → Amerika: katoen, tabak, suiker, rijst, indigo, goud en zilver → Europa) de Royal African Company op: de
concurrent van de WIC.
Groot-Brittannië ging ervan uit dat de koloniën altijd de belangen van het moederland moesten ondersteunen.
Zowel de kolonisten als de Britse bestuurders hadden voordeel van deze situatie en de handelsstromen van en
naar Groot-Brittannië waren veilig en zeker. In de loop van de 18e eeuw kwam in deze goede samenwerking
tussen Groot-Brittannië en de koloniën langzaam verandering: de Britse overheid vond dat de kolonisten een
deel van de oorlogen in Europa en de koloniën (1756-1763 Zevenjarige Oorlog) moesten betalen → Groot-
Brittannië ging belasting heffen over producten die iedere kolonist kocht.
In de 18e eeuw werden verlichte ideeën steeds populairder: er werd meer nagedacht over de vraag hoe de
macht verdeeld moest worden. Sommigen zagen volkssoevereiniteit (tegenovergestelde van absolutisme) als
een alternatief voor de machtige koningen. Montesquieu bedacht de trias politica: een systeem waarin de
macht wordt verdeeld tussen meerdere groepen → verkleint de kans op machtsmisbruik.
Behalve over macht werd er ook steeds meer nagedacht over natuurlijke rechten, zoals recht op vrijheid,
eigendom en zelfbescherming. De kolonisten in Noord-Amerika gingen ook verlichte vragen stellen: waarom
moesten ze extra belasting betalen terwijl ze geen lid mochten zijn van het Engelse parlement? → ‘no taxation,
without representation.’
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller puckvanham. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.70. You're not tied to anything after your purchase.